-DIA- schreef:SION DOOR RECHT VERLOST
Sion zal door recht verlost worden.
Jes. 1 : 27a.
Deze woorden maken deel uit van de inleiding tot Jesaja's godsspraken. Die inleiding vindt ge in de eerste vijf hoofdstukken dezer profetie. In kapittel zes. beschrijft Jesaja zijn roeping tot profeet. De vijf hoofdstukken, die aan de vermelding van die roeping voorafgaan vatten in het kort samen alles wat Jesaja tot Sion te boodschappen heeft. Ja in het kort ligt het Evangeliewoord van dezen Godsman in dit woord: „Sion zal door recht verlost worden".
Gebonden was Sion. Gebonden onder den vloek der wet; gebonden onder een beschuldigende consciëntie, die door het bloed van stieren en bokken niét kon gereinigd worden; gebonden zag Jesaja Gods volk in den macht des vijands. Maar hoe gebonden ook, Sion zou verlost worden; door recht worden verlost. Bij den Heere waren uitkomsten. Hij had eens verlost uit het diensthuis van Egypte, en Hij zou nog verlossen. De Psalmist had het reeds betuigd:
Al laagt g' o Israël als weleer
Gebukt bij tichelstenen neer
Toen gij uw juk moest dragen,
En zwart waart door uw dienstbaarheid,
U is een beter lot bereid;
Uw heilzon is aan ''t dagen.
Deze troostboodschap heeft Jesaja te brengen tot het Sion in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia, koningen van Juda. Maar zijn woord is niet beperkt tot die tijden. Het is Gods Woord aan Zijn kerk door alle eeuwen heen. Sion is niet een volk uit de grijze oudheid. Het is de kerke Gods tot het eind der dagen toe.
Hoort dan, gij gebonden Sionieten, gij zult verlost worden. Al vloekt de wet; al beschuldigt ook u de consciëntie; al gaat de vijand om als een briesende leeuw: Sion zal door recht verlost worden. De Heere is gereed om u te verlossen (Jes. 38 : 20) door Hem, die u toeroept: Ik ben het, Die machtig ben te verlossen (Jes. 63 : 1). Hij heeft de gevangenis gevangen genomen; Hij is het Die Zijn volk vrijstelt.
En maakt, dat het blijft ongekweld
Van 's doods geweld zeer krachtig.
DIE VERLOSSING IS EEN VERLOSSING VAN SCHULD.
Aan Gods recht was Sion schuldig. De vreselijke vertreding van Gods geboden; het algemeen en diep verval maakten het der verwerping waardig. In de verzen 2-9 heeft Jesaja die schuld getekend. Voor hemel en aarde heeft de Heere doen uitroepen, wat Zijn volk misdreef. Het mocht hun nog aangrijpen!
„Een os kent zijn bezitter en een ezel de kribbe zijns heren; maar Israël heeft geen kennis, mijn volk verstaat niet".
Een „wee!" wordt over het zondige volk uitgeroepen, het volk van zware ongerechtigheid, dat onder de slagen zelfs verhardt en den afval te meerder maakt. „Van de voetzool af tot het hoofd toe is er niets geheels aan hetzelve, maar wonden en striemen en etterbuilen, die niet uitgedrukt noch verbonden zijn". De dochter Sions was als een nachthutje in den komkommer hof, als een belegerde stad". Ja zó vreselijk was het algeheel verval: „Zo niet de Heere der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn, wij zouden Gomorra gelijk zijn geworden."
Gods recht werd met voeten getreden. De zonde was opgestapeld. Wat ware anders te wachten, dan dat naar het onkreukbaar recht des Heeren het oordeel der verwerping vallen zou over een volk als dit was. En te erger werd het dreigend gevaar, omdat men de verlossing zocht
BUITEN HET RECHT DES HEEREN OM.
Nog eens slaan wij het oog op de aan den tekst voorafgaande verzen. Van vers 10 tot 15 heeft Jesaja op deze Gods recht krenkende dwaasheid gewezen. En de eigengerechtigheid is afgewezen! Bij slacht- en brandoffer had Israël heil gezocht, om de straf te ontkomen. Dwaas geslacht! Is er gerechtigheid bij den mens om gemaakte schuld te voldoen? Toch zocht het verblinde volk herstel der breuk in eigen kracht. Maar God slaat die eigengerechtigheid het volk uit de hand. Als oversten van Sodom en volk van Gomorra spreekt de Heere het Israël van Jesaja's dagen aan. Moest dit woord niet ingrijpen? Deed zulk een aanspraak niet alle fundamenten van gemaakte vroomheid schudden? „Waartoe zal Mij zijn de veelheid uwer slachtofferen? zegt de Heere. Ik ben zat van de brandoffers der rammen en het smeer der vette beesten Brengt niet meer vergeefs offer; het reukwerk is Mij een gruwel Uw nieuwe maanden en uw gezette hoogtijden haat Mijn ziel; zij zijn Mij tot een last". Wat bleef van al de offeranden en gebeden en feestdagen over, als Israël daarmede de gemaakte schuld wilde voldoen? Niets! Ja nog erger, dat zoeken van eigengerechtigheid vermeerderde de schuld en was den Heere een gruwel. Gods recht eist een volkomen voldoening en die is door Sion zelf nimmer op te brengen. Eén weg slechts blijft over. Dat het volk onder Gods recht valle. Dat het met de zonde breke en erkenne, dat Jehovah recht op Israël heeft. Schuldig aan alle geboden zoeke het volk ontkoming, doch alleen door recht. Want SION ZAL DOOR RECHT VERLOST WORDEN.
Dit nu geldt niet alleen voor Sion uit Jesaja's dagen, maar door alle eeuwen heen blijft dit de enige weg ter zaligheid: DOOR RECHT VERLOST.
Naar dat recht zijn alle mensen schuldig. Den drievoudige dood hebben wij allen ons in Adam onderworpen. Geheel de wereld ligt verdoemelijk voor God. Het recht des Heeren heeft elk mens gevonnist, en vordert betaling tot den laatsten penning. Dat wij toch daarvan doordrongen mochten worden. God kan van Zijn recht niet af. Alleen door den weg der gerechtigheid verheerlijkt de Heere Zijn barmhartigheid. Daarom is een hopen op de barmhartigheden Gods buiten de verheerlijking van het recht vals en bedrieglijk.
De Remonstranten kwamen met de vraag: „Is God dan niet barmhartig?" Doch de Catechismus antwoordde: „God is wel barmhartig maar Hij is ook rechtvaardig. Daarom zo eist Zijn gerechtigheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste Majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft worde."
O, hoe noodzakelijk is het steeds en vooral ook in onze dagen den eis van Gods recht hoog te houden. Geen mens zal zalig worden dan in de volkomen betaling van alle ongerechtigheden. Niet een zonde kan onvoldaan blijven. Want één onbetaalde zonde eist het vonnis des doods. Hoevelen nemen het hier zeer licht.
Tot hiertoe heeft volgens mij niemand een probleem met dit artikel. De tekst dekt de titel: Verlossing door recht. En dat door het offer van Christus.
Maar dan gaat het artikel verder:
-DIA- schreef:Men schaamt zich in de Nederlandsche kerk niet de oude Pelagiaansche dwalingen openlijk uit te spreken en met Gods recht te spotten. Anderzijds rust men in de belijdenis dat Gods recht in Christus is voldaan. Dat moet een zondaar geloven en het is genoeg. Alsof in zulk een oppervlakkige leer niet school een praktisch Remonstrantisme. Men joeg de Remonstrant de voordeur uit, om hem door een achterdeur weer in te laten. Om niet meer te noemen tientallen mensen rusten in enige aandoeningen van hun gemoed. Zij hebben tranen geschreid; een psalmversje gehad en zij zijn gered. Aan hun bekering twijfelen zij niet. Althans zij rekenen zich bij de "kleinen", en wee u indien gij de kleinen ergert, zo zeggen zij. Dat Gods recht voldaan worden moet en elk mens een Borg voor zijn schuld behoeft, dat bekommert hen echter het minst van al. En juist daarom gaat het bij de oprechte kleinen. Dat toch ons oog geopend werd. Wij bedriegen ons zelf met dergelijke leuzen en vleien ons in een valse rust.
De schrijver van dit artikel vult hier in één keer een heleboel in voor mensen die zich bij de 'kleinen' rekenen en toch niet aan hun behoud twijfelen. Die zouden zich om Gods recht niet bekommeren. Vervolgens zou het bij de oprechte kleinen 'juist daarom' gaan. Om vervolgens daarop verder te gaan.
Iets invullen voor iemand anders (en dat nog op een uiterst versimpelende manier) en dat gaan afkraken: een walgelijke discussietruuk. Als het om een 'gewoon' onderwerp ging, zou dat zo heel erg nog niet zijn. Maar gezien het belang waar het om gaat, is het ernstiger. Hier worden inderdaad kleinen van hun geloof gestoten.
-DIA- schreef:Gelijk Jesaja op het recht Gods wees en Sion voor Gods recht daagde, zo dagvaart de Heere Zijn uitverkorenen in den tijd der minne. Hetzij zij openlijk de zonden en de wereld dienden of wel onberispelijk onder de waarheid leefden, hoe uitwendig ook verschillend van weg, hierin komen al Gods kinderen overeen, dat zij voor Gods recht gedaagd, als een verloren zondaar zich leerden kennen.
Er bleef geen uitweg. Voldoening moest gegeven voor al die schuld. En toen ging dat ontdekte volk, gelijk Jesaja van het Sion zijner dagen schreef, tot de gebroken bakken van eigen gerechtigheid. Gebogen onder de schuld met dood en hel voor ogen beloofden die ontdekte zielen beterschap en te betalen wat zij schuldig zijn. Zij zochten het buiten het recht des Heeren om. Maar de schuld werd meer, dagelijks meerder. Gods wet volgde als een bloedwreker. Gods wet stiet weg alle offeranden en tranen en gebeden.
Geen rust bleef er over. Nachten werden met klagen doorgebracht. Het liep op een einde. Alles was te kort, te licht bevonden. Gods volk, waarbij zo menigmaal men troost zocht, kon niet redden. Gods knechten vermochten niets te geven. Verloren werd het.
'k Schatte mij geheel verloren,
'k Mocht van geen vertroosting horen.
O, dat omkomen! dat bezwijken onder Gods recht! Schuldig aan alle geboden Gods en geen kwadrantpenning om te betalen.
Maar juist zo bereidt God Zijn volk om te leren verstaan dat Sion door recht verlost wordt. Zolang wij vermogen staan wij Gods recht tegen.
Alsof het Gods wil is dat wij onder de voortdurende prediking éérst Gods wil gaan weerstaan door het ergens anders te zoeken? Eerst doorgaan met stevig zondigen, zodat we nog meer vastlopen dan we al doen?
-DIA- schreef:Hier komt een bukken, een vallen, een erkennen, dat God recht is al zal Hij voor eeuwig verdoemen. En juist in dat hartelijk, oprecht erkennen van Gods recht, wil de Heere den weg in Christus openen. In Gods eigen, eengeboren Zoon toch is het recht volkomen voldaan. Alle schuld heeft Hij gedragen. Eeuwige gerechtigheid bracht Hij aan. Hij heeft voor al Zijn volk uitgeroepen: „Het is volbracht". Hij is opgewekt tot rechtvaardigmaking van de Zijnen. En Hij openbaart Zich aan dien verloren zondaar. O, welk een ruimte wordt in Hem gevonden door het geloof. De weg van verlossing is aan dien verlorene ontsloten. Zijn toevluchtnemingen zijn niet meer tot zijn deugden en krachten en tranen en gestalten. Van zichzelf af keert hij zich tot Christus, en met Paulus jaagt hij daarnaar, dat hij in Christus gevonden worden mag, niet hebbend zijn rechtvaardigheid die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is. Wat lange, bange strijd kan hier gestreden worden. Wat vreze, dat het zien op Christus te kort schieten zal; dat Gods recht nog eist en veroordeelt. Hoop en vreze worstelen met elkander. Gesterkt met Gods beloftenissen; getroost door Zijn Woord, gaat toch de ontdekking aan het recht Gods dieper in de ziel van Gods volk in. Gelijk eens Jacob met al zijn ervaringen en met al zijn beloften aan den Jabbok alles verloor, zo onderricht de Heere Zijn volk, dat alleen in Christus zij voor God bestaan kunnen. Door recht zal Sion verlost. En dat recht snijdt af alles wat buiten de eenige voldoening in Christus is. De vierschaar wordt gespannen. God de Vader eist als Rechter; Satan en de wet en de consciëntie beschuldigen; de gedaagde uitverkoren staat als zondaar voor God, ontgrond van al wat hij ervoer. Maar o, wonder van genade, terwijl de ziel het eeuwig vloekvonnis inwacht en Gods recht lief krijgt, treedt Christus in, eisend de vrijspraak op grond van de gerechtigheid door Hem verworven en waarmede Hij den zondaar bekleedt. Hier spreekt God de Vader den helwaardige zondaar vrij; voor eeuwig vrij en verzegelt het door den Heiligen Geest: „Alzo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer op u toornen, noch schelden zal". O, eeuwig wonder, Sion door recht verlost! Met behoud van Gods volmaaktheden is de schuld geworpen in eeuwige vergetelheid. Gefundeerd op Christus alleen, op het verheerlijkte recht Gods alleen, gaat Gods volk vrij uit zo volkomen, alsof ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht had, die Christus voor mij volbracht heeft". Dat is de hechte grond van Sions verlossing. Zij is op Gods recht gebouwd. O, daarvan zal dat volk zingen, huppelend van ziele vreugd:
Welzalig is de mensch, wien 't mag gebeuren
Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren.
Beproeven wij ons nu of wij in waarheid van deze verlossing door recht iets leerden kennen, en verwaardige de Heere Zijn volk niet te kunnen rusten dan alleen in de vrijspraak des Vaders op grond van Christus' gerechtigheid. Daar valt de schuld weg en wordt Gods volk verlost, ja eeuwig vrij gemaakt.
Ja: Door recht wordt Sion verlost. Onder erkenning van zonden. Maar niet door eerst te volharden in het in zichzelf zoeken van redding!