Voorwoord
Hoe indringend kon Ralph Erskine veel van zijn preken besluiten door het volgende uit te
roepen: 'O, hoe kunt u het over uw hart verkrijgen om heen te gaan zonder Hem, die de wens
van alle heidenen is? Wat mij aangaat, ik mag niet denken aan uw heengaan in zo'n staat'.
Hoe kon hij de gemeente smeken om tot Christus te komen. Hij schilderde vanaf de kansel de
vreselijkste bedreigingen van de Wet voor, maar ook de allerlieflijkste nodigingen van het
heilig Evangelie. De Erskines wisten dat de verkondiging van het aanbod van het Evangelie
het kanaal was waardoor God in Christus Zich in zondaren wilde verheerlijken. De Erskines
waren wars van menselijke inspanningen. 'Alleen Christus kan staan tussen het wraakzwaard
van Gods gerechtigheid en de zondaar, en anders zal het zwaard u treffen', zo hielden zij de
menigte van zondaren voor. Zij hoefden de mensen niet te bekeren, maar ze wisten dat God de
dwaasheid van de prediking hiervoor wilde gebruiken. Ze wisten uit eigen ervaring dat de
Geest Zich paart aan het Woord. Ze werden gedrongen door de liefde van Christus. Door niets
lieten zij zich ophouden om deze boodschap te verkondigen. Door het geredeneer van het
verstand niet, door de godsdienst niet, maar ook niet door de onverbroken en schijnbaar
verharde harten van vele zondaren.
Ook waren ze een vijand van een wettische leer. Hoe bestraften ze die predikers die alleen
maar een Evangelie hadden voor half bekeerde mensen, en alleen maar helpende genade
wilden verkondigen. 'Beter geen Evangelie dan een voorwaardelijk Evangelie', zo was de
mening van Ralph Erskine hieromtrent. Nee! de Erskines predikten een rijk Evangelie voor
dode zondaren, voor een iegelijk die wil! Voor vijanden, voor verharden, voor onwilligen,
voor onverbeterlijken, ja voor de grootste zondaren. De Erskines waren net als hun Meester
bewogen met de schare, en ze wilden niets anders dan zondaren verzamelen rondom het kruis
van Golgotha, om dan op Jezus te zien, gelijk de gebeten Israëlieten moesten opzien naar de
koperen slang. "Neemt eens een blik op Golgotha, en aanschouwt daar Die Man van
smarten!'
De Erskines wisten ook dat het geloof voor alles nodig was. Alleen door het geloof in de
beloften van het heilig Evangelie is de zondaar rechtvaardig voor God. Ze waren in dit
leerstuk dan ook voluit Reformatorisch. Dit was zeker geen aangepraat geloof, maar dit geloof
werd wel gewerkt door de Geest en alleen door het gehoor van het gepredikte Woord! Of
noemen we het overbuigende werk van de Geest, die het hart gewillig maakt om Christus door
het geloof aan te nemen, tegenwoordig een aangepraat geloof? Waarom zeggen we dit? Laten
we goed beseffen dat een mens niet in de eerste plaats een vijand van de Wet is, maar wel een
doodsvijand van het aanbod van het Evangelie uit vrije genade! Zij leerden echter geen geloof
waarbij de zondaar eigendom van zichzelf bleef, maar dit geloof betekende een sterven aan
alles wat van onszelf is. Juist daarom wezen ze het wetticisme zeer streng af, want de
wettische mens probeert toch alleen maar om met eigengerechtigheid voor God te kunnen
bestaan. 'O', verzuchtte Ralph Erskine, 'hoezeer gaat de wereld in een wettische droom ten
onder'.
Wet en Evangelie worden steeds weer vermengd, en men denkt alleen tot God te mogen
naderen als men zich in een bepaalde gestalte bevindt. En men zwoegt om zich in een
bepaalde gestalte te persen. Allerlei maskers worden opgezet! Men wil eerst vruchten zien, en
dan bezien om de boom goed te maken! Maar de aard van het geloof is juist dat ik 'in mijn
zonden en ellenden tot Hem zich ter genezing mag wenden'. Hoevelen wachten op
geschiktheden die ze nooit bij zichzelf zullen vinden? Hoevelen wachten totdat zij wat
bezitten, terwijl God alleen maar lege handen wil vullen? En zolang als ze niets bezitten, zo
redeneert men, dan is de oproep tot geloof niet op zijn plaats, dus leeft men min of meer
gerust verder.
Anderen menen van alles te bezitten, maar ze kennen Christus nog niet en denken dat het wel
zonder Hem kan. Niet iedereen komt zover, en men leeft met een traan verder naar de
eindeloze eeuwigheid. Ze hebben wel weldaden van Christus ontvangen, maar kennen Hem
nog niet. Ze hebben een onbekende God lief. Ja, ze hebben zelfs gemeenschap met God
terwijl er nog een hemelhoge schuld open staat. Wel wedergeboren, maar niet
gerechtvaardigd! Ademhalen buiten Christus, vrijheid buiten Christus, geloof buiten Christus!
Daarom mag het Evangelie ook alleen maar, aan wedergeborenen, uitverkorenen, ootmoedige,
diep-ontdekte, bekommerde vlaswiekjes verkondigd worden. De preken hoeven dan ook niet
meer appellerend te zijn, want de mens moet eerst wedergeboren zijn voordat het Evangelie
voor hem bestemd is, dus zijn de preken alleen nog maar voor het onderwijs van al die
bekommerden die een zekere heiligmaking kennen voor de rechtvaardigmaking.
De Gereformeerde Gezindte is in diep verval! We hebben een leer waarin Wet en Evangelie
vermengd worden. Men wil niet meer alleen door het naakte geloof zalig worden, maar men
wil zich bewijzen met allerlei bijzondere openbaringen en verhalen. We zijn reeds ver
afgeweken van de leer der vaderen! En de vrucht is een kerk met onbekeerde mensen. Ons
volk gaat verloren omdat het zonder kennis is. Men hoort het onderscheid niet meer tussen het
belovende Evangelie en tussen de eisende Wet. Er worden veel meer mensen zalig door de
Wet, dan door het Evangelie, terwijl de Wet juist een bediening des doods is. De Wet werkt
toorn; de Wet verdoemt en toont geen barmhartigheid!!
Maar degenen die zich laten vallen in de zoete Middelaarshanden van Christus, die worden uit
genade gered, en leven uit en door Die Ander. Dit is een leven door het geloof en niet door
aanschouwen. Dit geloof moet wassen en toenemen, opdat ik Hem meer en meer mag kennen,
maar dit geloof moet ook beproefd worden, opdat ik geoefend mag worden in het drukken van
Zijn voetstappen. De ware gelovigen worden beproefd en moeten door veel druk en
kruiswegen heen, maar 'uit die allen redt hun God, Hij is hun hulp alleen'. Dit houdt afzien
van alles in: van mijn verdorven mens, van de wet, van de wereld, van mijn godsdienst, om
alleen in Hem alles te bezitten wat nodig is tot de zaligheid. 'Rechtvaardigmaking,
heiligmaking, ja een volkomen verlossing'. Dit wordt ons aangeboden door de beloften van het
Evangelie. Door het Woord alleen! Maar het blijkt steeds maar weer dat we liever wat in
handen hebben, dan dat we als een restloze op Christus willen vertrouwen!
Ik moet deze dingen kwijt, want ik weet dat we afgeweken zijn van de eenvoudigheid die naar
het Woord is! Afgeweken van de eenvoudige, ontdekkende en belovende prediking! In de
preken van de Erskines zijn de bedreigingen van de Wet wáár, maar in deze preken zijn ook
de beloften van het Evangelie wáár! En waar zijn nu die kostelijke waarheden van het Woord
van God gebleven, die ten tijde van de Reformatie onder het stof vandaan waren gekomen?
We denken dan aan onderwerpen als: door het geloof alleen, door Het Woord alleen, door de
genade alleen. Waar zijn de preken over de vrijheid der kinderen Gods? Waar durft men
binnen de bevindelijk gereformeerde gezindte nog te preken over de mooiste tekst uit de
Bijbel: 'Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven
heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe?'
Nee, als je het 'zomaar' gelooft dan heb je het gestolen! Wie gelooft het zomaar? Er zijn
gemeenten in ons land waar er van de 2000 leden 8 oude mensen aan het Avondmaal durven!
Geloven die oude mensen 'zomaar'? Of gelooft die onbekeerde massa van 1992 mensen
zomaar? Gaan die dan niet naar de hel als ze ongelovig sterven? Of wordt er alleen gepreekt
voor een andere kerk die misschien vol met mondbelijders zit? Dan staan we op de verkeerde
kansel! Het lijkt wel of er nu een geloof is dat als kenmerk draagt: 'twijfel'. Dit is nu net het
ongeloof! Heeft een kind van God dan geen twijfel? Jazeker, maar dit is tot zijn schande. Het
ware geloof bestaat in kennis, toestemmen en vertrouwen (H.C. zondag 7). Maar het lijkt nu
wel of het tegendeel waar is. Zoveel te harder geklaagd zoveel te meerder licht; zoveel te
minder avondmaalsgangers, zoveel te rechtzinniger kerk, zoveel temeer wettische
dienstbaarheid zoveel te meer Godsvrucht.
O, Maarten Luther was er al bang voor dat, voordat hij zou sterven dat dan de leer der werken
weer ingevoerd zou zijn. En hoe is dit niet uitgekomen! Lees zijn geschriften!! (Denk aan zijn
kostbare verklaring van de Galatenbrief, de boekhandel blijft ermee zitten, terwijl allerlei
levensbeschrijvingen met veel foto's als broodjes over de toonbank gaan. Dit spreekt
boekdelen!). De bekeringen worden gemeten en gewogen. En waaraan? Aan de vruchten?
Nee, aan de voorwaarden! Want ze nemen 'zomaar' Jezus aan, terwijl ze nog niet genoeg
ontdekt waren, nog niet genoeg ootmoedig, nog niet genoeg missend geweest zijn. Maar er is
niemand die 'zomaar' Jezus aanneemt, maar het is wel de vraag of men Jezus ooit wel
aangenomen heeft. Maar dit is heel wat anders! Iedereen moet Jezus aannemen, maar niemand
mag geloven dat hij Jezus aangenomen heeft als dat geloof hem niet wederbaart. Laten we dan
separeren naar de vruchten en niet naar de voorwaarden, want wie durft te zeggen dat hij
genoeg ontdekt was, dat hij genoeg verloren was, dat hij genoeg overtuigd was?
Maar laten we liever prediken, verkondigen, heenwijzen, vermanen, opwekken, bidden, of de
Heere Zelf de wasdom wil geven. Want aan ons is de plicht om het Woord zo zuiver mogelijk
te verkondigen en de sleutelen van het hemelrijk te hanteren in de prediking van het Woord.
Dit hebben de gebroeders Erskine zo getrouw mogelijk gedaan. De preek in dit boekje werd in
onze gemeente gelezen, waarbij hij mij zo trof dat ik het voornemen kreeg om deze uit te
geven en te verspreiden. Ik kon helaas niet de gehele verhandeling in dit boekje kwijt, zodat ik
me beperkt heb tot 'het gebruik ter onderrichting'. Ik hoop en bid dat er harten door doorstoken
mogen worden, om te mogen zien op Die doorstoken Borg en Heiland Die Zichzelven
vernietigd heeft, om de losprijs te betalen om Zijn Gemeente vrij te kopen. 'En de Schrift zelf
zegt: die in Mij gelooft zal niet beschaamd worden!'
P.S. Ik heb hier geen kerkverbanden, predikanten of personen in het bijzonder op het oog,
maar ik spreek hierin mijn grote zorg uit over het afwijken van de oude gereformeerde leer
binnen de gereformeerde gezindte als geheel.
K.J. Kaptein
Urk
Ralph Erskine n.a.v. Zach 13v7
Bent u bevreesd dat u geen uitverkorene bent? O! zoek u toch met deze verborgenheid niet te bemoeien, maar overeenkomstig Gods geopenbaarde wil in Zijn Woord, bied ik u Gods Uitverkorene aan, in Dewelke Zijn ziel een welbehagen heeft; en als u met uw hart onmiddellijk gebruik van deze aanbieding maakt, door Hem ook tot uw Uitverkorene te stellen, dan kunt u van uw verkiezing volkomen zeker zijn. Bent u bevreesd dat u de zonde tegen de Heilige Geest hebt begaan? Dan moet ik u zeggen, dat uw vrees daarvan, een zeker bewijs is, dat u die nooit hebt gedaan, en daarom bied ik u ook aan, de Man, Die Gods Metgezel is. En als u gewillig bent om Hem tot uw Zaligmaker aan te nemen, zo zult u in eeuwigheid aan die zonde nimmer schuldig staan.
Bent u vol vijandschap tegen God? Ik bied u Hem aan als een volkomen Zaligmaker, Die al uw vijandschap verbreken kan, als u gewillig bent om Hem dat te laten doen. Bent u een onboetvaardig zondaar, die van alle bekering volkomen ontbloot is? Ik bied u Hem aan als een Vorst en Zaligmaker, Die verhoogd is om te geven bekering en vergeving van zonden. Geeft u uw toestemming? Hebt u Hem reeds eerder aangenomen? Dan bied ik u Hem echter bij vernieuwing aan, opdat u Hem opnieuw mag aannemen en liefelijker omhelzen dan ooit tevoren. Of hebt u tot hiertoe geweigerd om Hem aan te nemen? Ik bied u Hem nochtans aan, opdat u ondanks al de verachting die u aan Hem betoond hebt, Hem nu nog zou aannemen en in het geloof omhelzen. Bent u onmachtig om in Hem te geloven? Hebt u geen kracht om van Zijn aanbieding gebruik te kunnen maken? Wel, dan bied ik u Hem aan als de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, om dit alles krachtdadig in u te werken. Bent u begerig, arme ziel, dat Hij Zijn kracht met dat doel aan u ten koste mag leggen? Wat zal ik zeggen? Bent u onwillig te geloven? Alhoewel dit het voornaamste beletsel en de grootste hinderpaal van alles is, nochtans bied ik u daarentegen aan, de Man Die Gods Metgezel is, als een Zaligmaker, Die zowel kracht als oneindige waardij heeft, opdat Hij “in u werke, beiden het willen en het werken naar Zijn welbehagen”.
(...)
Bent u gewillig om Hem met dat doel aan te nemen, opdat Hij u aan het gebrek van uw geloof
kan ontdekken en het geloof van Zijn uitverkorenen in u werken zou? Kunt u zeggen dat het
niet in uw geloof, maar in Christus Zelf is, dat u alle heil en zaligheid zoekt? Kunt u zeggen:
Welke verkeerdheid er ook in mijn geloof zijn mag, ik weet echter dat er niets verkeerds in
Christus is, en dat ik Hem moet hebben om alles wat in mij verkeerd is recht te maken? Kunt
u zeggen: Hoezeer ik ook in het duister wegens mijn geloof ben, en wat voor soort geloof het
ook zijn mag, dat ik heb ondervonden, dit weet ik echter, dat ik soms de kracht van het
ongeloof heb ondervonden. En toen ik even weinig kon geloven als de bergen verzetten, dat
toen nochtans, het blijde genadeklank van het zalige Evangelie mijn hart trof, en mij zoveel
heerlijkheid en uitmuntendheid in Christus deed zien, dat de hele wereld niets bij Hem te
vergelijken was in mijn ogen. Ook weet ik niet beter of het is nog de begeerte van mijn hart
om Hem te hebben tot mijn Profeet, om de blindheid en donkerheid van mijn gemoed weg te
nemen. Tot mijn enige en eeuwige Hogepriester, om mij van alle schuld der zonden te
ontheffen. En tot mijn Koning, om de kracht van mijn zonden en begeerlijkheden weg te
nemen.
Zegt uw hart: ‘Graag, ja graag wilde ik Hem hebben, opdat ik aldus in Hem gezegend, en Zijn
Naam daardoor in mij verheerlijkt mag worden?’ Is dit de ademtocht van uw ziel? Dan durf ik
het op mij te nemen om de gelukkige bode te zijn, die u in de Naam des Heeren aankondigt
dat, hoe lage dunk u van uw geloof hebt, en hoezeer u uzelf ook, vanwege uw zonde en
schuld, beschouwt als het zwartste en onreinste monster dat ooit de hel heeft voortgebracht,
dat u nochtans het geloof van Gods uitverkorenen hebt, en aanvankelijk in een zalig
huwelijksverbond met de Man, Die Gods Metgezel is, gekomen bent. En daarom is de Heere
der heirscharen, in en door Hem, uw verzoende God en Vader, zodat u reeds voor eeuwig
buiten gevaar bent, dat het zwaard van Zijn gerechtigheid u ooit zal raken. U behoort tot
Christus’ schapen, en dit zwaard heeft al Zijn wraak en grimmigheid tegen Hem als Herder
uitgelaten, opdat al Zijn schapen bevrijd zouden zijn
https://www.tabernakel.nl/storage/data/ ... igheid.pdf
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"