18. Johannes Bierman, onder andere predikant te Middelburg en daar aangesteld tot
hoogleraar in de Godgeleerdheid. Hij volgde de Coccejaanse uitleg van de Schrift,
maar was gematigd in zijn toekomstvisie. Althans in zover dat blijkt uit zijn
geschriften. Hij gaf in 1701 een knappe studie uit: Mozes en Christus; uitgave
Utrecht, 1701.
Leviticus 25: 2 - 4 ... doch het zevende jaar zal voor u een sabbat der rust zijn, enz. ...
IX. Gelijk op ieder zevende jaar de Israëlieten de Wet plechtig werd voorgelezen, zo
heeft Christus, het Einde der Wet, de Wet vervuld, Romeinen 8: 3, Galaten 3: 24 en
dezelve door de vinger Gods in onze harten ingeschreven, Jeremia 31: 33.
X. De zes jaren voor dit sabbatjaar ingaande, waren een figuur van de zes perioden
des Nieuwen Testaments, in welke de gelovigen arbeiden, bouwen, planten en zaaien
moesten. Doch het zevende jaar was een schaduw van de grote Sabbat die met de 107
zevende of laatste periode komen zal. In welke de gelovigen rust, blijdschap, vrijheid
en verkwikking genieten zullen. En alle natiën en volkeren tot de bruiloft des Lams
zullen genodigd worden (Openbaring 19) om met de gelovigen dezelfde vruchten te
eten, met het Brood Jezus gespijzigd en met de druiven van de hemelse Wijnstok
verkwikt te worden.
Bron:
http://www.theologienet.nl/documenten/W ... %20Ned.pdf
[Johannes Bierman]
Blz. 447. BIERMAN (Johannes) werd geboren te Deventer, en studeerde, behalve te Harderwijk, ook te Utrecht, ofschoon zijn naam niet voorkomt in het Album Stud., onder professor Witsius (prof. te Utrecht 29 April 1680-1698, toen hij naar Leiden vertrok), tegelijk met Theodorus Becker, die (cf. Alb. Stud. kol. 86), in 1689 als student werd ingeschreven (cf. opdracht voor de Clavis apocalyptico prophetica). Hij werd later predikant te Boetzelaar (hij was hier ten minsten in 1698 reeds werkzaam) tot 1702, daarna te Kervenheim tot 1704. Toen hij gereed stond deze gemeente te verlaten, om naar Herborn te vertrekken, alwaar hij benoemd was tot professor aan de illustre-school (gymnasium academicum), om er les te geven in de ‘H. Godgeleerdheid, de Taalen en de kerkelijke geschiedenissen’, werd hij den 14den April 1704, door de academie te Harderwijk, hon. causa bevorderd tot doctor in de godgeleerdheid.
Beroepen tot predikant te Middelburg, werd hij aldaar den 2den Juni 1709 bevestigd, en in 1710 (cf. Notulen ten Rade van Middelburg 9 Juli en 8 Nov. 1710) zag hij zich aangesteld tot hoogleeraar in de godgeleerdheid aan de illustreschool, d.t.p.
Bierman overleed den 22sten Juli 1721.
Hij behoorde tot de volgelingen van Coccejus, en wel tot de zoogenaamde ‘groene Coccejanen’, wier voornaamste kenmerk was het ‘afdwalen in de dorre velden der exegese’, die ‘de fakkel der geleerdheid op den kansel zwaaiden, en zichzelf in een rookwolk hulden, die het bijna onmogelijk maakte, om iets van den Evangelieprediker te vinden’ (cf. J. Hartog, Geschiedenis van de Predikkunde. Amst. 1861, blz. 124).
De man heeft zeer veel geschreven, en, uit wat hij te boek stelde spreekt een groote mate van vernuft, spitsvondigheid, scherpzinnigheid en geleerdheid, maar of zijn kanselarbeid, aan zijn hoorders gaf wat zij verlangden, mag ten zeerste betwijfeld worden. Vele zijner boeken beleefden herdrukken, sommigen er van werden in het Duitsch overgezet, maar zijn nu geheel en al vergeten.
Van hem zag het licht:
De prophetie van Zacharias, naauwkeurig verklaard, en ter betragtinge toegepast..... Utr. 1698.
(Dit geschrift, wordt als een zeer geleerd werk geprezen in de Boekzaal, dl. XII. blz. 280-293).
Mozes en Christus, of tafereel der voornaamste voorbeelden des Ouden Testaments, uit Mozes wet, en allerley Joodsche oudheden, wijdloopig 't samengesteld, verklaard, opgehelderd en op Christus en zijn kerke geestelijk toegepast. Utr. 1700. - (Cf. Boekzaal, dl. XV. blz. 243-251).
Het eerste der hier genoemde boeken van Bierman, werd in het Duitsch vertaald door Em. Maier, en zag het licht te Bazel in 1710, het 2de verscheen onder den titel: Mozes und Christus, oder Erklärung der vornehmsten Fürbilder des Alten Testaments te Francfort a/M. in 1716.
Clavis apocalyptico prophetica, hoc est septem ecclesiarum ac totidem sigillorum, tubicinorum et phialarum apocalypt. analytica explicatio. Ultraj. 1702.
Hosea verklaard, waarvoor gevoegd is een beknopte voorrede, handelende van de namen, de Tijdordre, d'afkomste, 't leven, de dood en de begraaffenis der 4 groote en 12 kleine propheten. Utr. 1702.
[p. 749]
Verklaaring des eersten briefs van Paulus aan die van Korinthus: waarin de kracht en tsamenhang der woorden, midsgaders des apostels oogmerk verklaard, het gewigt zijner redeneeringen aangetoond, en de spreekwysen uyt de taalen, oudtheden, gewoonten en plegtigheden der oude volkeren, opgehelderd worden. Utr. 1704. Het 2de deel dezer verklaaring zag het licht in 1708, en achteraan komen de 2 brieven van ‘Clemens den Romein, aan de Corinthen.’
Heilige mengelstoffen, bevattende veele uitgeleezene stukken, zoo des Ouden als des Nieuwen Testaments, inzonderheit het heerlijk Koningkrijk van Christus; den Urim en Thummim; het leeven van Job en zijne vrienden; mitsgaders eene beknopte uitbreiding over den XVI en CXXX Psalm enz. Utr. 1716. Wat hier, over het leven van Job gezegd wordt ‘is voor een groot gedeelte de vertaling van Frid. Spanhems, Historia Jobi, dewyl deese hoogleeraar dit stuk, naer het oordeel van de heer Bierman, zeer geleert behandelt, en de duisternissen, daerin voorkoomende, zeer klaer heeft opgeheldert.’
De verhandelingen over het heerlijk Koningkrijk van Christus en over den Urim en Thummin zijn oorspronkelijk in het Latijn uitgegeven. Met de eerste deed Bierman zijn intrede als hoogleeraar te Middelburg.
Nog bevat deze bundel enkele leerredenen en wel 2 over den LXIX Psalm; 1 over Psalm CIII:17 en 18; 2 over Psalm CVII; uitbreiding over Psalm XVI;2 leerredenen over Psalm CXXX;1 leerrede over Openb. I:8. De laatste preek is over Openb. II:8. Met ‘volle kracht’ beweert Bierman hier ‘de Godtheit van Kristus’, terwijl hij hem voorstelt als ‘het begin en einde van alle onze gedachten, pogingen en betrachtingen.’
Behalve de bereids meegedeelde werken van Bierman, vermeldt v.d. Aa, ll. dl. II, blz. 529 nog:
Uitgelezen kerkredenen. Utr. 1711.
Oefening tot gebeden. Utr.
Over de prophetie van Habakuk. Utr. 1713.
Heilige keurstoffen. Utr. 1714.
Heerlijkheid des Evangeliums boven de wet.
Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. II, blz. 529. - Nagtglas, ll. blz. 39. - Zelandia illustrata. Afl. 2. Middelb. 1867, blz. 336.
Bron:
http://www.dbnl.org/tekst/bie_005biog01 ... 1_0451.php