Luther schreef:huisman schreef:helma schreef:ik was ook blij met het artikel en de liefde die er door heen klonk.
voor de brochure heb ik nog geen tijd gehad.
Goed interkerkelijk initiatief. Maar zal het wat uitwerken? Luther zegt dat er een gevaar is dat wij jongeren kwijtraken.Dat gevaar is helaas al lang werkelijkheid. Elk jaar vertrekken er honderden jongeren(doopleden) onze reformatorische kerken om voluit de wereld in te gaan. ( CGK 2010 359 doopleden GG 2010 236 doopleden cijfers uit de jaarboekjes 2011)
De satan gaat rond als een briesende leeuw en als een engel des lichts dat is de Bijbelse werkelijkheid. Daar moeten ouders rekening mee houden in het opvoeden van hun kinderen en het maken van keuzes. Alleen onder de vleugels van de Zaligmaker ben je veilig. Dan heb je een Schuilplaats in gevaren. Al het andere zijn lapmiddelen.
Daarin heb je volkomen gelijk, maar dat wil niet zeggen dat de handreikingen die gedaan worden in de brochure niet ter harte genomen moeten worden. Ik ben namelijk bang dat we de getallen over 2010 binnen een decennium kunnen ver10voudigen.
Daar ben ik ook bang voor. En de twee meest voorkomende reacties zullen averechts werken.
1.De "redelijke" godsdienst zo verwateren dat iedereen "kerks" kan blijven maar er geen leven meer gevonden wordt.
2.De kerkelijke en leerstellige touwtjes zo strak trekken dat ook alle leven wegvloeit.
Menselijk gesproken moeten wij terug naar waar het verkeerd is gegaan. De gezinnen. De dienst aan de HEERE moet heel het gezinsleven doortrekken . Jongeren moeten jaloers worden op een leven met de HEERE. Ouders moeten zelf niet rusten voor zij de HEERE mogen kennen en de kinderen mogen deze geestelijke worstelingen ook zien.
Ambtsdragers moeten weer de zwaarte van hun ambt gevoelen. Hun zijn zielen toevertrouwd die elk ogenblik in gevaar zijn.
En......wij moeten weer terug naar de HEERE met schuldbelijdenis niet alleen op onze lippen maar in ons hart.(Daniël 9)
4 Ik bad dan tot den HEERE, mijn God, en deed belijdenis, en zeide: Och Heere! Gij grote en verschrikkelijke God, Die het verbond en de weldadigheid houdt dien, die Hem liefhebben en Zijn geboden houden.
5 Wij hebben gezondigd, en hebben onrecht gedaan , en goddelooslijk gehandeld, en gerebelleerd , met af te wijken van Uw geboden, en van Uw rechten.
6 En wij hebben niet gehoord naar Uw dienstknechten , de profeten, die in Uw Naam spraken tot onze koningen, onze vorsten en onze vaders, en tot al het volk des lands.
7 Bij U, o Heere! is de gerechtigheid, maar bij ons de beschaamdheid der aangezichten, gelijk het is te dezen dage; bij de mannen van Juda, en de inwoners van Jeruzalem, en geheel Israel, die nabij en die verre zijn, in al de landen, waar Gij ze henengedreven hebt, om hun overtreding, waarmede zij tegen U overtreden hebben.
8 O Heere! bij ons is de beschaamdheid der aangezichten, bij onze koningen, bij onze vorsten , en bij onze vaders, omdat wij tegen U gezondigd hebben .
9 Bij den Heere, onzen God, zijn de barmhartigheden en vergevingen, alhoewel wij tegen Hem gerebelleerd hebben.
10 En wij hebben der stem des HEEREN, onzes Gods, niet gehoorzaamd, dat wij in Zijn wetten wandelen zouden, die Hij gegeven heeft voor onze aangezichten, door de hand van Zijn knechten, de profeten.
11 Maar geheel Israel heeft Uw wet overtreden , met af te wijken, dat zij Uwer stem niet gehoorzaamden; daarom is over ons uitgestort die vloek, en die eed, die geschreven is in de wet van Mozes, den knecht Gods , dewijl wij tegen Hem gezondigd hebben.
12 En Hij heeft Zijn woorden bevestigd, die Hij gesproken heeft tegen ons, en tegen onze richters , die ons richtten, brengende over ons een groot kwaad, hetwelk niet geschied is onder den gansen hemel, gelijk aan Jeruzalem geschied is.
13 Gelijk als in de wet van Mozes geschreven is , alzo is al dat kwaad over ons gekomen ; en wij smeekten het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, niet, afkerende van onze ongerechtigheden, en verstandelijk acht gevende op Uw waarheid.
14 Daarom heeft de HEERE over het kwade gewaakt , en Hij heeft het over ons gebracht; want de HEERE, onze God, is rechtvaardig in al Zijn werken , die Hij gedaan heeft, dewijl wij Zijner stem niet gehoorzaamden.
15 En nu, o Heere, onze God! Die Uw volk uit Egypteland gevoerd hebt, met een sterke hand, en hebt U een Naam gemaakt, gelijk hij is te dezen dage; wij hebben gezondigd, wij zijn goddeloos geweest.
16 O Heere! naar al Uw gerechtigheden, laat toch Uw toorn en Uw grimmigheid afgekeerd worden van Uw stad Jeruzalem, Uw heiligen berg; want om onzer zonden wil en om onzer vaderen ongerechtigheden , zijn Jeruzalem en Uw volk tot versmaadheid bij allen, die rondom ons zijn.
17 En nu, o onze God! hoor naar het gebed Uws knechts, en naar zijn smekingen; en doe Uw aangezicht lichten over Uw heiligdom, dat verwoest is; om des Heeren wil.
18 Neig Uw oor, mijn God! en hoor, doe Uw ogen op, en zie onze verwoestingen, en de stad, die naar Uw Naam genoemd is; want wij werpen onze smekingen voor Uw aangezicht niet neder op onze gerechtigheden, maar op Uw barmhartigheden, die groot zijn.
19 O Heere, hoor! o Heere, vergeef! o Heere, merk op en doe het, vertraag het niet! Om Uws Zelfs wil, o mijn God! Want Uw stad, en Uw volk is naar Uw Naam genoemd .
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.