Het was in 2007 dat er een onderzoek werd verricht onder de 'gereformeerde gezindte', ofwel onder 'refo's'
Het is nu 2023 en we zien dat een commentaar op dit onderzoek nog heel actueel is.
Dhr. L.M.P. Scholten schreef naar aanleiding van dit onderzoek (zie link),
https://www.digibron.nl/zoeken/bron/Ref ... 007-09-31/
het volgende in De Wachter Sions. De titel boven zijn artikel was VERWARRING. In het artikel wordt gesproken van klimaatsverandering. Ik denk dat dit het geheel goed typeert. Daarom heb ik er een kop boven geplaatst.
KLIMAATSVERANDERING
Verwarring
Als sociologen zich aan godsdienst wagen, degraderen ze geloof in feite tot een meetbaar maatschappelijk verschijnsel. Met deze stelling gooide dr. ir. J. van der Graaf begin deze maand in het RD een knuppel in een hoenderhok. Als reactie op een aantal recente sociologische onderzoeken over de invloed van geloof en godsdienst betoogde Van der Graaf dat geloof hoogstpersoonlijk en dan ook persoonlijk zeer onderscheiden is. Het werk van de Heilige Geest valt niet na te rekenen met percentages. Godsdienstsociologen reageerden zeer geprikkeld. Natuurlijk weten we wel dat we het geloof zelf niet kunnen meten, zeiden ze. Maar de gevolgen van het geloof in de levenspraktijk van de mensen kunnen we wel nagaan. En met de resultaten van zulke onderzoeken kunnen de kerken hun voordeel doen.
Wie heeft er gelijk? Gevoelsmatig zullen we geneigd zijn, voor de opvatting van Van der Graaf te kiezen. Gaan we erover denken, dan geven we toe dat sociologen in staat zijn, allerlei facetten van het menselijk leven in kaart te brengen. Waarom dan niet de invloed van onze principiële levensovertuiging op ons dagelijkse leven?
De vraag is echter of de gangbare onderzoeksmethode (een vragenlijst met geprogrammeerde meerkeuze-antwoorden) niet wezensvreemd is aan het voorwerp van onderzoek. De opiniepeilers bedenken van tevoren zoveel mogelijk te verwachten antwoorden en brengen die bij voorbaat onder in de keuzemogelijkheden. De rangschikking ligt al vast; de uitkomst is alleen nog een zaak van antwoorden turven. Maar daarvoor is het geloof inderdaad te zeer een individuele zaak. Het zou wel een wonder zijn, wanneer het tevoren uitgezette kader werkelijk overeenkomt met de uitkomst. Het gevolg is dan, dat de persoonlijke mening van de onderzoeker – de boodschap die hij aan de kerken wil meegeven op basis van zijn onderzoek – van grote invloed is op de wijze waarop hij de resultaten van zijn onderzoek uiteindelijk presenteert.
Een voorbeeld van een mislukt onderzoek kwam al heel snel daarna. Het RD publiceerde groots opgezet het resultaat van een opiniepeiling naar de staat van de gereformeerde gezindte onder de titel 'Schuivende panelen'. (De keuze van die titel wordt niet verklaard. Ouderen zullen zich herinneren dat dit de naam was van een geruchtmakend rapport van een zelfonderzoek van de Partij van de Arbeid in de jaren tachtig.) De materie is belangrijk genoeg. Ruim duizend RD-abonnees gaven hun medewerking aan het onderzoek. Maar wat levert het invullen van de multiplechoicevragen nu aan resultaat op?
Met de uitspraak 'In reformatorische kring gaat het echte geestelijke leven steeds meer ontbreken' verklaarde 77 procent van de ondervraagden het eens te zijn.
Let wel, er wordt gesproken van het echte geestelijke leven. Dat gaat steeds meer ontbreken; er was dus al niet veel meer, maar het wordt steeds minder gevonden. Deze klacht wordt onder ons vanaf de preekstoel en in geschriften voortdurend geuit. Maar tot onze verrassing blijkt ruim driekwart van de reformatorische mensen het daarmee eens te zijn.
Maar nu een andere uitspraak die aan de ondervraagden werd voorgelegd: 'Geloof is voor mij meer een kwestie van echt geloven geworden en minder een verstandelijk weten.' Hierop antwoordt ook maar liefst 73 procent bevestigend. Betekent dit: Voorheen was het bij mij meer een historisch geloof, maar nu is het voor mij meer een zaligmakend geloof geworden? Geeft men daarmee te kennen, neen, misschien nog niet dat men bekeerd is, maar wel dat men toch wel overtuigd zijn van de echtheid van zijn geloof? Is dit de overtuiging van driekwart van de refomensen?
Dan is de tegenstelling tussen deze beide uitspraken heel wonderlijk. Want gezien de percentages moet er dan een heel grote groep (minimaal de helft in de gereformeerde gezindte) zijn, die het echte geloof in reformatorische kring steeds meer zien verdwijnen, maar het wel van zichzelf geloven.
Of zouden ze de tweede uitspraak zó hebben opgevat: Meer dan vroeger besef ik dat een historisch geloof niet genoeg is, en dat ik deel zal moeten krijgen aan het ware, zaligmakende geloof, zal het wel zijn op reis naar de eeuwigheid?
Dat is een heel ander antwoord. Maar dat maakt wel duidelijk, dat de formulering van de uitspraak ongeschikt was voor het onderzoek.
Een dergelijke vreemde tegenstelling kwamen we meer tegen. De uitspraak 'Bij het geloof hecht ik minder aan de vorm (uiterlijkheden en regels)' werd door 64 procent onderschreven. Dat lijkt op de doorwerking van de tijdgeest: vormen, uiterlijkheden, al die regeltjes waarmee mensen het elkaar in de kerk zo moeilijk kunnen maken (zo zegt men), willen de meesten niet meer; het komt maar op de kern van het geloven aan en al die uiterlijkheden zijn maar bijzaak. Of, zoals een van de krantenkoppen luidde: 'Jongeren prikken door vormen heen'. Driekwart van de ondervraagden heeft zelfs de indruk dat de vorm in de gereformeerde gezindte steeds meer wordt benadrukt.
Maar wat dan te denken van de volgende uitspraak: 'Een waar geloof komt tot uitdrukking in een nauwgezette levenswandel'? Daarmee stemde maar liefst 95 procent van alle ondervraagden in.
Het RD zelf verklaart deze tegenstelling door te veronderstellen dat men vindt dat een nauwgezette levenswandel meer tot uitdrukking komt in waarden als eerlijkheid en integriteit dan in uiterlijke vormen.
Het komt ons veel waarschijnlijker voor, dat de eerste uitspraak voor velen die zich daarover moesten uitspreken, bepaald werd door de woorden 'bij het geloof', waardoor zij dachten: Het ware, zaligmakende geloof, het echte geestelijke leven is geen kwestie van vorm of uiterlijkheden. Dat geeft alweer een geheel andere verklaring.
En nog een laatste voorbeeld. Van de ondervraagden noemt 91 procent wereldgelijkvormigheid als belangrijkste bedreiging van binnen uit voor de reformatorische kring.
Dat lijkt te duiden op grote eensgezindheid. Maar wat verstaat men dan onder wereldgelijkvormigheid? Dan zal de een denken aan televisie en open internet, maar de ander aan een grote Mercedes met airco en Tomtom. Kortom, als het onderzoek 'Schuivende panelen' iets opgeleverd heeft, is het dat de verwarring, misschien moeten we zeggen de desintegratie, in reformatorische kring alleen maar toeneemt. Zo dienen we waarschijnlijk ook de allereerste uitspraak op te vatten: 'In reformatorische kring gaat het echte geestelijke leven steeds meer ontbreken.' Iemand die zich steeds meer heeft laten beïnvloeden door de evangelische richting en als het ware al met de deurknop in de hand staat om de kerk waar hij altijd toe behoorde te verwisselen voor het 'volle evangelie' of iets dergelijks, verstaat onder het echte geestelijke leven iets totaal anders dan wij.
En daarom kunnen we instemmen met de mening van ouderling Van der Garde uit Opheusden, die in de betreffende RD-bijlage als volgt werd aangehaald: 'Wat bij Van der Garde vragen oproept is dat veel geënquêteerden aangeven dat geloven voor hen meer echt geloven is geworden en minder alleen een verstandelijk weten. 'Ik weet niet goed wat ik hiervan moet denken. Ik vraag me af: Wat wordt hier verstaan onder echt geloven? Het waarachtig geloof waarvan de catechismus spreekt? Ik ben bang dat deze enquête-uitkomst laat zien dat het klimaat binnen de gereformeerde gezindte verandert. Dat we, juist op punten als deze, niet allemaal meer dezelfde taal spreken.'
Een onderzoek waarvan de belangrijkste antwoorden telkens zo verschillend uitgelegd kunnen worden, had beter niet gepubliceerd kunnen worden.
Twee weken geleden schreven we over het ambtsgebed. Daarbij stelden we de vraag of iemand wist of de SGP ooit geprobeerd heeft het ambtsgebed in de Staten-Generaal terug te krijgen. De heer A. Verwijs uit Wijk en Aalburg maakte ons attent op de woorden die ds. Kersten hieraan op 14 februari 1924 in de Tweede Kamer tijdens de algemene beschouwingen gewijd heeft. De volgende alinea uit zijn Kamerrede is voor ons van belang:
'Mijnheer de Voorzitter! Ik spreek de hoop uit, dat het Ministerie met krachtige hand een Christelijk stempel drukke op onze wetgeving. Lijkverbranding niet oogluikend toelate; tegen de toenemende zonde optrekke; Gods naam en dag heilige. Van haar wacht ik een voorstel, ook de vergaderingen der Staten-Generaal met gebed te openen, opdat de levende God worde erkend als de Bron van alle goed.'
De minister-president jhr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck reageerde zoals te verwachten viel. In zijn beantwoording van de rede van ds. Kersten zei hij: 'Of de vergaderingen der Staten-Generaal, naar oud gebruik, met gebed zullen zijn te openen, staat uitsluitend ter beslissing van de beide Kamers. De Regeering zou buiten haar bevoegdheid treden, indien zij trachtte daarop invloed uit te oefenen.'
In tweede termijn is ds. Kersten er niet meer op teruggekomen.