Marnix schreef:huisman schreef:Marnix schreef:
Volgende vraag is dan: Kan je op het formulier van de openbare geloofsbelijdenis / de vragen volmondig "ja" zeggen en je vervolgens niet wedergeboren weten, niet gerechtigd om aan te gaan etc? Klopt dan dat "ja" wel?
(Natuurlijk is dit in de praktijk een stuk lastiger, dan komt door de, volgens mij wat onterechte scheiding die is aangebracht tussen waar geloof en wedergeboorte. Geloofsbelijdenis doen houdt niet in dat je zegt dat je wel wil geloven maar niet kan... Het is geen belijdenis van goede intenties, maar belijdenis van je geloof, wat inhoudt dat je gelooft dat Jezus Christus stierf om je te redden. Helaas heb je mensen die geloofsbelijdenis doen uit gewoonte, en anderzijds bij sommigen het idee dat bovenstaande geloven niet genoeg is, er moet nog meer gebeuren. En natuurlijk een groep mensen die uit volle overtuiging hun geloof belijdt, laten we dat niet vergeten)
Probleem is dat wij eerst moeten weten welke vragen beantwoord moeten worden. In onze kerk zijn dat de vragen van Voetius.
Belijdenisvragen van Voetius
1. Verklaart gij dat de leer van onze kerk (welke gij geleerd, gehoord en beleden hebt) houdt voor de ware en zaligmakende leer, overeenkomende met de Heilige Schriften?
2. Belooft gij dat gij door de genade Gods, in de belijdenis van deze zaligmakende leer standvastig zult blijven, en in haar zult leven en sterven?
3. Belooft gij dat gij overeenkomstig deze heilige leer uw leven altijd godvruchtig, eerbaar en onberispelijk zult inrichten, en dat gij uw belijdenis met goede werken zult versieren?
4. Belooft gij, dat gij u aan de vermaning, terechtwijzing en kerkelijke tucht wilt onderwerpen en onderworpen zult zijn, indien (wat God verhoede) het mocht gebeuren, dat gij u in leer en leven kwaamt te misgaan?
Klopt, daarmee had ik in mijn reactie al rekening gehouden. Volgens mij kan je geen "ja" op die vragen zeggen en je dan vervolgens onbekeerd weten en zomaar bij het Avondmaal wegblijven.
Op zich is dat zorgelijk omdat het zorgelijk is dat zondaren onder de bediening van het Evangelie onbekeerd blijven. Maar ik zie het doen van belijdenis des geloofs meer als een keus om de HEERE te willen dienen zoals in het O.T. het verbondsvolk Israël regelmatig tot zo'n keus gedwongen werd. Het is een keus waar de HEERE op terug zal komen. Maar als die keus door de HEERE gezegend mag worden zal het een keus zijn waar je nooit spijt van zult krijgen.
Dat kan zijn, maar die keuze is wel een keuze tussen leven en dood volgens die tekst. Je kan dus niet zeggen: Ik kies om Hem te dienen... maar ik ben nog steeds dood en hoop dat ik ooit levendgemaakt wordt.
Hallo allemaal, ben hier nieuw op het forum, maar vind dit een erg interessante discussie waar ik graag op wil reageren.
Met name de vragen die Marnix heeft:
Volgende vraag is dan: Kan je op het formulier van de openbare geloofsbelijdenis / de vragen volmondig "ja" zeggen en je vervolgens niet wedergeboren weten, niet gerechtigd om aan te gaan etc? Klopt dan dat "ja" wel?
Ik ben zelf van mening dat dat "ja" geen ja kan zijn als je niet bent wedergeboren.
Ik wil dit graag aangeven door de 3e vraag van Voetius te toetsen aan de DL en de HC:
3. Belooft gij dat gij overeenkomstig deze heilige leer uw leven altijd godvruchtig, eerbaar en onberispelijk zult inrichten, en dat gij uw belijdenis met goede werken zult versieren?
Als wij hier zondag 3 v&8 naast leggen lezen wij dat een mens alleen iets goeds kan doen als hij/zij is wedergeboren. Anders ben je hiertoe niet in staat.
Ik vraag me aan de hand daarvan heel erg af hoe je God kunt beloven goede werken te doen als je niet bent wedergeboren. Of hoe je God kunt beloven dat je “uw leven altijd godvruchtig, eerbaar en onberispelijk zult inrichten”, als je dat leven nog niet kent. Is dat niet een loze belofte die misschien wel helemaal niet ingelost kan worden.
Sterker nog ik vraag mij heel erg af hoe een kerkenraad, iemand die zelf zegt niet wedergeboren te zijn (of andersom, waar de kerk van zegt dat ze niet wedergeboren zijn) toe laat tot het doen van belijdenis van het geloof en hun dan deze beloftes laat maken. Zijn zij niet degenen die daar juist op toe moeten zien?
Daarnaast is het toch zo dat iemand pas na wedergeboorte het ware geloof kan hebben?
Wat heeft God aan een “geloofsbelijdenis” als dat niet gaat om het ware geloof, is het effect van al het andere geloof niet gewoon puur de uiteindelijke dood? Is dan belijdenis doen van “geloof” niet gewoon iets puur uiterlijks of voor de vorm?
Even kijken naar wat er in de DL staat over de wedergeboorte
DL H3/4 art 12: schreef:
Dit is de wedergeboorte, de vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking uit de dood en levendmaking, die God zonder ons in ons tot stand brengt en waarover in de Schrift zo indrukwekkend gesproken wordt. God brengt deze wedergeboorte niet tot stand door alleen te laten prediken of een appel op ons te doen. Zij geschiedt niet op zo'n manier dat de mens, wanneer God voor zijn deel het werk voltooid heeft, nog steeds bij machte is al dan niet wedergeboren en bekeerd te worden. Nee, het is een volstrekt bovennatuurlijke, zeer krachtige en tegelijk zeer liefdevolle, wonderbare, verborgen en onuitsprekelijke werking. Deze is naar het getuigenis van de Schrift, die ingegeven is door dezelfde God die dit bewerkt, niet minder krachtig dan zijn werk bij de schepping of de opwekking van doden. Daardoor worden allen bij wie God op deze bewonderenswaardige wijze in het hart werkt, volstrekt zeker en met kracht wedergeboren en gaan zij metterdaad geloven. En wanneer de wil vernieuwd is, wordt hij niet alleen door God geleid en bewogen; maar door God in beweging gebracht, werkt hij ook zelf. Daarom wordt terecht gezegd dat de mens zelf gelooft en zich bekeert door de genade, die hij ontvangen heeft.
DL H3/4 art 11: schreef:
Hij vernieuwt de wil: van dood maak Hij hem levend, van slecht goed, van onwillig gewillig, van weerbarstig gehoorzaam. Hij brengt de wil zover en geeft deze zoveel kracht, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.
Hierin staat dus oa duidelijk dat de wedergeboorte verborgen en onuitsprekelijk is. Je kunt de wedergeboorte dus alleen herkennen aan de vrucht.
Daarom staat er ook in DL H1 art 12: “de onmiskenbare vruchten van de uitverkiezing, die Gods Woord aanwijst, bij zichzelf opmerken, zoals bijvoorbeeld het ware geloof in Christus, kinderlijk ontzag voor God, droefheid naar Gods wil over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid.”
“bij zichzelf opmerken” staat er, gaat het dan over de wedergeboorte? Nee, het gaat over de vruchten van uitverkiezing, en die vruchten heb je alleen als je bent wedergeboren. Daarnaast staat er dat Hij de wil vernieuwt, wat is de aard van een mens? V&a 5 uit de HC is er erg duidelijk over: naar mijn aard ben ik erop uit om God en mijn naaste te haten. Dat is de aard van de mens, de wil van de mens.
Maar wat gebeurd er dan? God vernieuwt die wil, ineens wil de mens naar Gods wil leven!
Dan komen we in 1x weer terug bij de 3e vraag: “uw leven altijd godvruchtig, eerbaar en onberispelijk zult inrichten”. Dat kan dus alleen als je bent wedergeboren. Het is toch raar als je iets belooft als je van te voren al weet dat je het niet kan? Daarom ben ik dan ook van mening dat je geen belijdenis kunt doen als je niet bent wedergeboren. Anders gezegd:
Of je bent wedergeboren, doet belijdenis van het ware geloof en je komt na wat je belooft
Of je bent niet wedergeboren, kunt geen belijdenis doen omdat je de belofte (nog) niet na kunt komen
Daarom is belijdenis doen zonder wedergeboorte liegen tegen God, en Hem dingen beloven die je niet waar kunt maken.