refo schreef:Gods eer is niet aangetast. Het is een tekort doen aan.
Een interne tegenstrijdigheid, amice.
Dank voor je meedenken, amigo.
Ik meen echter dat je iets over het hoofd ziet.
Je knipt namelijk het element rechtvaardigheid eruit, en dan kom je met deze halve waarheid. Dat is inderdaad een tegenstrijdigheid.
Nogmaals: God is niet aan te tasten in Zijn eer. Daar zorgt Hij Zelf voor. Nog een keer uitgelegd dan maar:
Gods eer bestaat uit het dienen van Hem, enkel gericht op Zijn eer.
Als een schepsel dat weigert door niet te gehoorzamen maar eigen eer te zoeken, dan volgt er een straf. Rechtvaardig, want de mens heeft vooraf een GEbod tot het leven tot eer van zijn Maker gekregen. Een overtreding met kennis van het gebod is willens en wetens en maakt de overtreder voluit verantwoordelijk voor zijn daad.
Gods eer zou aangetast zijn als Hij de zonde ongestraft liet!
De mens overtreedt in het zondigen een GEbod, en niet een VERbod. Dat maakt het verschil.
God straft in Zijn volkomen Rechtvaardigheid de zondaar om de zonde (= doel missen, = God niet eren).
Daarmee komt God eveneens aan Zijn eer. Maar dan wel in zijn Rechtvaardigheid.
God is op geen enkele wijze afhankelijk van een mens.
Ook niet om aan Zijn eer te komen. Toch wil God dat de mens Hem eert. En heeft Hij een mens gemaakt die dat in alle vrijwilligheid en liefde kon. Willens en wetens, uit liefde tot zijn Maker en Formeerder.
Omdat God als Volkomen Rechtvaardig de zonde niet ongestraft kan laten, zou de Heere worden geraakt in Zijn liefde tot Zijn schepsel. Daarom heeft Hij uit Liefde een volk verkoren ter zaligheid.
Dat kon alleen als de straf uitgevoerd werd, want God blijft tegelijkertijd rechtvaardig, Hij doet geen afstand van Zijn recht. Dat is strijdig met Zijn goddelijke natuur.
En de Liefde tot Zijn Schepsel was zo groot, dat Hij Zichzelf in Zijn Zoon gaf tot een schuldoffer. God verzoent Zichzelf daarmee! Dat staat duidelijk in de brief van Johannes.
Het schuldoffer is daarmee ook volkomen en algenoegzaam. Als God Zelf het schuldoffer is, is het offer oneindig in verzoening met God Zelf. De algenoegzaamheid betekent dat alle gevallen mensen in staat zijn in Christus(!) weer te beantwoorden aan het doel van de Schepper, dat nooit verandert is: Vrijwillig Hem dienen zonder vrees. Christus vervulde de Wet die de gevallen mens niet meer kan houden na de val. Daarmee is het voor een zondig mens mogelijk in een verzoende betrekking te staan voor God, overeenkomstig de staat in het paradijs, en heeft de zondige natuur geen enkel vat meer op de gelovige mens. De zonden kunnen dan niet meer tot vloek zijn. De toepasssing van de verzoening is persoonlijk te verkrijgen dóór het geloof. Dat is wat rechtvaardig maakt, als middel van God gegeven en gewerkt in de wedergeboorte.
Enkel de rechtvaardig gemaakte zondaars kunnen zodoende de straf ontgaan en wederom tot genade komen.
En daarom is geloof het enige middel tot behoud.
En dat komt overeen met de opdracht die het Evangelie, Gods Woord, predikt: Bekeert u en gelooft het Evangelie!
Bekering: Weer uit vrije wil God dienen, tot Zijn eer.
Geloof: De weg tot verzoening in Christus.
Vrije wil: God vernieuwt de mens in de wedergeboorte tot een gewillige dienaar van Hem.
Alles is Gods Werk. Voor 100%.
Een verder punt van overdenking is het gegeven dat de weg tot behoud van de mens een opdracht is. Want: Wie niet gelooft
weigert opnieuw te gehoorzamen om vrijwillig God te dienen. Weigert opnieuw zoals Adam in het paradijs God te dienen op de wijze zoals Hij dat beveelt.
De doodstaat van de mens is geen excuus om niet te geloven. God heeft een nieuwe weg gebaand in Christus; Zelfs na de zondeval is het daarmee mogelijk Hem te eren op de wijze zoals Hij dat in het paradijs bevolen heeft: Vrijwillig, uit Liefde.
Daarom is het Evangelie geen vrijblijvende boodschap maar een boodschap van genade voor iedereen. Wie dat verwerpt doet precies als Adam in het Paradijs: Valt opnieuw in de zonde van het niet willen dienen van God.
En ook dan weer geldt: Gods eer kan niet worden aangetast. Wie niet gehoorzaamd aan de geopenbaarde wil van God Hem te dienen, wat nu enkel mogelijk is in Christus, wordt gestraft.
En wie het Evangelie kent met dubbele slagen.
De eerste slag vanwege de zondeval en zonden,
De tweede slag vanwege het afwijzen van de weg die het mogelijk maakt weer voor God te kunnen bestaan: Jezus Christus, het Lam Gods. Wie niet gelooft wijst die Weg af en wijst daarmee God Zelf af. Willens en wetens.
Daarom is Gods Woord een tweesnijdens scherp zwaard:
Het stelt altijd de zondaar schuldig, maar is tegelijkertijd een bron van vreugde voor een ieder die gelooft omdat genade verkrijgbaar is vanuit een algenoegzame verzoening.
Als ik de Bijbel lees (en dan vooral het OT) zie ik het kwaad, de ongehoorzaamheid veel meer als iets wat er naast God óók is en waarvoor je ook kunt kiezen.
Het kwaad kun je kiezen, inderdaad, elke dag weer. Maar dat kwaad wordt BEDREVEN. In ongeloof. In ongehoorzaamheid.
Onze wil is niet vrij meer om het goede te kiezen.
Onze doodstaat betreft niet de gebonden wil om de zonden te dienen. Die is springlevend. En juist voor dat springlevende, die zondige mens, heeft God een middel: Zijn Woord dat onder de Werking van Gods Geest getuigt van zonden, gerechtigheid en oordeel en ook van genade voor zondaren.
Daarom is ook de doodstaat geen excuus om niet te geloven. Gods Woord predikt dode zondaren tot leven!
Nog een aanvullende opmerking over de verkiezing: Je ziet in mijn betoog geen enkele verwijzing naar de verwerping. Wel een verkiezing en de weg die alle mensen voorgehouden moet worden.
De verkiezing is een leerstuk, geen preekstuk. Daar bedoel ik mee dat we de verkiezing een plaats moeten geven in de ene plaats als uitleg dat er verzoening mogelijk is en daarmee zondaren kunnen worden opgeroepen te geloven en genade aan te nemen. Daarin erkent de zondaar ook zondaar te zijn, want wat zegt het begrip genade anders?
Anderzijds mag een gelovige geleerd worden dat de Heere Zelf het willen en werken wrocht in de mens, zodat God de eer krijgt van het geloof. De verkiezing is daarbij de troost dat God Zelf in staat voor Zijn werk.
De verwerping is het voorbijgaan van de ongelovige die weigert God te dienen. Dat zal achteraf blijken. Het moet een klem zijn om onze verkiezing vast te maken. Maar geen zaak om in te spitten om ergens te kunnen vaststellen dat God verantwoordelijk is voor de verwerping. Evenzeer acht ik het onjuist als de verwerping wordt aangewend de oproep om aan Gods bevel van Geloof en Bekering af te zwakken door de kant van de genade éénzijdig weg te laten en enkel de wets prediking aan alle hoorders voor te leggen.
De algenoegzame genade reikt verder dan de uitverkorenen; Een volkomen Goddelijke verzoening is immers onbeperkt en niet af te meten aan schepselen. Evenwel zal achteraf blijken dat enkel de uitverkorenen daadwerkelijk verzoend worden. En dat leert de Bijbel ook.
Dit gebeurt maar op één wijze: Door het geloof. Want de rechtvaardiging is dóór het geloof. Wie de oproep tot geloof hoort krijgt daarmee Gods Woord en de Werking van de Heilige Geest.
Wie niet gelooft wederstaat willens en wetens Gods Geest.
Wie wel gelooft wordt gerechtvaardigd en geleerd
Want het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen. .
Dit is een les van genade die pas geleerd wordt nadat genade betoond is. Een les die ook leert dat Gods Geest niet te weerstaan is in het trekken van zondaars tot Zijn wonderbaar Licht. Tot troost en bemoediging.
Wie meent dat te moeten leren daarvoor, zoekt een reden om God de schuld te geven van het ongeloof.
Daarom is het zaak de dogmatiek dat alle leerstelligheden bevat, op de juiste wijze in praktijk te brengen. Het prediken van het Evangelie is wat anders dan een les domatiek.