EdgarB schreef:Ik vind het idd allemaal occult worden als we allemaal zgn wonderen gaan vertellen.
De RK kerk is er ook al 'dol' op. Sterker, bij religies als de Islam etc komt het ook voor.
Vage verhalen kunnen inderdaad meer schade aanrichten dan dat het goed is.
Als het waar is, en er geen twijfel over is, mag het wel eens gezegd worden.
Doet Zijne glorierijke daden, alom den volken verstaan.
En spreekt met eerbied en ontzag van Zijn wonderen...
Eens met DIA.
Geen vage verhalen vertellen of wat niet is te rijmen met het Woord.
Maar Gods glorierijke daden mogen verteld worden, zodat Hij alle roem ontvangt.
Hij is een God van wonderen... nog steeds!
Als de moed je in de schoenen zinkt, ga dan eens op je kop staan!
Ik heb de vele reacties zojuist gelezen, en wil het volgende in het midden leggen.
Natuurlijk moeten we heel voorzichtig zijn met 'verhalen'. Er kan veel verzonnen zijn. Dat verhaal over Smytegeld ken ik ook, en ik heb ook het boekje van Van Lieburg gelezen..
Maar ...
Laten we het kind niet met het badwater weggooien. Persoonlijk vind ik het net zo gevaarlijk om deze zaken snel (en zonder studie) als onzin te bestempelen. Doet de Heere dan nu geen wonderen meer?
Zeker wel. Ook nu zijn er wonderlijke uitreddingen. Zijn er islamieten in Iran die weinig of niets van het Christendom weten, maar door een droom tot de Christus worden geleid (gebeurt regelmatig!). Ik heb nuchtere predikanten (GG) over wonderlijke zaken horen spreken. Zelf heb ik ook best wonderlijke zaken meegemaakt.
Laten we voorzichtig zijn met oordelen. We zijn maar kleine mensjes. Wij schrijven de Heere niet voor hoe Hij ingrijpt in de tijd.
Natuurlijk moet het altijd in de lijn van de Schrift zijn. Anders is het niet uit God. Maar het gebeurt zeker. God is nog steeds een God van wonderen.
dennis schreef:
Natuurlijk moet het altijd in de lijn van de Schrift zijn. Anders is het niet uit God. Maar het gebeurt zeker. God is nog steeds een God van wonderen.
Dus, laten we maar uit eigen ondervindingen Gods Naam groot maken.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
helma schreef:
... Maar haar hart zingt de woorden mee. Uw trouw is groot...
Wonderen doen op wonderen horen……We hebben een God van wonderen. Oók in deze tijd.
En laten we het niet verzwijgen! Deze vermelden van wagens, die van paarden, maar wij vermelden van de naam des HEEREN onzes Gods.
Inderdaad, hier ben ik het mee eens laten we maar goed spreken van de grote daden van de HEERE en zwijgen over ons zelf.
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.- ONBEGREPEN WEGEN
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-
Gods wegen zijn wonderlijk. Ze zijn door het verstand niet te bevatten. Ze zijn vol van vragen en raadselen. Wie zal Gods wijs beleid doorgronden? De tegenheden in het leven zijn vele. In Psalm 69 vers 7 lezen wij: “Want ik bezwijk door angst en tegenheden.”
Het leven van de bijbelheiligen leert ons dat ze door veel verdrukkingen moeten ingaan. Gods raadsvervulling is soeverein. Maar er is genade toe nodig om dat te leren en te aanvaarden.
Zo komen in de opperzaal gedachten die terugvoeren naar Gods handelen. Zij kunnen tot onderwijs en troost zijn. Immers, maar al te vaak roepen druk- en kruiswegen weerstand en opstand op in het hart.
Het is een zekere waarheid, dat wij het nadien moeten leren verstaan.
Tijdens het ambtelijk bezoek in de gemeente reed ik op de fiets door een van de straten van de plaats waar ik woonde. Ik zag een meisje van 6 jaar op een nieuw fietsje. Ze was, naar ik later hoorde, die dag jarig. Ik stapte af, en ze vertelde dat ze de fiets voor haar verjaardag had gekregen. Ik gaf haar voor haar verjaardag een geldstuk, en daar huppelde ze verblijd mee naar binnen. Het gaf aan haar verjaardag een bijzondere betekenis.
Dat ik later met dit meisje nog veel te doen zou krijgen wist ik niet. Door ambtelijke arbeid kwam ik vaak met het gezin in aanraking. Er waren veel zorgen, maar er was ook een open deur en veel verbondenheid.
Op een winteravond was ik met een ouderling op huisbezoek geweest bij een gezin dat ver buiten het dorp woonde. We reden naar huis en aan de kant van de weg zagen wij een jong meisje staan. Ik zag dat het Janny was en reed terug. Ik zag dat ze weende en onrustig was. Ik vroeg wat er was. Ze zei dat ze geen rust had en niet wist waar ze het zoeken moest.
Ik heb haar meegenomen en haar thuis gebracht. Met mijn ouderling overlegde ik wat we moesten doen. Het was duidelijk dat er iets gaande was.
Even later ging de deurbel en tot mijn verbazing stond Janny voor de deur. Schreiend en ontdaan vertelde ze dat ze geen rust had en dat ze God moest ontmoeten en niet sterven kon.
Het is dan noodzakelijk om te onderzoeken waar zulke indrukken vandaan komen. Is het door natuurlijke omstandigheden, dat er indrukken zijn van dood en eeuwigheid? Heeft het te maken met de leeftijd? Janny was net 17 jaar geworden,
Was het overtuigend werk van de Heilige Geest, Die haar de rust had opgezegd? Hoe voorzichtig moet men toch omgaan met een mensenziel op weg naar de eeuwigheid.
Ze kon moeilijk weergeven wat in haar hart leefde. Ook dat is begrijpelijk. Als het goed ligt, zal een ziel in de weg van zaligmakende overtuiging met zichzelf geen raad weten. Maar wat van God is, zal ook naar God uitdrijven.
Ik heb haar gevraagd of het gemakkelijker zou zijn om het op te schrijven wat er in haar leefde. Dat wilde ze wel doen.
Alzo ontving ik van haar briefjes waarin ze haar nood uitklaagde en sprak over de gevolgen van de zonde, die een onherstelbare breuk tussen God en haar ziel hadden gemaakt. Ze leefde onder diepe indrukken van een geopenbaarde wet. Voorwaar, rust noch vrede wordt dan gevonden.
Men dacht, buiten mijn medeweten om, de huisarts te raadplegen en die meende dat het opkwam uit natuurlijke overspannenheid. Ze moest deskundige hulp krijgen. Tot mijn verbazing kreeg ik de boodschap, dat Janny was opgenomen in een ziekenhuis. Ik was ontsteld, dat men zo met een jong leven omging. Bij een bezoek schreeuwde ze haar nood uit. Onder de veroordeling van een tuchtigende wet, ontdekte ik een schreeuw naar God, Die ze missen moest, en niet kon missen.
In het onderwijs voor haar ziel wees ik op de noodzakelijkheid van een weg der zaligheid buiten haar, in de gezegende arbeid van Sions Borg.
Als antwoord schreef ze een brief waarin ze de nood van haar ziel weergaf. Ik weet uit het Woord dat er een Borg is, maar hoe krijg ik daar deel aan? De Heere had haar gewezen op een weg buiten haar, Ze zag het alles wel liggen, maar kon er van zichzelf niet komen. In haar ziel was een betrekking gevallen op de weg der zaligheid buiten haar.
Na enkele dagen zagen degenen die haar verpleegden dat er geen oorzaak was aan te wijzen waarom ze aldaar verkeren moest en volgde het ontslag uit het ziekenhuis.
De zondag daarop was ze weer in de kerk. In de avonddienst gaf de Heere in de gemeente een wonderlijk beslag. Het was voelbaar in de gehele gemeente. Diep ontroerd zaten wij nog wat na te praten in de kerkenraadskamer, toen plotseling de deur openging en iemand naar binnen kwam die vertelde dat een dronken automobilist was ingereden op de kerkgangers,
Haastig spoedden wij ons naar buiten en bet buiten de kerk zagen wij dat het Janny betrof. Aan de arm van haar moeder, door de auto gegrepen. Het was te zien dat het zeer ernstig was. Ze werd naar het ziekenhuis vervoerd en even later zaten we bij de familie en enkele ouderlingen te wachten op de uitslag van het onderzoek. In het ziekenhuis hebben de artsen enkele uren hulp verleend en getracht het leven te behouden. Het mocht niet baten. Het bericht kwam dat ze was overleden.
U kunt begrijpen wat dit voor de moeder, het gezin, maar ook voor ons betekende. Janny had de eeuwigheid moeten aandoen.
Op die zondagavond zijn wij een geruime tijd met de familie samen geweest. Ik vertelde van haar brieven die ze geschreven had. Niet zonder hoop verlieten wij de woning.
Een nacht vol zielsworsteling volgde. ’s Morgens aan tafel, onderwees de Heere krachtig uit Zijn Woord: “Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen”.
Nauwelijks hadden wij de maaltijd geëindigd, of de telefoon ging. Er belde een vrouw uit Zierikzee. Ze zei: “Ik heb de boodschap van Janny’s heengaan gehoord. Wist u dat ze bij ons op het gezelschap kwam?” Ik moest zeggen dat ik het niet wist.
Ze zei: “Ik heb een boodschap voor je. Ik ben vanmorgen door de Heere bepaald bij: “Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken”, nu moet jij maar weten wat je daarmee doet.”
U kunt begrijpen hoe zeer dit aansprak.
Toen ik even later bij de familie was, kwam de moeder met Janny’s bijbeltje. Ze had het uit haar tasje gehaald en er in gebladerd. Op enkele plaatsen stonden aantekeningen, maar het bijzondere was dat ze een Schriftgedeelte had gevonden dat met rood was onderstreept.
Ik nam Janny’s bijbeltje en las het onderstreepte gedeelte: “De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst; Ik, de HEERE, zal hen verhoren, Ik, de God Israëls, zal hen niet verlaten.”
Hoe droevig de omstandigheden ook waren, toch was het tijdens de dagen van rouw goed om in het klaaghuis te verkeren.
De dag van de begrafenis kwam. Ik wers innerlijk gedrongen om te spreken over Jesaja 41 vers 17.
De Heere gaf getuigenis aan Zijn Woord en er was een diep beslag onder de vele hoorders. Opmerkelijk was het moment na de rouwdienst. Wij maakten ons op om naar de begraafplaats te gaan.
Er kwam een ouderling naar me toe uit één van de Zeeuwse gemeenten. Vanzelf vroeg ik aan hem of hij Janny kende. Hij moest zeggen van niet. Maar, zo vertelde hij, hij had de rouwadvertentie gelezen en werd op de morgen van de rouwdienst bepaald bij de woorden van de tekst waaruit de rouwdienst gehouden was. Dat gaf zoveel indruk, dat hij tegen zijn vrouw had gezegd: “Ik ga naar Dirksland, daar wordt een kind van God begraven”.
U kunt begrijpen hoe wonderlijk het voor hem was, toen gesproken werd: “De ellendige en nooddruftige zoeken water.”
Met een grote stoet gingen wij naar de begraafplaats. In mijn hart was een zuchten tot de HEERE om een boodschap. Daar stonden wij bij het geopende graf, waarin het lichaam van een jong meisje lag. Maar daar opende de Heere ook Zijn Woord en drukte de Waarheid van Prediker 25 vers 2 in mijn hart. “Het is Gods eer een zaak te verbergen,” De Heere leerde ook de betekenis van deze woorden. Het is Gods eer om een tijd Zijn genadewerk te verbergen, tot op het ogenblik dat het Hem behaagt het te openbaren.
Zo was het ook hier. De Heere behaagde Zijn werk te openbaren. De Heere had het willen openbaren aan Zijn volk en zij mochten getuigen van Gods eeuwig vrij en soeverein welbehagen.
In de opperzaal komen deze gebeurtenissen weer helder voor onze aandacht. Ze moeten bewaard worden voor het nageslacht, dat zo weinig meer hoort van Gods wonderlijke werken.
Janny had een voor velen onbegrepen weg. Ze was voor velen een onbegrepen kind. Het is een wonder dat God haar wel begreep en dat ze begrepen werd door een volk, dat zelf ook veel onbegrepen wegen bewandelen moet.
Het onderstaande artikel stond in 29 december 2005 in het Reformatorisch Dagblad, en maakte toen indruk op mij. Hoewel ik weet dat er veel kaf tussen het koren is, geloof ik vast dat de Heere ook nu nog op een bijzondere manier kan en wil werken, wanneer dat echt nodig is en Hij dat nodig acht. Ik ken hier ook voorbeelden uit mijn eigen omgeving van, en in schanierpunten van mijn leven heb ik het zelf ook gemerkt.
En uiteraard moeten we allereerst tevreden zijn met het bijzondere woord van God, en hoeft daar niets aan toegevoegd te worden.
Geestesgaven ook in bevindelijke kring Gereformeerden moeten het oude goud van bijzondere, authentieke ervaringen inbrengen
Ds. C. Blenk
Zijn de gaven van de Geest opgehouden? Ja, schrijft ds. C. Harinck, bij de afsluiting van de canon. Hij vertolkt -op milde wijze- de orthodoxe visie: God werkt nu door Woord en Geest in het hart van Zijn kinderen. Dr. C. A. van der Sluijs wil doorstoten naar de rechtvaardiging van de goddeloze. Zo beroept -uit angst voor ontsporing- de ene broeder zich op de canon en de andere op de Reformatie. En inderdaad: hoed u voor namaak. Maar hoe verklaren wij dan verhalen uit eigen bevindelijke kring?
Beroep
Toen ds. G. van Reenen in de gereformeerde gemeente te Zeist stond, kreeg hij in 1903 een beroep uit Leiden. Drie broeders brachten de brief zelf. Ik citeer uit: A. Bel, "Leven en werk van ds. G. van Reenen": "In Zeist aangekomen, liepen ze te dwalen, op zoek naar het huis waar ds. Van Reenen woonde. Deze was op dat ogenblik ergens op ziekenbezoek. Ineens stond hij op en zei: "Ik hoop nog wel terug te komen om een gebed te doen, doch daar komt in mijn hart: drie mannen zoeken u dus ik moet nu gaan." Toen hij dat huis verliet, liepen daar de Leidse broeders Op nieuwjaarsdag 1904 nam ds. Van Reenen het beroep aan."
Acht jaar later, in 1912, werd hij beroepen in Opheusden. "Het beroep woog niet zwaar, hij was het zelfs min of meer vergeten. Op een zaterdagavond vroeg zijn oudste dochter hem of hij bedankt had "Kind, daar heb ik helemaal niet meer over gedacht", antwoordde ds. Van Reenen. Hij begaf zich naar zijn studeerkamer om een brief te schrijven, waarin hij zou mededelen dat hij voor het beroep bedankte Voor hij de brief ging schrijven, boog hij zijn knieën, om de Heere te vragen wat Zijn wil en weg was. Terwijl hij op zijn knieën lag, openbaarde de Heere hem dat op datzelfde ogenblik in Opheusden een vrouw tot de Heere zuchtte voor de gemeente van Opheusden. De Heere toonde hem ook dat Hij Zich liet verbidden door die vrouw.
Hij ging naar de woonkamer, waar zijn vrouw en kinderen waren, en zei: "We gaan naar Opheusden", en hij vertelde wat er voorgevallen was. Het was al laat, die zaterdagavond, zodat het niet meer mogelijk was om een telegram te sturen, En toch De vrouw die voor het aangezicht des Heeren met het beroep geworsteld had kwam 's zondagsmorgens de consistoriekamer binnen en zij vertelde aan de kerkenraad wat zij had mogen ervaren. "Maak het maar bekend in de gemeente", zei ze 's Maandags kwam het telegram"
Wat gebeurde hier nu? Twee kinderen van God ontmoeten elkaar aan de troon der genade en leren zo Gods weg kennen.
Gebedsgenezing
Toen ds. P. Honkoop sr. in de gereformeerde gemeente van Den Haag stond, werd de verloofde van (de latere dominee) J. van Vliet, ernstig ziek: tbc. Ik citeer uit: A. F. van Toor/F. van Toor, "Weid mijn schapen. Uit het leven van ds. P. Honkoop (1891-1963)": "Het einde lijkt te naderen Dwars hier tegenin gaat haar eigen verwachting: "Deze ziekte is niet tot de dood." Van Vliet gaat naar ds. Honkoop. En samen zoeken zij het aangezicht des Heeren. Vervolgens zegt de predikant dat de Heere hem ervan heeft overtuigd dat Van Vliets verloofde beter zal worden.
De situatie verbetert echter niet, integendeel. Tot tweemaal toe wordt de familie opgeroepen en Van Vliet laat de moed zakken. Hij belt naar de pastorie om zijn nood te klagen. Maar de dominee wimpelt al z'n woorden weg en breekt na korte tijd het gesprek af: "Nee, Jaap, Tonny zal niet sterven, hoor. Dag." En hij legt de hoorn op het toestel. Zoon Adri hoort met klimmende verbazing het gesprek aan: "Pa, hoe kun je dat nu zeggen? De doktoren zeggen allemaal dat ze sterven zal. En dan zegt u zoiets." Het antwoord is duidelijk: "Jongen, als God dat nou zegt, moet ik dan iets anders zeggen?"" Ze mag inderdaad beter worden.
Een kind in de gemeente wordt ernstig ziek, De dominee doet vanaf de kansel voorbede en ervaart het kind bij de Heere kwijt te kunnen. Hij gelooft daarom vast in de genezing van het kind. De volgende dag hoort hij dat het kind vanaf het moment van voorbede is opgeknapt. (Dat kind werd later mijn vrouw.)
Profetie
Uit dezelfde bron citeer ik het volgende: "Niet alleen Koos en Adri zijn uit de Haagse gemeente weggevoerd naar Duitsland De predikant houdt zorgvuldig bij, welke jongens met deze novemberrazzia naar Duitsland zijn gevoerd. Hij heeft de namen op een vel papier geschreven, dat voorin de tafelbijbel ligt. De kinderen zien de lijst daarin liggen en vragen aan hem, waarom hij dat heeft gedaan. "Ach", zegt hij, "ik mag zeker weten dat al deze jongens veilig terug zullen komen uit Duitsland. De Heere heeft me bekendgemaakt, dat hij dat doen zal op grond van de bediening des verbonds. Zij hebben gedoopte voorhoofden." Een van de kinderen vraagt waarom er een van die namen apart staat vermeld. Dan is het antwoord: "Ik weet niet zeker of dat ook voor hem geldt." Na de oorlog is de een na de ander inderdaad teruggekomen naar zijn ouderlijk huis. Telkens weer kunnen er namen worden doorgehaald van het lijstje in de familiebijbel. Eén naam blijft tenslotte over" De moeder kreeg het fatale bericht.
Bij ds. Honkoop was er sprake van beide gaven: gebedsgenezing en profetie. Wil iemand dat ontkennen?
Kwamen die treffende dingen alleen in de "smalle gereformeerde gezindte" voor? Nee. Toen dr. A. Kuyper in 1876 wegens overspannenheid op vakantie aan de Rivièra was, droomde hij dat zijn geestelijke vader Groen van Prinsterer was overleden en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot. Later kwam het overlijdensbericht: de sterfdatum klopte... En toen Spurgeon nog kind was, profeteerde een predikant die veel met de jongen optrok dat Charles een groot prediker zou worden. Toen Spurgeon in 1892 overleed, wist een Schotse dominee dat van Boven, nog voor hij bericht kreeg.
Bij zowel Kuyper als Spurgeon was er sprake van een sterke geloofsband.
Teksten krijgen
Het krijgen van teksten komt in alle tradities voor. Toen ds. W. L. Tukker uit Bleskensgraaf naar Delft werd beroepen, wist hij het al. Ik citeer uit J. P. Neven, "De zaligheid is in geen ander, Leven en werk van ds. W. L. Tukker": "Op zekere dag reed hij met de trein over de oude spoorbaan (met het uitzicht op beide monumentale kerken) toen de Heere hem voorkwam met de woorden van Numeri 7: "zo hoorde hij een stem spreken van boven het verzoendeksel." En de belofte werd vervuld: Christus werd hem in een Kerstpreek dierbaarder."
Maar is het krijgen van teksten wel reformatorisch? Denk aan Luther: Toen hij in 1530 tijdens de rijksdag van Augsburg op de Coburg zat ondergedoken, werd hij getroost door Psalm 118: "Ik zal niet sterven maar leven." Toen zijn vriend Melanchton later doodziek werk, bezwoer Luther hem van Godswege niet te sterven en hing hij diezelfde psalm bij hem aan de wand.
Het ging hier niet om privé-ervaringen, maar om de voortgang van de Reformatie, dus om de kerk in crisistijd.
Telepathie
Ter evaluatie het volgende. Bij het gebruiken en doorgeven van Schriftwoorden blijft de Geest bij de canon en maakt Hij het Woord levend in het hart. De "drie mannen" komen in Handelingen 10:19 bij Petrus (vergelijk Matthéüs 18:19). Vergeet de context niet. En pas op voor een verkeerde toepassing. Bij de andere voorbeelden vermelden de predikanten geen teksten, maar weten ze toch iets over de dood en leven; en het kwam uit.
Hoe verklaren we dat nu? Parapsychologen zouden genoemde beroepings- en stervensberichten als telepathie verklaren. Prof. Tenhaef, parapsycholoog, vertelde op college in Utrecht dat telepathie vooral voorkomt waar sterke banden zijn: een moeder voelt aan dat er iets met haar zoon in Indië is. Zijns inziens komt telepathie bij alle mensen voor, net als dichten, maar de een heeft het meer dan de ander.
Telepathie kan dus ook onder gelovigen voorkomen. Maar bij godvrezende mensen is het dan toch een geheiligde gave en werk van de Geest. Ds. G. Boer noemde dat: "meeweten met God." Hij wist van ontsporing, maar hield dat medeweten staande. Deze gave moet wel getoetst worden: aan de uitkomst en vooral aan de vruchten. Maar het echte kan die toets ook doorstaan.
Kerkelijk kader
Wat in de verhalen opvalt, is het kerkelijk kader: het gaat bij beroepen om de voortgang van het Woord, bij de genezingen om Gods hulp in oorlogstijd,bij de slachtoffers van de raz-zia om de steun van Gods verbond!
Toen iemand ds. Honkoop eens herinnerde aan zo'n genezing op het gebed, vroeg deze: "Weet je nog waar ik toen over gepreekt heb?" En de prediking was bij hem: Christus voor een goddeloze. Het ging helemaal niet om "meer" of "verder". Hij ervoer het gebeurde als "toegift" of ook als een teken, bijvoorbeeld toen een tegenstander van zijn komst naar Rijssen van de trap viel, maar op zijn gebed mocht genezen.
Laten wij van zulke bijzondere leidingen nu weer geen nieuwe wet maken. Het bederf van het beste is het slechtste.
Waarom herinner ik aan deze dingen? Laten juist bevindelijk gereformeerden dit oude goud nu inbrengen. De "streeptheologie" horen we wel van orthodoxen. Maar wat zegt een piëtist nu over authentieke Geesteservaringen? Dat hoort de jeugd niet meer; dat komt aan hun verlangen tegemoet, dat noemt niets bij voorbaat onmogelijk of verdacht maar is ook het beste middel tegen namaak.
De auteur, hervormd emeritus predikant, schreef dit artikel samen met zijn echtgenote.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
-DIA- schreef:-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.- ONBEGREPEN WEGEN
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-
Gods wegen zijn wonderlijk. Ze zijn door het verstand niet te bevatten. Ze zijn vol van vragen en raadselen. Wie zal Gods wijs beleid doorgronden? De tegenheden in het leven zijn vele. In Psalm 69 vers 7 lezen wij: “Want ik bezwijk door angst en tegenheden.”
Het leven van de bijbelheiligen leert ons dat ze door veel verdrukkingen moeten ingaan. Gods raadsvervulling is soeverein. Maar er is genade toe nodig om dat te leren en te aanvaarden.
Zo komen in de opperzaal gedachten die terugvoeren naar Gods handelen. Zij kunnen tot onderwijs en troost zijn. Immers, maar al te vaak roepen druk- en kruiswegen weerstand en opstand op in het hart.
Het is een zekere waarheid, dat wij het nadien moeten leren verstaan.
Tijdens het ambtelijk bezoek in de gemeente reed ik op de fiets door een van de straten van de plaats waar ik woonde. Ik zag een meisje van 6 jaar op een nieuw fietsje. Ze was, naar ik later hoorde, die dag jarig. Ik stapte af, en ze vertelde dat ze de fiets voor haar verjaardag had gekregen. Ik gaf haar voor haar verjaardag een geldstuk, en daar huppelde ze verblijd mee naar binnen. Het gaf aan haar verjaardag een bijzondere betekenis.
Dat ik later met dit meisje nog veel te doen zou krijgen wist ik niet. Door ambtelijke arbeid kwam ik vaak met het gezin in aanraking. Er waren veel zorgen, maar er was ook een open deur en veel verbondenheid.
Op een winteravond was ik met een ouderling op huisbezoek geweest bij een gezin dat ver buiten het dorp woonde. We reden naar huis en aan de kant van de weg zagen wij een jong meisje staan. Ik zag dat het Janny was en reed terug. Ik zag dat ze weende en onrustig was. Ik vroeg wat er was. Ze zei dat ze geen rust had en niet wist waar ze het zoeken moest.
Ik heb haar meegenomen en haar thuis gebracht. Met mijn ouderling overlegde ik wat we moesten doen. Het was duidelijk dat er iets gaande was.
Even later ging de deurbel en tot mijn verbazing stond Janny voor de deur. Schreiend en ontdaan vertelde ze dat ze geen rust had en dat ze God moest ontmoeten en niet sterven kon.
Het is dan noodzakelijk om te onderzoeken waar zulke indrukken vandaan komen. Is het door natuurlijke omstandigheden, dat er indrukken zijn van dood en eeuwigheid? Heeft het te maken met de leeftijd? Janny was net 17 jaar geworden,
Was het overtuigend werk van de Heilige Geest, Die haar de rust had opgezegd? Hoe voorzichtig moet men toch omgaan met een mensenziel op weg naar de eeuwigheid.
Ze kon moeilijk weergeven wat in haar hart leefde. Ook dat is begrijpelijk. Als het goed ligt, zal een ziel in de weg van zaligmakende overtuiging met zichzelf geen raad weten. Maar wat van God is, zal ook naar God uitdrijven.
Ik heb haar gevraagd of het gemakkelijker zou zijn om het op te schrijven wat er in haar leefde. Dat wilde ze wel doen.
Alzo ontving ik van haar briefjes waarin ze haar nood uitklaagde en sprak over de gevolgen van de zonde, die een onherstelbare breuk tussen God en haar ziel hadden gemaakt. Ze leefde onder diepe indrukken van een geopenbaarde wet. Voorwaar, rust noch vrede wordt dan gevonden.
Men dacht, buiten mijn medeweten om, de huisarts te raadplegen en die meende dat het opkwam uit natuurlijke overspannenheid. Ze moest deskundige hulp krijgen. Tot mijn verbazing kreeg ik de boodschap, dat Janny was opgenomen in een ziekenhuis. Ik was ontsteld, dat men zo met een jong leven omging. Bij een bezoek schreeuwde ze haar nood uit. Onder de veroordeling van een tuchtigende wet, ontdekte ik een schreeuw naar God, Die ze missen moest, en niet kon missen.
In het onderwijs voor haar ziel wees ik op de noodzakelijkheid van een weg der zaligheid buiten haar, in de gezegende arbeid van Sions Borg.
Als antwoord schreef ze een brief waarin ze de nood van haar ziel weergaf. Ik weet uit het Woord dat er een Borg is, maar hoe krijg ik daar deel aan? De Heere had haar gewezen op een weg buiten haar, Ze zag het alles wel liggen, maar kon er van zichzelf niet komen. In haar ziel was een betrekking gevallen op de weg der zaligheid buiten haar.
Na enkele dagen zagen degenen die haar verpleegden dat er geen oorzaak was aan te wijzen waarom ze aldaar verkeren moest en volgde het ontslag uit het ziekenhuis.
De zondag daarop was ze weer in de kerk. In de avonddienst gaf de Heere in de gemeente een wonderlijk beslag. Het was voelbaar in de gehele gemeente. Diep ontroerd zaten wij nog wat na te praten in de kerkenraadskamer, toen plotseling de deur openging en iemand naar binnen kwam die vertelde dat een dronken automobilist was ingereden op de kerkgangers,
Haastig spoedden wij ons naar buiten en bet buiten de kerk zagen wij dat het Janny betrof. Aan de arm van haar moeder, door de auto gegrepen. Het was te zien dat het zeer ernstig was. Ze werd naar het ziekenhuis vervoerd en even later zaten we bij de familie en enkele ouderlingen te wachten op de uitslag van het onderzoek. In het ziekenhuis hebben de artsen enkele uren hulp verleend en getracht het leven te behouden. Het mocht niet baten. Het bericht kwam dat ze was overleden.
U kunt begrijpen wat dit voor de moeder, het gezin, maar ook voor ons betekende. Janny had de eeuwigheid moeten aandoen.
Op die zondagavond zijn wij een geruime tijd met de familie samen geweest. Ik vertelde van haar brieven die ze geschreven had. Niet zonder hoop verlieten wij de woning.
Een nacht vol zielsworsteling volgde. ’s Morgens aan tafel, onderwees de Heere krachtig uit Zijn Woord: “Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen”.
Nauwelijks hadden wij de maaltijd geëindigd, of de telefoon ging. Er belde een vrouw uit Zierikzee. Ze zei: “Ik heb de boodschap van Janny’s heengaan gehoord. Wist u dat ze bij ons op het gezelschap kwam?” Ik moest zeggen dat ik het niet wist.
Ze zei: “Ik heb een boodschap voor je. Ik ben vanmorgen door de Heere bepaald bij: “Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken”, nu moet jij maar weten wat je daarmee doet.”
U kunt begrijpen hoe zeer dit aansprak.
Toen ik even later bij de familie was, kwam de moeder met Janny’s bijbeltje. Ze had het uit haar tasje gehaald en er in gebladerd. Op enkele plaatsen stonden aantekeningen, maar het bijzondere was dat ze een Schriftgedeelte had gevonden dat met rood was onderstreept.
Ik nam Janny’s bijbeltje en las het onderstreepte gedeelte: “De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst; Ik, de HEERE, zal hen verhoren, Ik, de God Israëls, zal hen niet verlaten.”
Hoe droevig de omstandigheden ook waren, toch was het tijdens de dagen van rouw goed om in het klaaghuis te verkeren.
De dag van de begrafenis kwam. Ik wers innerlijk gedrongen om te spreken over Jesaja 41 vers 17.
De Heere gaf getuigenis aan Zijn Woord en er was een diep beslag onder de vele hoorders. Opmerkelijk was het moment na de rouwdienst. Wij maakten ons op om naar de begraafplaats te gaan.
Er kwam een ouderling naar me toe uit één van de Zeeuwse gemeenten. Vanzelf vroeg ik aan hem of hij Janny kende. Hij moest zeggen van niet. Maar, zo vertelde hij, hij had de rouwadvertentie gelezen en werd op de morgen van de rouwdienst bepaald bij de woorden van de tekst waaruit de rouwdienst gehouden was. Dat gaf zoveel indruk, dat hij tegen zijn vrouw had gezegd: “Ik ga naar Dirksland, daar wordt een kind van God begraven”.
U kunt begrijpen hoe wonderlijk het voor hem was, toen gesproken werd: “De ellendige en nooddruftige zoeken water.”
Met een grote stoet gingen wij naar de begraafplaats. In mijn hart was een zuchten tot de HEERE om een boodschap. Daar stonden wij bij het geopende graf, waarin het lichaam van een jong meisje lag. Maar daar opende de Heere ook Zijn Woord en drukte de Waarheid van Prediker 25 vers 2 in mijn hart. “Het is Gods eer een zaak te verbergen,” De Heere leerde ook de betekenis van deze woorden. Het is Gods eer om een tijd Zijn genadewerk te verbergen, tot op het ogenblik dat het Hem behaagt het te openbaren.
Zo was het ook hier. De Heere behaagde Zijn werk te openbaren. De Heere had het willen openbaren aan Zijn volk en zij mochten getuigen van Gods eeuwig vrij en soeverein welbehagen.
In de opperzaal komen deze gebeurtenissen weer helder voor onze aandacht. Ze moeten bewaard worden voor het nageslacht, dat zo weinig meer hoort van Gods wonderlijke werken.
Janny had een voor velen onbegrepen weg. Ze was voor velen een onbegrepen kind. Het is een wonder dat God haar wel begreep en dat ze begrepen werd door een volk, dat zelf ook veel onbegrepen wegen bewandelen moet.
Uit: Uit de Opperzaal, ds. P. Blok
Jammer, maar helaas nogal typerend, dat er uit niets in dit verhaal blijkt, dat ze JEZUS CHRISTUS heeft leren kennen.
Zijn Naam, zonder wie NIEMAND tot de Vader kan komen, ontbreekt volledig.
Er wordt gequote uit Psalmen, Prediker en Jesaja en Zijn Volk.
Zijn genadewerk is zo'n 2000 jaar geleden geopenbaard.
“Wij prediken tot mensen alsof zij zich ervan bewust zijn stervende zondaars te zijn; dat zijn zij niet; zij hebben een goede tijd, en ons spreken over wedergeboren worden ligt op een domein waarvan zij niets weten. De natuurlijke mens wil niet wedergeboren worden”.
- Oswald Chambers -
-DIA- schreef:-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.- ONBEGREPEN WEGEN
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-
Gods wegen zijn wonderlijk. Ze zijn door het verstand niet te bevatten. Ze zijn vol van vragen en raadselen. Wie zal Gods wijs beleid doorgronden? De tegenheden in het leven zijn vele. In Psalm 69 vers 7 lezen wij: “Want ik bezwijk door angst en tegenheden.”
Het leven van de bijbelheiligen leert ons dat ze door veel verdrukkingen moeten ingaan. Gods raadsvervulling is soeverein. Maar er is genade toe nodig om dat te leren en te aanvaarden.
Zo komen in de opperzaal gedachten die terugvoeren naar Gods handelen. Zij kunnen tot onderwijs en troost zijn. Immers, maar al te vaak roepen druk- en kruiswegen weerstand en opstand op in het hart.
Het is een zekere waarheid, dat wij het nadien moeten leren verstaan.
Tijdens het ambtelijk bezoek in de gemeente reed ik op de fiets door een van de straten van de plaats waar ik woonde. Ik zag een meisje van 6 jaar op een nieuw fietsje. Ze was, naar ik later hoorde, die dag jarig. Ik stapte af, en ze vertelde dat ze de fiets voor haar verjaardag had gekregen. Ik gaf haar voor haar verjaardag een geldstuk, en daar huppelde ze verblijd mee naar binnen. Het gaf aan haar verjaardag een bijzondere betekenis.
Dat ik later met dit meisje nog veel te doen zou krijgen wist ik niet. Door ambtelijke arbeid kwam ik vaak met het gezin in aanraking. Er waren veel zorgen, maar er was ook een open deur en veel verbondenheid.
Op een winteravond was ik met een ouderling op huisbezoek geweest bij een gezin dat ver buiten het dorp woonde. We reden naar huis en aan de kant van de weg zagen wij een jong meisje staan. Ik zag dat het Janny was en reed terug. Ik zag dat ze weende en onrustig was. Ik vroeg wat er was. Ze zei dat ze geen rust had en niet wist waar ze het zoeken moest.
Ik heb haar meegenomen en haar thuis gebracht. Met mijn ouderling overlegde ik wat we moesten doen. Het was duidelijk dat er iets gaande was.
Even later ging de deurbel en tot mijn verbazing stond Janny voor de deur. Schreiend en ontdaan vertelde ze dat ze geen rust had en dat ze God moest ontmoeten en niet sterven kon.
Het is dan noodzakelijk om te onderzoeken waar zulke indrukken vandaan komen. Is het door natuurlijke omstandigheden, dat er indrukken zijn van dood en eeuwigheid? Heeft het te maken met de leeftijd? Janny was net 17 jaar geworden,
Was het overtuigend werk van de Heilige Geest, Die haar de rust had opgezegd? Hoe voorzichtig moet men toch omgaan met een mensenziel op weg naar de eeuwigheid.
Ze kon moeilijk weergeven wat in haar hart leefde. Ook dat is begrijpelijk. Als het goed ligt, zal een ziel in de weg van zaligmakende overtuiging met zichzelf geen raad weten. Maar wat van God is, zal ook naar God uitdrijven.
Ik heb haar gevraagd of het gemakkelijker zou zijn om het op te schrijven wat er in haar leefde. Dat wilde ze wel doen.
Alzo ontving ik van haar briefjes waarin ze haar nood uitklaagde en sprak over de gevolgen van de zonde, die een onherstelbare breuk tussen God en haar ziel hadden gemaakt. Ze leefde onder diepe indrukken van een geopenbaarde wet. Voorwaar, rust noch vrede wordt dan gevonden.
Men dacht, buiten mijn medeweten om, de huisarts te raadplegen en die meende dat het opkwam uit natuurlijke overspannenheid. Ze moest deskundige hulp krijgen. Tot mijn verbazing kreeg ik de boodschap, dat Janny was opgenomen in een ziekenhuis. Ik was ontsteld, dat men zo met een jong leven omging. Bij een bezoek schreeuwde ze haar nood uit. Onder de veroordeling van een tuchtigende wet, ontdekte ik een schreeuw naar God, Die ze missen moest, en niet kon missen.
In het onderwijs voor haar ziel wees ik op de noodzakelijkheid van een weg der zaligheid buiten haar, in de gezegende arbeid van Sions Borg.
Als antwoord schreef ze een brief waarin ze de nood van haar ziel weergaf. Ik weet uit het Woord dat er een Borg is, maar hoe krijg ik daar deel aan? De Heere had haar gewezen op een weg buiten haar, Ze zag het alles wel liggen, maar kon er van zichzelf niet komen. In haar ziel was een betrekking gevallen op de weg der zaligheid buiten haar.
Na enkele dagen zagen degenen die haar verpleegden dat er geen oorzaak was aan te wijzen waarom ze aldaar verkeren moest en volgde het ontslag uit het ziekenhuis.
De zondag daarop was ze weer in de kerk. In de avonddienst gaf de Heere in de gemeente een wonderlijk beslag. Het was voelbaar in de gehele gemeente. Diep ontroerd zaten wij nog wat na te praten in de kerkenraadskamer, toen plotseling de deur openging en iemand naar binnen kwam die vertelde dat een dronken automobilist was ingereden op de kerkgangers,
Haastig spoedden wij ons naar buiten en bet buiten de kerk zagen wij dat het Janny betrof. Aan de arm van haar moeder, door de auto gegrepen. Het was te zien dat het zeer ernstig was. Ze werd naar het ziekenhuis vervoerd en even later zaten we bij de familie en enkele ouderlingen te wachten op de uitslag van het onderzoek. In het ziekenhuis hebben de artsen enkele uren hulp verleend en getracht het leven te behouden. Het mocht niet baten. Het bericht kwam dat ze was overleden.
U kunt begrijpen wat dit voor de moeder, het gezin, maar ook voor ons betekende. Janny had de eeuwigheid moeten aandoen.
Op die zondagavond zijn wij een geruime tijd met de familie samen geweest. Ik vertelde van haar brieven die ze geschreven had. Niet zonder hoop verlieten wij de woning.
Een nacht vol zielsworsteling volgde. ’s Morgens aan tafel, onderwees de Heere krachtig uit Zijn Woord: “Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen”.
Nauwelijks hadden wij de maaltijd geëindigd, of de telefoon ging. Er belde een vrouw uit Zierikzee. Ze zei: “Ik heb de boodschap van Janny’s heengaan gehoord. Wist u dat ze bij ons op het gezelschap kwam?” Ik moest zeggen dat ik het niet wist.
Ze zei: “Ik heb een boodschap voor je. Ik ben vanmorgen door de Heere bepaald bij: “Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken”, nu moet jij maar weten wat je daarmee doet.”
U kunt begrijpen hoe zeer dit aansprak.
Toen ik even later bij de familie was, kwam de moeder met Janny’s bijbeltje. Ze had het uit haar tasje gehaald en er in gebladerd. Op enkele plaatsen stonden aantekeningen, maar het bijzondere was dat ze een Schriftgedeelte had gevonden dat met rood was onderstreept.
Ik nam Janny’s bijbeltje en las het onderstreepte gedeelte: “De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst; Ik, de HEERE, zal hen verhoren, Ik, de God Israëls, zal hen niet verlaten.”
Hoe droevig de omstandigheden ook waren, toch was het tijdens de dagen van rouw goed om in het klaaghuis te verkeren.
De dag van de begrafenis kwam. Ik wers innerlijk gedrongen om te spreken over Jesaja 41 vers 17.
De Heere gaf getuigenis aan Zijn Woord en er was een diep beslag onder de vele hoorders. Opmerkelijk was het moment na de rouwdienst. Wij maakten ons op om naar de begraafplaats te gaan.
Er kwam een ouderling naar me toe uit één van de Zeeuwse gemeenten. Vanzelf vroeg ik aan hem of hij Janny kende. Hij moest zeggen van niet. Maar, zo vertelde hij, hij had de rouwadvertentie gelezen en werd op de morgen van de rouwdienst bepaald bij de woorden van de tekst waaruit de rouwdienst gehouden was. Dat gaf zoveel indruk, dat hij tegen zijn vrouw had gezegd: “Ik ga naar Dirksland, daar wordt een kind van God begraven”.
U kunt begrijpen hoe wonderlijk het voor hem was, toen gesproken werd: “De ellendige en nooddruftige zoeken water.”
Met een grote stoet gingen wij naar de begraafplaats. In mijn hart was een zuchten tot de HEERE om een boodschap. Daar stonden wij bij het geopende graf, waarin het lichaam van een jong meisje lag. Maar daar opende de Heere ook Zijn Woord en drukte de Waarheid van Prediker 25 vers 2 in mijn hart. “Het is Gods eer een zaak te verbergen,” De Heere leerde ook de betekenis van deze woorden. Het is Gods eer om een tijd Zijn genadewerk te verbergen, tot op het ogenblik dat het Hem behaagt het te openbaren.
Zo was het ook hier. De Heere behaagde Zijn werk te openbaren. De Heere had het willen openbaren aan Zijn volk en zij mochten getuigen van Gods eeuwig vrij en soeverein welbehagen.
In de opperzaal komen deze gebeurtenissen weer helder voor onze aandacht. Ze moeten bewaard worden voor het nageslacht, dat zo weinig meer hoort van Gods wonderlijke werken.
Janny had een voor velen onbegrepen weg. Ze was voor velen een onbegrepen kind. Het is een wonder dat God haar wel begreep en dat ze begrepen werd door een volk, dat zelf ook veel onbegrepen wegen bewandelen moet.
Uit: Uit de Opperzaal, ds. P. Blok
Jammer, maar helaas nogal typerend, dat er uit niets in dit verhaal blijkt, dat ze JEZUS CHRISTUS heeft leren kennen.
Zijn Naam, zonder wie NIEMAND tot de Vader kan komen, ontbreekt volledig.
Er wordt gequote uit Psalmen, Prediker en Jesaja en Zijn Volk.
Zijn genadewerk is zo'n 2000 jaar geleden geopenbaard.
Ik denk dat je de kern van dit verhaal dan niet begrijpt...
Gisteren gelezen: de levensbeschrijving van George Muller, een negentiende eeuwse Duitser die in Engeland ging wonen, en daar weeshuizen stichtte.
Hij heeft het zijn hele lang volgehouden om nooit aan mensen om geld voor dit werk te vragen, maar alleen aan de Heere, en ... hij kreeg altijd genoeg. Regelmatig op een wonderlijke wijze. Dan was er niets te eten, maar liet hij de weeshuiskinderen toch al danken voor het brood dat ze zouden krijgen, en het kwam ook.
dennis schreef:Gisteren gelezen: de levensbeschrijving van George Muller, een negentiende eeuwse Duitser die in Engeland ging wonen, en daar weeshuizen stichtte.
Hij heeft het zijn hele lang volgehouden om nooit aan mensen om geld voor dit werk te vragen, maar alleen aan de Heere, en ... hij kreeg altijd genoeg. Regelmatig op een wonderlijke wijze. Dan was er niets te eten, maar liet hij de weeshuiskinderen toch al danken voor het brood dat ze zouden krijgen, en het kwam ook.
Aanbevolen!
er is een dvd (documentaire)over zijn leven, is ook erg indrukwekkend
-DIA- schreef:-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.- ONBEGREPEN WEGEN
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-
Gods wegen zijn wonderlijk. Ze zijn door het verstand niet te bevatten. Ze zijn vol van vragen en raadselen. Wie zal Gods wijs beleid doorgronden? De tegenheden in het leven zijn vele. In Psalm 69 vers 7 lezen wij: “Want ik bezwijk door angst en tegenheden.”
Het leven van de bijbelheiligen leert ons dat ze door veel verdrukkingen moeten ingaan. Gods raadsvervulling is soeverein. Maar er is genade toe nodig om dat te leren en te aanvaarden.
Zo komen in de opperzaal gedachten die terugvoeren naar Gods handelen. Zij kunnen tot onderwijs en troost zijn. Immers, maar al te vaak roepen druk- en kruiswegen weerstand en opstand op in het hart.
Het is een zekere waarheid, dat wij het nadien moeten leren verstaan.
Tijdens het ambtelijk bezoek in de gemeente reed ik op de fiets door een van de straten van de plaats waar ik woonde. Ik zag een meisje van 6 jaar op een nieuw fietsje. Ze was, naar ik later hoorde, die dag jarig. Ik stapte af, en ze vertelde dat ze de fiets voor haar verjaardag had gekregen. Ik gaf haar voor haar verjaardag een geldstuk, en daar huppelde ze verblijd mee naar binnen. Het gaf aan haar verjaardag een bijzondere betekenis.
Dat ik later met dit meisje nog veel te doen zou krijgen wist ik niet. Door ambtelijke arbeid kwam ik vaak met het gezin in aanraking. Er waren veel zorgen, maar er was ook een open deur en veel verbondenheid.
Op een winteravond was ik met een ouderling op huisbezoek geweest bij een gezin dat ver buiten het dorp woonde. We reden naar huis en aan de kant van de weg zagen wij een jong meisje staan. Ik zag dat het Janny was en reed terug. Ik zag dat ze weende en onrustig was. Ik vroeg wat er was. Ze zei dat ze geen rust had en niet wist waar ze het zoeken moest.
Ik heb haar meegenomen en haar thuis gebracht. Met mijn ouderling overlegde ik wat we moesten doen. Het was duidelijk dat er iets gaande was.
Even later ging de deurbel en tot mijn verbazing stond Janny voor de deur. Schreiend en ontdaan vertelde ze dat ze geen rust had en dat ze God moest ontmoeten en niet sterven kon.
Het is dan noodzakelijk om te onderzoeken waar zulke indrukken vandaan komen. Is het door natuurlijke omstandigheden, dat er indrukken zijn van dood en eeuwigheid? Heeft het te maken met de leeftijd? Janny was net 17 jaar geworden,
Was het overtuigend werk van de Heilige Geest, Die haar de rust had opgezegd? Hoe voorzichtig moet men toch omgaan met een mensenziel op weg naar de eeuwigheid.
Ze kon moeilijk weergeven wat in haar hart leefde. Ook dat is begrijpelijk. Als het goed ligt, zal een ziel in de weg van zaligmakende overtuiging met zichzelf geen raad weten. Maar wat van God is, zal ook naar God uitdrijven.
Ik heb haar gevraagd of het gemakkelijker zou zijn om het op te schrijven wat er in haar leefde. Dat wilde ze wel doen.
Alzo ontving ik van haar briefjes waarin ze haar nood uitklaagde en sprak over de gevolgen van de zonde, die een onherstelbare breuk tussen God en haar ziel hadden gemaakt. Ze leefde onder diepe indrukken van een geopenbaarde wet. Voorwaar, rust noch vrede wordt dan gevonden.
Men dacht, buiten mijn medeweten om, de huisarts te raadplegen en die meende dat het opkwam uit natuurlijke overspannenheid. Ze moest deskundige hulp krijgen. Tot mijn verbazing kreeg ik de boodschap, dat Janny was opgenomen in een ziekenhuis. Ik was ontsteld, dat men zo met een jong leven omging. Bij een bezoek schreeuwde ze haar nood uit. Onder de veroordeling van een tuchtigende wet, ontdekte ik een schreeuw naar God, Die ze missen moest, en niet kon missen.
In het onderwijs voor haar ziel wees ik op de noodzakelijkheid van een weg der zaligheid buiten haar, in de gezegende arbeid van Sions Borg.
Als antwoord schreef ze een brief waarin ze de nood van haar ziel weergaf. Ik weet uit het Woord dat er een Borg is, maar hoe krijg ik daar deel aan? De Heere had haar gewezen op een weg buiten haar, Ze zag het alles wel liggen, maar kon er van zichzelf niet komen. In haar ziel was een betrekking gevallen op de weg der zaligheid buiten haar.
Na enkele dagen zagen degenen die haar verpleegden dat er geen oorzaak was aan te wijzen waarom ze aldaar verkeren moest en volgde het ontslag uit het ziekenhuis.
De zondag daarop was ze weer in de kerk. In de avonddienst gaf de Heere in de gemeente een wonderlijk beslag. Het was voelbaar in de gehele gemeente. Diep ontroerd zaten wij nog wat na te praten in de kerkenraadskamer, toen plotseling de deur openging en iemand naar binnen kwam die vertelde dat een dronken automobilist was ingereden op de kerkgangers,
Haastig spoedden wij ons naar buiten en bet buiten de kerk zagen wij dat het Janny betrof. Aan de arm van haar moeder, door de auto gegrepen. Het was te zien dat het zeer ernstig was. Ze werd naar het ziekenhuis vervoerd en even later zaten we bij de familie en enkele ouderlingen te wachten op de uitslag van het onderzoek. In het ziekenhuis hebben de artsen enkele uren hulp verleend en getracht het leven te behouden. Het mocht niet baten. Het bericht kwam dat ze was overleden.
U kunt begrijpen wat dit voor de moeder, het gezin, maar ook voor ons betekende. Janny had de eeuwigheid moeten aandoen.
Op die zondagavond zijn wij een geruime tijd met de familie samen geweest. Ik vertelde van haar brieven die ze geschreven had. Niet zonder hoop verlieten wij de woning.
Een nacht vol zielsworsteling volgde. ’s Morgens aan tafel, onderwees de Heere krachtig uit Zijn Woord: “Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen; met waarheid zal Hij het recht voortbrengen”.
Nauwelijks hadden wij de maaltijd geëindigd, of de telefoon ging. Er belde een vrouw uit Zierikzee. Ze zei: “Ik heb de boodschap van Janny’s heengaan gehoord. Wist u dat ze bij ons op het gezelschap kwam?” Ik moest zeggen dat ik het niet wist.
Ze zei: “Ik heb een boodschap voor je. Ik ben vanmorgen door de Heere bepaald bij: “Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken”, nu moet jij maar weten wat je daarmee doet.”
U kunt begrijpen hoe zeer dit aansprak.
Toen ik even later bij de familie was, kwam de moeder met Janny’s bijbeltje. Ze had het uit haar tasje gehaald en er in gebladerd. Op enkele plaatsen stonden aantekeningen, maar het bijzondere was dat ze een Schriftgedeelte had gevonden dat met rood was onderstreept.
Ik nam Janny’s bijbeltje en las het onderstreepte gedeelte: “De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst; Ik, de HEERE, zal hen verhoren, Ik, de God Israëls, zal hen niet verlaten.”
Hoe droevig de omstandigheden ook waren, toch was het tijdens de dagen van rouw goed om in het klaaghuis te verkeren.
De dag van de begrafenis kwam. Ik wers innerlijk gedrongen om te spreken over Jesaja 41 vers 17.
De Heere gaf getuigenis aan Zijn Woord en er was een diep beslag onder de vele hoorders. Opmerkelijk was het moment na de rouwdienst. Wij maakten ons op om naar de begraafplaats te gaan.
Er kwam een ouderling naar me toe uit één van de Zeeuwse gemeenten. Vanzelf vroeg ik aan hem of hij Janny kende. Hij moest zeggen van niet. Maar, zo vertelde hij, hij had de rouwadvertentie gelezen en werd op de morgen van de rouwdienst bepaald bij de woorden van de tekst waaruit de rouwdienst gehouden was. Dat gaf zoveel indruk, dat hij tegen zijn vrouw had gezegd: “Ik ga naar Dirksland, daar wordt een kind van God begraven”.
U kunt begrijpen hoe wonderlijk het voor hem was, toen gesproken werd: “De ellendige en nooddruftige zoeken water.”
Met een grote stoet gingen wij naar de begraafplaats. In mijn hart was een zuchten tot de HEERE om een boodschap. Daar stonden wij bij het geopende graf, waarin het lichaam van een jong meisje lag. Maar daar opende de Heere ook Zijn Woord en drukte de Waarheid van Prediker 25 vers 2 in mijn hart. “Het is Gods eer een zaak te verbergen,” De Heere leerde ook de betekenis van deze woorden. Het is Gods eer om een tijd Zijn genadewerk te verbergen, tot op het ogenblik dat het Hem behaagt het te openbaren.
Zo was het ook hier. De Heere behaagde Zijn werk te openbaren. De Heere had het willen openbaren aan Zijn volk en zij mochten getuigen van Gods eeuwig vrij en soeverein welbehagen.
In de opperzaal komen deze gebeurtenissen weer helder voor onze aandacht. Ze moeten bewaard worden voor het nageslacht, dat zo weinig meer hoort van Gods wonderlijke werken.
Janny had een voor velen onbegrepen weg. Ze was voor velen een onbegrepen kind. Het is een wonder dat God haar wel begreep en dat ze begrepen werd door een volk, dat zelf ook veel onbegrepen wegen bewandelen moet.
Uit: Uit de Opperzaal, ds. P. Blok
Jammer, maar helaas nogal typerend, dat er uit niets in dit verhaal blijkt, dat ze JEZUS CHRISTUS heeft leren kennen.
Zijn Naam, zonder wie NIEMAND tot de Vader kan komen, ontbreekt volledig.
Er wordt gequote uit Psalmen, Prediker en Jesaja en Zijn Volk.
Zijn genadewerk is zo'n 2000 jaar geleden geopenbaard.
Ik denk dat je de kern van dit verhaal dan niet begrijpt...
Juist om wat onbegrip weg te nemen is het misschien nuttig iets uit de praktijd van Gods volk te plaatsen.
Ik begrijp ook dat de reactie uit onwetendheid is geplaatst, maar de reden daarvan is ook
ja ik moet het toch helaas weer zeggen, dat de kennis van het leven en de praktijk van het leven van Gods volk
zover weg is. Men ziet het nog zelden, en men kent geen of nauwelijks voorbeelden meer in eigen omgeving,
en van veel kansels worden deze wegen ook niet meer aangeroerd.