Bij ons werd vanmorgen wel voluit gezegd: "we gaan over tot de belijdenis des geloofs". Er werd bijgezegd dat de jonge mensen zich aan de Heere en Zijn dienst wensten te verbinden. Ook werd er gewezen op het bijzondere daarvan in deze tijd van kerkverlating. Dat de Heere dit nog geeft.Wilhelm schreef:Er is veel verwarring op dit punt.
Vandaag heb ik ook een belijdenisdienst meegemaakt. In de preek werden de catechisanten geregeld aangesproken, ernstig en liefdevol. Maar wel als onbekeerden. Dan werd er gewezen op het geluk van Gods volk met de bede of ze dat ook zouden mogen leren kennen.
Na de preek werd er gezegd "we gaan over tot de openbare belijdenis" Er werd niet gesproken over "geloofsbelijdenis"
En dat door een van de docenten aan de theologische school.
Het was een mooie preek, een indrukwekkende dienst, maar die vaagheid over wat belijdenis des geloofs nu is blijft dan bestaan. En dat roept op zn minst vragen op.
Enkele onderdelen uit de link van GJdeBruijn wil ik er graag even uit lichten voor deze discussie:
De belijdenis des geloofs is in den diepsten grond een beamen van de leer. Dit wil niet zeggen, dat de belijdenis alleen is een belijden van de leer der kerk, in dien zin dat de belijder alleen verklaart, dat hij instemt met hetgeen door de kerk geleerd wordt, zonder dat hij met zijn hart gelooft wat God in Zijn Woord geopenbaard heeft, en dat hij Christus als zijn Zaligmaker wenscht te dienen en te vreezen.
(...)
Bij de belijdenis van de gedoopte leden worden de belijders aangemerkt als deelgenooten van de kerk. Van de kinderen der gemeente wordt in het doopsformulier beleden, dat zij, hoewel in zonde ontvangen en geboren en tot het goede gansch onbekwaam, nochtans in het verbond geboren zijn, en daarom ook het teeken en zegel des doops behooren te ontvangen. En de Nederl. Geloofsbelijdenis zegt: „Zoo heeft Hij dan bevolen te doopen alle degenen, die de Zijnen zijn, in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, alleen met rein water, ons daarmede te verstaan gevende, dat, gelijk het water de vuiligheid des lichaams afwascht, wanneer wij daarmede begoten worden, hetwelk op het lichaam desgenen, die den Doop ontvangt, gezien wordt, alzoo het bloed van Christus hetzelfde van binnen in de ziele doet, door den Heiligen Geest, haar besprengende en zuiverende van hare zonden, en wederbarende uit kinderen des toorns tot kinderen Gods". Om die reden hebben ook de jonge leden der gemeente te verstaan, dat — gelijk het Doopsformulier verklaart — zij „van God door den Doop vermaand en verplicht worden tot eene nieuwe gehoorzaamheid, namelijk dat wij dezen eenigen God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, aanhangen, betrouwen en liefhebben van ganscher harte, van ganscher ziele, van ganschen gemoede en met alle krachten, de wereld verlaten, onze oude natuur dooden en in een godzalig leven wandelen". Hieruit blijkt, dat de geloofsbelijdenis in de kerk zich niet moet beperken tot eene uiterlijke, verstandelijke kennis, tot eene verklaring van wat men bij het onderwijs der kerk geleerd heeft, maar dat zij behoort gepaard te gaan met de overtuiging, dat men Christus als borg en middelaar erkent en begeert te dienen en lief te hebben, dat men God den Heere in oprechtheid wenscht te vreezen.
De inhoud van het geloof wordt hier omschreven als een erkennen van Christus als Borg en een begeerte voor Hem te leven. Ik denk dat velen hier wel van overtuigd zijn en die begeerte ook hebben. Ondanks dat ik ook wel zie dat weinig (jong) belijdende leden deelnemen aan het H.A., denk ik niet dat de oorzaak daarvan is, dat het doen van belijdenis 'uitgehold' wordt. Eerder denk ik dat dit komt, doordat het doorbrekende werk node wordt gemist. En dat zal in het kerkverband van dr. Van den Belt -naar ik inschat- niet minder zijn. M.a.w. de klem op de belijdenis zal m.i. niet meer gelovigen 'veroorzaken', wellicht wel meer avondmaalgangers ...