albion schreef:
Nee, maar je leest ook nergens hoe je psalmen moet zingen. Weet jij wat de machalath, de nechiloth, de alamoth of de schoschanim is? Ik weet wel dat zingen heel belangrijk was in de tempeldienst onder de opperzangmeesters. Maar hoe dat ze zingen? Zou het zingen zoals het nu gebeurd in de synagogen terug te leiden zijn zoals dat het geval was in het OT?
Vreemd ook dat je over het zingen niet meer leest in het NT. Tenminste niet dat ik weet.
Het klopt dat we uit het NT weinig concrete, praktische gegevens hebben over de muziek in de eredienst. In het OT vinden we wel allerlei aanwijzingen, en blijkt ook dat aan de tempelmuziek hoge eisen werden gesteld. Volgens 1 Kron. 23: 5 beschikte David over maar liefst 4000 tempelmuzikanten, waaronder 288 echte profs! Aangenomen wordt dat de eerste christenen gewoon op de oude voet verder gingen, zoals ze het gewend waren. Met de verwoesting van de tempel in het jaar 70 eindigde de tempeldienst en dus ook de tempelmuziek. Over de manier waarop muziek daarna in de synagogedienst functioneerde, hebben we nauwelijks informatie. Kol. 3: 16 illustreert wel dat men niet uitsluitend psalmen zong, maar ook lofzangen en geestelijke liederen (hymnen). Aangenomen wordt dat Ef. 5: 14 (Ontwaakt gij die slaapt en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten) een citaat is uit zo’n hymne die men destijds zong.
Over de betekenis van al die mooie woorden zijn de geleerden het niet altijd met elkaar eens.
Neginoth schijnt aan te geven dat er een snaarinstrument bij wordt gebruikt, zoals het oorspronkelijke woord voor psalm ook op het gebruik van de harp duidt. Ook Binginoth duidt op een snaarinstrument.
Schmeninith: de een denkt aan een basstem, de ander aan een grote harp; in elk geval iets met lage tonen.
Gittith: eveneens een snaarinstrument, mogelijk een Filistijnse harp.
Alamoth: voor hoge stemmen.
Hamaäloth: opgang, bedevaartslied
Lammenassach: voor de opperzangmeester, kan ook worden vertaald als: voor de liturgische dienst
Nehiloth, Ajelet Hassaschar, Sosannim, Susan eduth, Jonath elem rehokim, Altasheth zijn verwijzingen naar bestaande, bekende melodieën uit die tijd (al zijn er ook mensen die denken dat Nehiloth de aanduiding voor een fluit is geweest).
Het woordje Sela wordt gezien als aanduiding voor een pauze en/of verandering: verandering van begeleiding, van toonsoort, of aanduiding voor een instrumentaal tussenspel. Maar er zijn ook verklaarders die denken aan een acclamatie, een soort “Amen” van de gemeente.
En dan zijn er nog liederen voor specifieke gelegenheden, zoals Moetlabbeen, bij een sterfgeval; Mahalath, bij ziekte; Mahalth leannooth, om te klagen; Schiggajon, klaaglied (?).
Higgajon (Psalm 9 en 92): SV geeft in 92 “voorbedacht lied”, het zou ook gewoon “tussenspel op de cither” kunnen zijn.
Door de jaren heen zijn er steeds weer geleerden geweest die hebben willen aantonen dat het Gregoriaans z’n wortels heeft in de tempelzangen van de Joden. Als we vervolgens bedenken dat enkele van onze Geneefse psalmmelodieën hun oorsprong hebben in oud-kerkelijke hymnen, en dus niet ver verwijderd zijn van het Gregoriaans (o.a. Psalm 15, 30, 31, 80, 129 en 141), dan hebben we met onze psalmen misschien toch nog een flinterdunne link met de tempelmuziek.