Omdat ik het echter NOCH met Afgewezen c.s. NOCH met Dies eens ben, voeg ik mijn opmerkingen in dit topic toe in de vorm van een reactie op enkele quotes van Dies eerder in dit topic.
Om kort mijn positie in deze discussie aan te geven: Ik ben het niet eens met de vervangingstheologie (de beloften aan Israël moeten geheel gelezen worden als beloften aan de Kerk). De puriteinen en Nadere Reformatie waren hierin veel genuanceerder en ik hoop met bijgaande posting deze lijn aan te houden.
Het spijt mij dat ik daarmee Dies nog meer huiswerk bezorg, maar ik hoop dat hij hierop wil ingaan.
Enkele inhoudelijke opmerkingen:Dies schreef:Ik schreef juist dat het nieuwe verbond wel en exclusief met Israel is gesloten. Via Israel gaat de zegen van het Nieuwe verbond naar de heidenen. Op die manier ook naar de gemeente van Christus.
Maar de verbonden als zodanig blijven een strikt joodse aangelegenheid. Joden blijven in die positie ook gebonden aan de wet van Mozes vanwege de andere verbinding van dat volk met haar Messias in vergelijking met die tot ons heidenen. Je kan de Messias namelijk niet los denken Israel: Messias en volk zijn één! Jezus spreekt dan ook in die collectieve zin: het betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen.
De wetsvervulling door het volk - je mag wat mij betreft ook lezen 'de rest van het volk' - wordt zodoende gekwalificeerd als navolging van de Messias. De volkomenheid van de vervulling van de wet door de Messias wordt in die weg en in de weg van de vervulling waar Paulus op doelt uiteindelijk op het conto geschreven van heel Israel. Wij als heidenen zijn eveneens verbonden met Israels Messias, maar die verbinding is van een andere aard: de vervulling van de wet door Christus wordt ons om niet geschonken. Maar wij staan nog steeds in een andere positie tot Israels Messias. Wij blijven vreemde loten. Wij zijn 'dichtbij gekomen', maar die positie blijft onderscheiden van de unieke binding van de Messias met Israel. Die blijft voor ons een geheimenis.
1. Het Verbond kende onder het OT reeds verschillende bedelingen. Direct na de zondeval kwam reeds de belofte van het Verbond tot Adam en Eva. Na de zondeval werd het verbond hernieuwd met Noach. Een nieuwe bedeling begint bij Abraham wanneer Abraham wordt afgezonderd uit het nageslacht van Sem. Ten tijde van Mozes richt God Zijn Verbond op met Israël. En onder het NT wordt bij Christus’ dood de ‘middelmuur des afscheidsels’ weggenomen en delen ook de heidenen in de weldaden van Christus. Al deze bedelingen hebben dezelfde grond, namelijk Gods genade en barmhartigheid die Hij betonen wil in Christus.
2. Het feit dat de belofte van het Verbond reeds tot Adam en Eva kwam, namelijk in de belofte van het Zaad, dat in zijn volledige vervulling alleen op Christus ziet, toont aan dat Christus Middelaarschap universeel is en niet beperkt kan worden tot een betrekking tot alleen het Joodse volk.
3. Dit neemt niet weg dat er een bijzondere verbondsbetrekking ligt op het Joodse volk en dat Christus in een bijzonder opzicht gekomen is voor dit Joodse volk. Dat ligt ook opgesloten in de profetie van Simeon in de tempel: ‘Een Licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van Uw volk Israël.’ (Lukas 2:32) Let ook op de volgorde in deze profetie. In eerste instantie zouden het vooral de heidenen zijn die het Evangelie zouden aannemen. Maar in het laatste der dagen zal ook Israël Zijn Messias kennen en aannemen. Daarvan spreekt ook Zacharia 12:10:
4. Het onderscheid tussen Israël en de heidenen blijft ook onder het Nieuwe Testament. Dat zegt Paulus ook duidelijk in Romeinen 11: ‘Zo roemt niet tegen de takken’ (vs. 18). En ook: ‘En dit is hun een verbond van Mij, als Ik hun zonden zal wegnemen’ (vs. 27). De verbondsbetrekking met Abraham en zijn zaad is niet afgesloten bij de komst van Christus, maar bestaat nog steeds en zal in de nabije toekomst worden vernieuwd wanneer de Geest der gebeden over het huis Davids en Jeruzalem zal worden uitgestort en de rouwklage zal worden gehoord (zoals door Zacharia geprofeteerd, zie hierboven).Doch over het huis Davids en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden, en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben; en zij zullen over Hem rouwklagen als met de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene.
5. Ondanks dit onderscheid is Christus ook wezenlijk het Verbondshoofd van de gelovigen uit de heidenen. Jesaja 49 leert dat reeds. En Romeinen 11:18 zegt ons dat de ‘wortel’ de gelovigen uit de heidenen draagt. Dit is dezelfde wortel die de natuurlijke takken (Israël) draagt. En die wortel is Christus. En ook Efeze 2 leert duidelijk de eenheid van Joden en heidenen onder de nieuwe bedeling: ‘Want Hij is onze vrede, Die deze beiden één gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende (…) Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods.’ (vs 13-17, enz.) Zeker, Israël houdt een bijzondere plaats (eerst de Jood en ook de Griek), maar het is niet zo dat het heil alleen via Israël tot de heidenen komt. Christus is het beloofde Vrouwenzaad. Zoals Eva de moeder aller levenden was, is haar Zoon Christus de Zaligmaker van alle mensen die door Hem geestelijk levend worden gemaakt. De vrouw uit Openbaring 12 die een Zoon baarde, ziet ook op deze zaadbelofte uit Genesis 3. Deze belofte geldt niet alleen Israël, maar het gehele mensdom voor zover deze belofte wordt toegepast en omhelsd.
6. Christus is de vervulling van de wetten van Mozes. Inderdaad. Maar er moet onderscheid worden gemaakt tussen de ceremoniële wetten en de zedelijke wet die alle mensen geldt. En beide heeft Christus vervuld. De zedelijke wet is de uitdrukking van Gods beeld, met dit beeld is de mens geschapen en de wet eist nog steeds dit beeld. De tien geboden die op Sinaï werden gegeven is de uitdrukking van deze zedelijke wet. Deze wet is dus niet alleen aan Israël gegeven, maar is universeel, zij geldt alle mensen van alle tijden en alle plaatsen. Christus heeft deze wet vervuld en gehouden. Daardoor is een eeuwige gerechtigheid aangebracht. De mens, die Gods beeld in de zondeval verloren heeft, kan door deze gerechtigheid weer met God in een verzoende staat komen. En dit is reeds voor de uitverkorenen van eeuwigheid weggelegd. Nogmaals: Dit geldt niet speciaal Israël, maar is universeel. Zoals ook de Wet der zeden universeel was en is en omdat ook de belofte van het Vrouwenzaad universeel was en is.
Samenvattend ben ik het met Dies eens op de volgende punten:
1. Israël heeft een unieke positie, ook onder het NT.
2. Er zijn nog onvervulde beloften voor Israël.
Maar ik ben het niet eens in de volgende zaken:
1. De wetten van Mozes zijn niet van toepassing voor de heidenen. Want in die stelling ontbreekt het noodzakelijk onderscheid tussen de wet der zeden en de ceremoniële wetten.
2. De heidenen staan niet in een rechtstreekse Verbondsbetrekking tot Christus, maar alleen vía Israël.
3. De betrekking van de heidenen tot Christus is van een andere aard als de betrekking van de Joden tot Christus. Weliswaar is dit juist als het gaat om de uitwendige verbondsbeloften en omstandigheden, maar niet als het gaat om het wezen van het verbond en de toerekening van Christus’ gerechtigheid. Deze toerekening is inderdaad ‘om niet’, maar dat geldt niet alleen voor de heidenen, maar ook voor de Joden.
Zonderling