Romeinen 6:4-7; Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden.
Want indien wij met Hem een plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding;
Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen.
Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde[/color].
Johannes S, het is waar dat Christus reeds de volle heiligmaking voor de gelovigen verworven heeft. Maar dat wil niet zeggen dat de gelovigen daardoor niet meer te maken hebben met de afsterving van de oude mens en het wandelen in nieuwheid des levens, omdat Christus dit reeds verworven heeft en in Zijn werk volbracht heeft. De apostel laat in de teksten hierboven namelijk nog een "opdat" volgen, dat in het leven van de gelovigen vervuld wordt, en dus niet vooraf gaat.
Indien iemand in Christus is, IS hij een nieuw schepsel, en nochtans moet deze vernieuwing een uitwerking krijgen in het leven ("opdat... wij in nieuwheid des levens wandelen zouden"); idem de oude mens IS in hem gestorven, en nochtans moet ook dit nog een verdere uitwerking krijgen ("opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen").
Je moet dan ook onderscheid maken tussen de weldaden die in één keer volmaakt geschonken worden wanneer iemand in Christus is, en dat is de weldaad van de vergeving van zonde, en de weldaden die verband houden met de levensvenieuwing en heiliging, die in dit leven nog onvolmaakt is en dus een voortgaand werk kent. Waarbij ik steeds gezegd heb dat dit werk voortvloeit uit het werk van de Heilige Geest en de vereniging van Christus, dus niet uit de mens zelf.