Fjodor schreef:criticus schreef:
Voor mij is het NT richtinggevend als het om het lezen van het OT gaat. En vanuit dat oogpunt kan ik weinig met het letterlijkheidsstreven van het chiliasme. Ik vind het ook een verarming van het Evangelie.
Daar zit nu juist je grote denkfout, het N.T kan niet verstaan worden zonder het O.T. De schrijvers waren Joden die wel Grieks schreven, maar Joods dachten. Neem als voorbeeld de gelijkenissen, iedere Jood begreep vanuit het rabbinale onderwijs wat Jezus bedoelde, maar voor ons westerlingen is die denkwijze vreemd, daarvoor is kennis van het O.T. onmisbaar. Anderzijds is het natuurlijk wel zo dat Tora door Mozes gegeven is, maar de genade en de waarheid door Jezus Christus geworden. Daarom zou ik het liever zo willen formuleren dat het nieuwe niet begrepen wordt zonder het oude, maar het oude wel het verheldert en in een klaarder licht komt te stellen
criticus
De Jood begreep de gelijkenissen niet.
Lees mattheus 13 maar, het stuk na de vertelling van de gelijkenis van de zaaier en voor de uitleg van de gelijkenis van de zaaier.
Ik denk dat de Jood meer van de gelijkenissen heeft begrepen, dan dat wij ze begrijpen. Ik zou eigenlijk een andere topic moeten starten, maar dit vergt zoveel tijd, ik weet niet of ik dat kan. Een voorproefje:
De schat in de akker.‘
Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat. in de akker verborgen, welke een mens gevonden hebbende, verbergde; en van blijdschap daarover gaat hij heen, en verkoopt al wat hij heeft en koopt die akker.
Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman die schone parelen zoekt; en ene parel van grote waarde gevonden hebbende, ging hij heen, en verkocht al wat hij had en kocht haar’ (vs. 44-46).
In beide gelijkenissen wordt een mens genoemd, die verkoopt al wat hij heeft, om datgene te verkrijgen wat hij kostbaar acht. In de eerste vindt hij de schat in de akker en hij verbergt hem daar, terwijl hij de akker koopt om de schat in bezit te krijgen. In de tweede verkoopt hij al wat hij heeft voor de parel van grote waarde. Bij grote overeenkomst is er natuurlijk ook onderscheid. De schat is verborgen in de akker, die gekocht wordt, waardoor ook de schat eigendom wordt. De ene parel komt uit de zee, haar waarde is groter dan die van de schat, waarvan niet gezegd wordt dat hij grote waarde heeft. Een schat kan groter of kleiner worden, er kan van worden afgenomen of bijgevoegd; de ene parel evenwel is compleet, waarde en schoonheid zijn vastgesteld. Bij de uitlegging van deze gelijkenissen moeten we dezelfde gedragslijn volgen als bij de vorige. We zullen het ontleedmes opnieuw moeten hanteren om de fouten aan te tonen in de verklaring, die bij het christendom ingang heeft gevonden, maar niet in overeenstemming is met de bedoeling van de Schrift. We willen beginnen met een aanhaling uit ‘Luthers verklarende aantekeningen op de Evangeliën’ (blz. 82).
‘De gelijkenis van de schat bedoelt, dat wij tevergeefs het Koninkrijk van God zoeken door onze werken en inspanningen of de werken der wet. Want wij zijn niet geboren uit den bloede, noch uit de wil des vleses, noch uit de wil des mans. De Joden bezaten de akker, maar zagen de schat daarin niet. De heidenen (volkeren) kochten de akker met de schat, dat is de wet met Christus... De verborgen schat is het Evangelie, dat ons genade en gerechtigheid geeft zonder onze verdienste. Als iemand die vindt, veroorzaakt hij vreugde, dat is een goed en vrij geweten, wat door goede werken niet kan worden verzekerd. De gelijkenis van de parel is bijna van dezelfde soort als de voorgaande, behalve dat in de eerste gesproken wordt van vinden, in deze van zoeken. Hier moet gedacht worden aan een groeiend geloof, waarmee aangegeven wordt, dat de parel niet onbekend was, dat men er van gehoord had als zijnde van grote waarde. Het verlangen van de koopman is, om de parel te mogen bezitten. Iets dergelijks geldt voor het christelijk leven, Hij die het begonnen is, denkt dat hij niets heeft, maar hij strekt zich er naar uit, voortdurend voorwaarts dringend om het te verkrijgen.’
Andere verklaarders van de Schrift zijn Luther hierin gevolgd.
In toespraken met een evangelische strekking wordt de zondaar vermaand alles op te geven, alles te verkopen, met het doel christen te worden, zichzelf en de wereld op te geven, en dan de parel van grote waarde te vinden. Wij vragen ons af of dat het Evangelie is en antwoorden: neen! De zondaar heeft geen offerande te brengen.
Al zijn pogen om zichzelf te verzaken en de wereld op te geven, kan hem nooit het eeuwige leven of de genade Gods verzekeren.‘Wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’werd eens gevraagd door een eigengerechtige farizeeër, een jonge overste. De Heere antwoordde hem, die tot Hem kwam overeenkomstig de wet, omdat hij onder de wet stond, en zei hem alles te verkopen, de opbrengst aan de armen te geven en Hem te volgen. Dit is echter niet het Evangelie, maar de wet, die eist: ‘Doe dit en gij zult leven.’
Bij de verkondiging van het Evangelie aan zondaren hebben wij niet te zeggen wat zij moeten doen, dat zij alles moeten opgeven om te ontvangen; het Evangelie der genade vraagt de zondaar niet alles te verkopen om daarvoor de genade van God en het eeuwige leven te verkrijgen, het biedt aan elke zondaar het eeuwige leven aan als Gods gave, als een vrije gift in Christus Jezus. Het Woord van God spreekt ongetwijfeld van kopen, maar het is een kopen zonder geld en zonder prijs. ‘O, alle, gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet; ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk’ (Jes. 55:1). Het prijsgeven, opgeven volgt als iemand gered is en de genade Gods heeft ontvangen, maar nooit daarvoor.
Ook aan de akker wordt door velen een uitleg gegeven, die nooit door de Heere bedoeld kan zijn, trouwens Hij heeft ons zelf de sleutel gegeven. ‘De akker is de wereld.’ Dit is de betekenis in de eerste twee gelijkenissen.
Indien de zondaar bedoeld wordt door de man, die de akker koopt, zou de consequentie zijn, dat de zondaar de wereld heeft te kopen. Er is geen enkele reden om aan deze twee gelijkenissen zulk een uitleg te geven. In de eerste twee gelijkenissen wordt van één persoon gesproken: de zaaier, de man die het goede zaad zaaide. Deze Man is de Heere Zelf. In de gelijkenissen, waarmee we nu bezig zijn, wordt met de man, die de akker kocht met de schat erin en de koopman, die alles verkocht wat hij had om de ene parel van grote waarde te bezitten, ook de Heere Zelf bedoeld. Het is niet de onbekeerde zoekende en redding vindende – maar de Zaligmaker, die de zondaar zoekt. Hij koopt de akker met de schat er in, en geeft alles prijs om de parel van grote waarde te bezitten. Als wij zó de gelijkenissen bezien, valt het ware licht erop en bezitten wij het gezegende Evangelie. Hij, die rijk was, werd arm om onzentwil, opdat wij door Zijn armoede rijk zouden worden.Hij, die Gode evengelijk is, ontledigde Zichzelf. Hijdaalde neer, gaf alles prijs, was gehoorzaam tot de dood, ja tot de dood des kruises. Beide gelijkenissen leren dezelfde grote waarheid, dat Chistus, de Zaligmaker, die kwam om te zoeken wat verloren was, de akker en de gevonden schat kocht en alles prijs gaf om de parel van grote waarde te bezitten.
Rest misschien nog de vraag waarom er twee gelijkenissen nodig zijn om dit duidelijk te maken?
Als de zoekende en vindende koopman onze Heere voorstelt, waarom wordt het alles prijsgeven en kopen tweemaal genoemd? Waarom wordt eerst de schat en daarna de parel genoemd? Waarom is de gekochte schat verborgen terwijl de ene parel van grote waarde blijkbaar het eerst in bezit komt van de koopman?
De éne parel van grote waarde
De Heere spreekt hier ongetwijfeld van een tweevoudige verborgenheid van het Koninkrijk der hemelen en van twee verschillende voorwerpen, die Hij verkreeg door Zijn verlossingswerk.
Als Hij de schat noemt, verborgen in de akker, die Zijn eigendom wordt door koop, bedoelt Hij Zijn aardse volk Israël. De ene parel van grote waarde, schoon en volledig, gehaald uit de zee, wijst op de Gemeente, het ene lichaam. De twee gelijkenissen openbaren dus de verborgenheid van Israël en die van de Gemeente; van beide verborgenheden geeft de Heilige Geest in de Brieven door de apostel der heidenen, getuigenis aan wie de verborgenheden bekend gemaakt waren. Israël is de schat in de akker.
Deze verklaring is nog niet af, maar het wordt te lang, daarom stop ik maar. Dit is een totaal andere benadering dan als ik op zondag in de preek hoor. Dat bedoelt Criticus nu met een uitleg die bekend was aan Israël.