Omdat ik de draad in deze discussie een beetje kwijtraak, even een vraag aan Eilander.
eilander schreef:DDD schreef:Het citaat van Kohlbrugge is inderdaad mooi.
Wat Eilander zegt, is misschien wel bevindelijk, maar niet gereformeerd. Wij hoeven niets bijzonders uit Gods mond te horen. Wij moeten geloven. En dat kan alleen uit genade en door de heilige Geest. Maar daar hoeft niets extra bij te komen.
Ik ga er even van uit dat ik de Dordtse Leerregels mag aanvoeren om aan te tonen dat het wel degelijk gereformeerd is. Overigens heb ik niet gezegd dat we iets 'bijzonders' uit Gods mond moeten horen. Wel dat we Gods stem in ons hart moeten horen.
Dit is wat ik bedoel: DL H3/4 art. 12 is echt noodzakelijk!
En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift , die van den Auteur van deze werking is ingegeven,, in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en daadwerkelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.
Dus het is bevindelijk en gereformeerd. Niet iets bijzonders (geen stem uit de hemel, geen bijzondere verschijning), maar door het Woord! Maar dan wel het Woord in ons.
Als we dit loslaten, gaan we hard op weg naar oppervlakkigheid ben ik bang.
Is dit citaat uit de Dordtse Leerregels nu nog altijd een reactie op wat je mist in de geciteerde preek van ds. Vergunst?
Met andere woorden: ontbreekt daarin volgens jou de noodzaak van deze wedergeboorte, zoals omschreven in DL h3/4, art. 12?
Zo ja, wie zijn dan deze mensen waarover de ds. spreekt:
preek schreef:...oprecht gemaakte mensen, die door Gods genade met een oprecht verbroken en nederig gemaakt hart gezegend zijn...
Zij zijn het adres van zijn oproep om "het" te geloven. Die oproep is niet algemeen, maar geadresseerd.
Ik begrijp wel dat dat nog steeds problematisch kan zijn. In zekere zin voel ik met je mee dat ook voor wedergeboren zondaren die verbroken en verslagen van hart zijn de boodschap niet is "geloof het maar", maar "geloof in Hem".
Anderzijds: tegen de kinderen van de Heere moet soms ook worden gezegd: "houd het daarvoor, dat u...". Ze zijn zo vervuld met geestelijke vergeetachtigheid, dat zij soms moeten worden opgeroepen om -naast het geloof in Christus- óók te geloven dat Zijn weldaden hen geschonken zijn.
Uiteindelijk ligt hier -als ik het goed begrijp- niet zozeer de vraag naar de noodzaak van de wedergeboorte achter, maar de vraag naar de noodzaak van (de kennis van) bewuste schuldvergeving. In een preek over de tollenaar en Farizeeër in de tempel spreekt ds. Vergunst op een vergelijkbare manier over deze zaken, als het gaat over de zondaar die zijn ogen niet durft op te heffen naar de hemel, maar toch gerechtvaardigd naar huis gaat. Vergelijkbaar een preek over Matth. 5, honger en dorst naar de gerechtigheid.
Ik vind het nog niet zo'n eenvoudige discussie. Bij de citaten van ds. Vergunst aarzel ik. Ik ben het helemaal met hem eens dat het verbroken zijn van hart of de honger naar de gerechtigheid vruchten zijn van de wedergeboorte. In die zin delen ook deze mensen al in de weldaad van schuldvergeving. Toch geloof ik -en in die zin kan ik je volgen- dat het wel nodig is dat ook zelf van de Heere bevestigd te krijgen, door het gelovig zien op Christus als antwoord op Zijn openbaring in het hart door Zijn Woord.
Aan de andere kant: zouden er oprechte christenen kunnen zijn die ook aan die weldaad deel hebben, maar het tóch daarvoor niet durven houden? En die het wel nodig hebben dat hen gezegd wordt: geloof wat de Heere gedaan heeft in je leven?
Ik weet dat het voor sommigen onbestaanbaar is (er bestaat geen onbewuste openbaring van de Middelaar, zeggen zij dan). Ik aarzel; en vraag me toch af of er geen mensen zijn die Christus en Zijn vergeving door het geloof leerden kennen, maar daarover toch in het donker zijn en zichzelf zouden rekenen tot de mensen die ds. Vergunst beschrijft: "verbroken van hart".
Alleen de discussie richt zich volgens mij op iets heel anders dan het preekcitaat en wervelt weer allerlei meer en minder gereformeerde kanten op.