Re: Vraagje
Geplaatst: 22 jun 2011, 20:58
Afgewezen schreef:Kan iemand (huisman bijvoorbeeld) hier quoten wat M. Henry schrijft bij Numeri 12:1? Ik wil dat graag vergelijken met wat ik in de verkorte uitgave heb staan.
Alvast mijn dank!
Numeri 12:1-3
1. Hier is de onbetamelijke ontevredenheid van Aäron en Mirjam: zij spraken tegen Mozes, vers 1 . Indien Mozes, die zoveel eer heeft ontvangen van God, toch zoveel minachting en beledigingen had te verduren van mensen zal dan iemand van onze zulke beproevingen vreemd of hard vinden, en er hetzij toornig of mismoedig door worden? Maar wie zou gedacht hebben, dat dit verdriet aan Mozes berokkend zou worden:
A. Door hen, die zelf ernstig en Godvruchtig waren, ja meer, uitnemend in de Godsdienst: Mirjam, een profetes, Aäron, de hogepriester, beide mede-afgevaardigden met Mozes ter verlossing van Israël? Micha 6:4. "Ik heb voor uw aangezicht henen" "gezonden Mozes Aäron en Mirjam".
B. Door hen, die zijn naaste bloedverwanten waren, zijn eigen broeder en zuster, die zo geschitterd hebben in stralen, ontleend aan zijn licht. Zo klaagt de bruid: "de kinderen van mijn moeder waren tegen mij" "ontstoken," Hoogl. 1:6; en twisten onder bloedverwanten zijn zeer bijzonder smartelijk: "een verongelijkte broeder is ontoegankelijker" "dan een sterke stad en twistingen zijn als de grendel van een burcht" Spr. 18: 19 . Maar dit draagt bij om de roeping van Mozes te bevestigen, en toont dat zijn verhoging zuiver en alleen door Gods gunst was, en niet door overeenkomst of afspraak met zijn bloedverwanten die zelf hem zijn verhoging misgunden. Zo hebben ook Christus’ broeders niet in Hem geloofd Joh. 7: 5 . Mirjam schijnt de twist begonnen te zijn, en Aäron, niet gebruikt of geraadpleegd zijnde in de keus van de zeventig oudsten, was voor het ogenblik misnoegd en ontstemd, en dus te eerder geneigd om de partij van zijn zuster te kiezen. Het zou iemand treurig kunnen aandoen om Aärons hand in zoveel overtredingen te zien, maar het toont dat de wet tot hogepriesters stelt mensen, die zwakheid hebben. Satan heeft het eerst overmocht bij Eva, en door haar bij Adam. Zie hoe nodig het ons is, om ons niet door onze bloedverwanten te laten overhalen, om in twisten te worden betrokken, want wij weten niet hoe door een klein vuur een grote hoop hout zal worden ontstoken. Aäron had behoren te gedenken dat Mozes voor hem gebeden heeft, toen God vertoornd was tegen hem wegens het maken van het gouden kalf, Deut. 9: 20, en hem niet goed met kwaad moeten vergelden. Zij twistten met Mozes om twee dingen.
a. Om zijn huwelijk. Sommigen denken om een huwelijk, dat hij kort tevoren had aangegaan met een Cuschietische of Arabische vrouw; anderen denken omdat naar hun oordeel, Zippora, die zij bij deze gelegenheid in minachting een Ethiopische vrouw noemden, een te groten invloed had op Mozes in de keuze van de zeventig oudsten. Er was misschien al onenigheid ontstaan tussen Zippora en Mirjam, waardoor warme woorden gesproken werden, en het een gemelijke woord het andere teweegbracht, totdat ook Mozes en Aäron er in betrokken waren.
b. Over zijn regering. Niet omdat zij slecht was, maar omdat hij haar monopoliseerde, vers 2. Heeft dan de Heere maar alleen door Mozes gesproken? Moet hij alleen de keus hebben van de personen, op wie de geest van de profetie zal komen? Heeft Hij niet ook door ons gesproken? Hadden wij niet ook enig aandeel moeten hebben in deze zaak, om onze vrienden te bevorderen, zowel als Mozes de zijne? Zij konden niet ontkennen dat God door Mozes had gesproken, maar het was duidelijk, dat Hij soms ook door hen had gesproken, en wat zij nu bedoelden was zich met hem gelijk te stellen, hoewel God hem op zo velerlei wijze had onderscheiden. Het streven om de meeste te zijn is een zonde die zelfs discipelen lichtelijk omringt, en het is uiterst zondig. Zelfs zij, die in eer en aanzien zijn, zullen er zelden genoegen in hebben, als anderen tot nog hogere eer en aanzien komen. Zij, die uitmunten, worden gewoonlijk benijd.
2. Het grote geduld van Mozes onder deze terging. De Heere hoorde het, vers 2, maar Mozes zelf lette er niet op want, vers 3, hij was zeer zachtmoedig. Hij had wel reden om de belediging zeer kwalijk te nemen, zij was boosaardig en zeer ongepast op een tijd, toen het volk naar oproer neigde, en hem kort tevoren zoveel verdriet had gebaard door hun murmureren, dat gevaar liep van weer uit te breken, wanneer zij er dus in gesteund werden door Aäron en Mirjam. maar hij was als een dove, hij hoorde niet. Als het om Gods eer ging, zoals in de zaak van het gouden kalf, dan was niemand ijveriger dan Mozes, maar als het zijn eigen eer gold, dan was niemand zachtmoediger; moedig als een leeuw voor de zaak Gods, zacht als een lam voor zijn eigen zaak. Gods volk zijn "de zachtmoedigen van het" "land," Zef. 2: 3, maar sommigen bezitten die genadegave in hogere mate dan anderen, zoals Mozes, die aldus geschikt gemaakt was voor het werk, waartoe hij was geroepen, en waarvoor al de zachtmoedigheid werd vereist, die hij had, en soms meer. En soms is de onvriendelijkheid van onze vrienden een grotere beproeving van onze zachtmoedigheid dan de boosaardigheid van onze vijanden. Christus zelf maakt melding van Zijn zachtmoedigheid, Matth. 1:1 :29. "Ik ben zachtmoedig en nederig van hart," en het voorbeeld van zachtmoedigheid, dat Christus ons gesteld heeft, was zonder vlek, die van Mozes was dit niet.