Je gaat hier weer erg snel. 'De meeste uitleggers' vereist onderbouwing. In de verklaring van Dr. Grosheide staat dat de geboden uit Handelingen 15 alleen van toepassing zijn in het contact met Joden. Dat is ook een mogelijke benadering.Valcke schreef:Ik bedoelde dat het "niet opleggen van een meerdere last" geldt voor het niet opleggen van ceremoniële wetten. Dat was namelijk het punt in kwestie in Handelingen 15: in hoeverre zijn de heidenen gebonden aan ceremoniële wetten. Dat neemt natuurlijk niet weg dat 'hoererij' behoort tot de zedelijke wet. De meeste uitleggers verklaren het zo dat de apostelen specifiek de hoererij hier benoemd hebben omdat de zonde van hoererij vrij algemeen was onder de heidenen. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat bv. het 'eer uw vader en uw moeder' of 'gij zult niet stelen' voor de heidenen niet geldig was. Dat was eveneens geldig. Enzovoort.Philip schreef:Volgens mij klopt hier iets niet in je redenering. Het verbod op hoererij hoort duidelijk tot de zedelijke wetten. Hoe kun je dan zeggen dat bovenstaande tekst uit Handelingen alleen betrekking heeft op de ceremoniële wetten?Valcke schreef:Dit vind ik ontzettend grof. Kennelijk zijn de kanttekeningen, de reformatoren en Westminster Confessie biblicistisch.Tiberius schreef:Er is blijkbaar geen bovengrens aan biblicisme.
Je moet maar durven...1. Bloedschande wordt gerekend tot hoererij. Dat doet de apostel Paulus ook in 1 Korinthe 5.Maar wat doen jullie dan met een tekst als Handelingen 15: 28-29:
28 Want het heeft den Heiligen Geest en ons goedgedacht, ulieden geen meerderen last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen:
29 Namelijk dat gij u onthoudt van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij; van welke dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij wel doen. Vaart wel.
2. Ik gaf al aan dat het voorbeeld in 1 Korinthe 5 laat zien dat de apostel Paulus de wetten van bloedschande óók toepast op de aanverwante familieleden, net als dat in Leviticus 18 gebeurt. Wanneer deze wetten niet van toepassing zouden zijn onder het NT, dan zou die man niets verkeerds hebben gedaan om met zijn stiefmoeder in een huwelijk te stappen. Maar Paulus beoordeelde het als bloedschande en hoererij.
3. Deze passage uit Handelingen leert ons dat de heidenen niet gebonden zijn aan ceremoniële wetten. Met de zedelijke wet (de tien geboden in zijn ruime en geestelijke uitleg) staat dit heel anders.
Verder heb je natuurlijk de algemeen-menselijke wetten als het verbod op diefstal. Maar daar valt huwen met je moeder ongetwijfeld wel onder, maar huwen met de zus van je vrouw niet per se. De scheppingsorde verzet zich wel tegen het eerste, maar niet tegen het tweede.