dat is dan inlegkunde dus, vooral ook omdat de doopbelofte niet voor elk natuurlijk kind, hoofd voor hoofd, is, maar alleen voor de kinderen der beloften. Houdt ik het liever op de woorden van onze Dordtse Leerregels:GJdeBruijn schreef:Het woord niet, maar wel wat ermee bedoeld wordt.Bert Mulder schreef:waar lees je dit in Calvijn, over het pleiten op de doop?
Lees nog even terug. Een stukje terug heb ik wat van Calvijn geciteerd. Met pleiten wordt bedoeld het opvoeren van Gods Eigen woorden en toezeggingen in het gebed omdat je zelf niets en dan ook niets meer hebt in te brengen. Alleen wat van Gods kant komt kan dan redding geven.
Het is geen pleiten in juridische zin dat het een beroep doet op een recht. Het gaat hier over pleiten dat de aard van een pleidooi heeft: aanhouden, bidden en smeken, zonder ophouden. Dat behandelt Calvijn doorgaans onder het begrip boetvaardigheid.
1-16. Die het levend geloof in Christus, of het zeker vertrouwen des harten, den vrede der consciëntie, de betrachting van de kinderlijke gehoorzaamheid, den roem in God door Christus, in zich nog niet krachtiglijk gevoelen, en nochtans de middelen gebruiken, door welke God beloofd heeft deze dingen in ons te werken, die moeten niet mismoedig worden, wanneer zij van de verwerping horen gewagen, noch zichzelven onder de verworpenen rekenen, maar in het waarnemen der middelen vlijtig voortgaan, naar den tijd van overvloediger genade vuriglijk verlangen, en dien met eerbiedigheid en ootmoedigheid verwachten. Veel minder behoren voor deze leer van de verwerping verschrikt te worden degenen, die ernstiglijk begeren zich tot God te bekeren, Hem alleen te behagen, en van het lichaam des doods verlost te worden, en nochtans in den weg der godzaligheid en des geloofs zo ver nog niet kunnen komen, als zij wel wilden; aangezien de barmhartige God beloofd heeft dat Hij de rokende vlaswiek niet zal uitblussen, en het gekrookte riet niet zal verbreken. Maar deze leer is met recht schrikkelijk voor degenen, die God en Christus den Zaligmaker niet achtende, zichzelven aan de zorgvuldigheden der wereld en aan de wellusten des vleses geheel hebben overgegeven, zolang zij zich niet met ernst tot God bekeren.