Zoals beloofd zou ik met concrete citaten van Dr. Golverdingen komen, om mijn eerder genoemde punten te onderbouwen:
Dr. M. Golverdingen schreef:
Het verschil ten aanzien van het karakter van van het aanbod der genade kon volgens de kerkenraad van Gouda worden herleid tot een verkeerd woordgebruik: onvoorwaardelijk, algemeen. Als Verhagen een nadere verklaring gaf, kwam hij ook tot een voorwaardelijk aanbod. De kerkenraad van Gouda sprak daarom uit dat er tussen Steenblok en Verhagen geen wezenlijk verschil was.
Ad Anker gebruikt dit citaat om te bewijzen dat er geen verschil is tussen Steenblok en Verhagen. Hij vergist zich echter. Golverdingen toont namelijk aan dat de Goudse kerkenraad dit wel dacht, maar dat dit in werkelijkheid niet zo was. Want:
Dr. M. Golverdingen schreef:
Verhagen reageerde echt heel anders. Hij noemde het verschil in ligging tussen Steenblok en hem zo groot als dag en nacht. Steenblok week af van de leer die altijd in de Gereformeerde Gemeenten was gebracht.
Verhagen wil daarom een uitspraak van de classis. Golverdingen vervolgt:
Dr. M. Golverdingen schreef:
De aanklacht van Verhagen bij de classis bracht de Goudse kerkenraad echter tot het inzicht dat er wel een wezenlijk verschil bestond tussen de visie van Verhagen en die van Steenblok.
De Goudse kerkenraad had zich dus vergist. Daarna gaat Golverdingen het duiden en schrijft hij:
Dr. M. Golverdingen schreef:
Hoewel Verhagen niet vrijgepleit kan worden van pogingen om de invloed van Steenblok te minimaliseren, is zijn opstelling wel te begrijpen.
En even verder:
Dr. M. Golverdingen schreef:
Verhagen kon zich voor het onvoorwaardelijk aanbod van genade terecht beroepen op de traditie in de gemeenten. In de leesdiensten in de vele vacante gemeenten werden week in, week uit meestal bekenede en geliefde oude schrijvers gelezen, zoals J. Beukelman, Fl. Costerus, A. Comrie, A. Hellenbroek, J. van der Kemp, B. Smijtegelt, Justus Vermeer en anderen. Dit gegeven moet tot een genuanceerde beoordeling van Verhagen leiden. Er was bij hem meer aan de hand dan een poging om Steenblok monddood te maken. Het praktisch ontbreken in artikelen en preken van Steenblok van de aanbieding der genade in de geest van de genoemde oude schrijvers, achtte Verhagen een koerswijziging die correctie behoefde. Daarbij heeft hij Steenblok theologisch niet altijd recht gedaan, maar hij had wel een punt. Het mag niet zo zijn dat door een psychologische duiding van het optreden van Verhagen zijn theologisch bezwaar niet serieus wordt genomen.
Zeker het laatste citaat is heel belangrijk. Het toont aan dat er wel degelijk een enorm verschil zat tussen Steenblok en Verhagen en dat het de Goudse kerkenraad was, die dacht dat er geen verschil was. Verhagen was één van de weinigen, die dit verschil echt bemerkte. Velen konden de logische gedachtegang van Steenblok volgen en begrepen daarom niet waarom Verhagen zo'n ophef veroorzaakte. Volgens Golverdingen is het optreden te begrijpen, omdat Steenblok afweek van wat gebruikelijk was in de Gereformeerde Gemeenten.
En dit geeft dus ook zicht op het officiële verschil tussen de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
De lijn Kersten-Kok is dus een meer logische dan de lijn Kersten-Steenblok. Kersten heeft vlak voor zijn sterven tegen zijn schoonzoon verzucht (achter zijn bureau met zijn hoofd in zijn handen):
"ik heb het helemaal verkeerd gedaan, ik had het nooit moeten doen." Golverdingen zegt (ik meen in zijn proefschrift) dat hij hier doelt op de onrust, die is ontstaan binnen de Gereformeerde Gemeenten na overkomst van Steenblok, en het binnenhalen van deze predikant.
Verder is het heel belangrijk op te merken dat de opmerking van Kersten tegen Mallan (
"als je bij de waarheid wilt blijven, zul je het verband moeten verlaten") volgens Golverdingen voor meerderlei uitleg vatbaar is. Het is volgens Golverdingen niet waarschijnlijk dat Mallan deze uitspraak goed heeft geïnterpreteerd. En dat terwijl de uitgetredenen beweerden (en nog beweren) dat Kersten het dus helemaal met hen eens was, want dat had hij tegen Mallan gezegd. Golverdingen zegt dat deze uitleg dus zeer onwaarschijnlijk is.
Over de laatste 2 alinea's wil ik nog opgemerkt hebben dat de cursieve citaten van Kersten door mij vrij zijn weergegeven, omdat ik het bronmateriaal niet bij de hand heb.