Avi, als je iets citeert doe het dan wel correct, je laat nl. iets weg wat er toch zeker bij hoort:
Wat de grond betreft waarop hij (de verloren zoon) opstaat om naar huis te gaan, die blijkt duidelijk genoeg in de
voorafgaande woorden: Hij heeft gebrek en is op het punt van te vergaan en om te komen van
honger. Hij zag, dat hij in een ellendige staat verkeerde, en dat deed hem een besluit nemen.
En als hij dan thuis kwam, dan zou hij niet zoeken, dat zijn vader hem de plaats van een kind
in huis zou geven, maar dat hij hem als een van zijn huurlingen zou maken. De
beweegredenen, die de Heere gebruikte, om deze verloren zoon terug te brengen is zijn
gebrek en zijn verdrukking, zoals wij lezen in Hoséa 5:15: “Ik zal heengaan en keren weder
tot Mijn plaats, totdat zij zichzelven schuldig kennen, en Mijn aangezicht zoeken; als hun
bange zal zijn, zullen zij Mij vroeg zoeken.”
Avi schreef: Dat is een van de gewone middelen, die de Heere
aanwendt om Zijn kinderen te lokken. Hij vrijt (sorry, staat er echt) hen als zij in de smeltkroes der ellende zijn,
wanneer zij zichzelf als het ware niet kunnen onderhouden of verhuren. Wanneer het met hen
is als met Manasse: (2 Kron. 33:11, 12) “Daarom bracht de Heere over hen de krijgsoversten
die de koning van Assyrië had, dewelke Manasse gevangen namen onder de doornen; en zij
bonden hem met twee koperen ketenen, en voerden hem naar Babel. En als hij hem benauwde,
bad hij het aangezicht des Heeren, zijns Gods, ernstig aan, en vernederde zich zeer voor het
aangezicht des Gods zijner vaderen”. Hij en het volk zondigden tegen de Heere, en daarom
zond de Heere vijanden tegen hen, en hij wordt gevangen genomen en gevankelijk
weggevoerd naar Babel. En toen hij daar zo geboeid was, dat hij niet kon wegkomen, toen in
zijn benauwdheid, toen vernederde hij zich en zocht de Heere. (Deut. 30:1-3) “Voorts zal het
geschieden, wanneer al deze dingen over u zullen gekomen zijn, deze zegen of deze vloek, die
ik u voorgesteld heb, zo zult gij het weer ter harte nemen, onder alle volken, waarheen u de
HEERE, uw God, gedreven heeft; en gij u zult bekeren tot de HEERE, uw God, en Zijner stem
gehoorzaam zijn, naar alles wat ik u heden gebied, gij en uw kinderen, met uw ganse hart en
met uw ganse ziel. En de HEERE, uw God, zal uw gevangenis wenden, en Zich uwer
ontfermen; en Hij zal u weder vergaderen uit al de volken waarheen u de HEERE, uw God,
verstrooid had”. (Hos. 2:13, 14) “Daarom, zie, Ik zal haar lokken, en zal haar voeren in de
woestijn, en Ik zal naar haar hart spreken. En Ik zal haar geven haar wijngaarden vandaar
af, en het dal van Achor tot een deur der hoop;” dat is, te midden van grote benauwdheid zal
Ik naar hun hart spreken; dat is gewoonlijk de tijd, wanneer de Heere dat doet. Hiervoor wordt
een reden gegeven: (Spr. 29:15) “De roede en de bestraffing geeft wijsheid.” Als de mensen
ooit zullen welvaren, dan zullen zij welvaren, wanneer de hand Gods op hen is. Wat zal hen
vernederen, die niet vernederd worden door de bezoekingen des Heeren? Weliswaar gebruikt
het Woord van God deze spreekwijze, dat Zijn woord het hart vernedert, en soms zal het dat
ook doen; maar de verdraaidheid van onze natuur is zodanig, dat zij meestal niet tot de Heere
worden gebracht, zolang niet de ijzeren zenuwen van hun nek gebroken zijn, en Hij onze
hardnekkigheid buigzaam maakt.