-DIA- schreef:liz boer schreef:@DIA
Mensen kunnen vast overtuigd zijn het ware zaligmakende geloof te bezitten, terwijl ze pas zien dat ze het missen als ze echt van dood levend gemaakt worden. In de serie die een ouderling van onze gemeente schrijft in een plaatselijk blad (Rijssens-Holtens Nieuwsblad), is net aan de orde van behandeling iets over het leven van wijlen ds. A. Bregman. Deze dominee wist goed het verschil. Ik wil wel enkele stukjes plaatsen. Overigens staan (ik meen de laatste drie nummers) van Rijssens-Holtens Nieuwsblad online. Onder het kopje "De kleane koarke" kan men het lezen. De jongste aflevering is al nr. 106. Het zou heel mooi zijn als deze stukjes in boekvorm verschenen. Zoek maar even op
http://www.rijssen-holtensnieuwsblad.nl
PS Ik zie net dat aflevering 106 er nog niet op staat. Die komt heel binnenkort wel, want ik heb de krant al in huis.
Beste DIA
Als je tot de Heere Jezus vlucht kun je nooit beschaamd uitkomen, als je overtuigd bent van alles te bezitten niet.
Waarin de Bijbel lees je dat iemand die naar Jezus vlucht zich achteraf vergist heeft?
En hij ging bedroefd weg. En dan zegt de Heere Jezus: en Hij beminde hem. Was dat een zaligmakende verontrusting? Het nabijkomende werk wordt bijna niet meer gepreekt, en kan als zodanig dan ook niet meer bekend zijn. Een scherpe separatie ontbreek heel vaak, zoals ik dat meen waar te nemen.
Denk ook aan Saul. Hij kreeg een ander hart. Niet zo maar, maar van God. Dat ging heel ver, zodat men zei: Is Saul ook onder de profeten? enz.
Verder zal nooit een mens tot Jezus vluchten. Hij zal wel verontrust kunnen zijn aangaande zijn staat voor de eeuwigheid, hij kan ernstig gaan leven, bidden, naar de kerk gaan, enz. maar dat is nog geen ware overbuiging. De Schrift is niet onduidelijk over de smalle weg: En weinigen zijn er die dezelve vinden. Niet dat het dan geen schare zal zijn die niemand kan tellen, maar vergeleken bij de grote schare, ook van mensen die menen in te gaan en niet te kunnen, is het een klein kuddeke.
Mattheus 19:
17 En Hij zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan Een,19 namelijk God. Doch wilt gij in het leven ingaan, onderhoud de geboden. (20)
18 Hij zeide tot Hem: Welke? En Jezus zeide: Deze: Gij zult niet doden; gij zult geen overspel doen; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven;
19 Eer uw vader en moeder; en: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven.
20 De jongeling zeide tot Hem: Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af; wat ontbreekt mij nog? (21)
21 Jezus zeide tot hem: Zo gij wilt volmaakt zijn, (22) ga heen, verkoop wat gij hebt, en geef het den armen, en gij zult een schat hebben in de hemel; en kom herwaarts, volg Mij.
22 Als nu de jongeling dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg; want hij had vele goederen.
KT.
20) onderhoud de geboden.
Christus antwoordt hier naar de vraag en menig van deze jongeling, die door zijn eigen goede werken meende de zaligheid te kunnen verkrijgen, en daarom wijst Hij hem op de wet, om hem daardoor tot erkentenis van zijne onvolmaaktheid, en daarna tot het geloof in hem te brengen; Gal. 3:22,24.
21) wat ontbreekt mij nog?
Grieks, waarin kom ik nog tekort?
22) zo gij wilt volmaakt zijn,
Dit zegt Christus om dezen jongeling, die meende dat hij alle geboden Gods onderhouden had, overmits hij uiterlijk daarnaar had geleefd, te overtuigen dat hem nog veel ontbrak, zelfs aangaande de onderhouding van de geboden der tweede tafel, dewijl hij liever zijne goederen behouden had dan op Christus bevel die den armen te geven, en Hem te vogen: hetwelk ook blijkt uit het drie en twintigste vers, Want die dezelve zou onderhouden hebben, zou niet bezwaarlijk maar zekerlijk in het koninkrijk der hemelen komen; Rom. 10:5.