huisman schreef:samanthi schreef:@huisman schreef: Als de Koning van de Kerk ons d.m.v. Zijn Woord steeds waarschuwt voor schijn in bv veel gelijkenissen die Hij sprak moeten de onderherders daar ook steeds voor waarschuwen. Of je moet vinden dat de dwaze maagden, de dwaze bouwer niet meer in en onder ons zijn. Dat de waarschuwingen aan de zeven gemeenten nu niet meer nodig zijn.
Wel op merkelijk dat Paulus in de gemeente zonden heel scherp aanwijst, ondewijs geeft hoe een gemeente moet functioneren, maar wel met het oordeel der liefde oordeeld, opdat hij niet de goede tarwe eruittrekt.
1. Kun je dit onderbouwen met een paar teksten?
2.Wij mogen natuurlijk niet de woorden van Paulus gebruiken om de woorden van de Heere Jezus te ontkrachten.
3.Ook Paulus oordeelt scherp in bv 1 Kor 10:1-10 en op meer plaatsen.
4. Gods eigen werk in een zondaar kan tegen ontdekking en beproeving. De goede tarwe blijft echt wel staan als de zonden Schriftuurlijk worden aangewezen en schijn van zijn wordt onderscheiden.
Als je verder leest, kan ik er niet van maken dat Paulus beweerd dat er een scheidslin loopt, deze mensen komen uit de afgoderij, wonen er middenin en krijgen onderwijs,
11 En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot
voorbeelden, en zijn beschreven tot
waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn.
12 Zo dan,
die meent te staan, zie toe dat hij niet valle.
13
Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke;
doch God is getrouw, Welke u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen.
14 Daarom, mijne geliefden,
vliedt van den afgodendienst.
15 Als tot verstandigen spreek ik; oordeelt gij hetgeen ik zeg.
16 De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus?
17 Want één brood is het, zo zijn wij velen één lichaam; dewijl wij allen ééns broods deelachtig zijn.
18
Ziet Israël dat naar het vlees is: hebben niet degenen die de offeranden eten, gemeenschap met het altaar?
19 Wat zeg ik dan? Dat een afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is?
20 Ja, ik zeg dat hetgeen de heidenen offeren, zij den duivelen offeren, en niet Gode;
en ik wil niet dat gij met de duivelen gemeenschap hebt.
21 Gij kunt den drinkbeker des Heeren niet drinken en den drinkbeker der duivelen; gij kunt niet deelachtig zijn der tafel des Heeren en der tafel der duivelen.
22 Of tergen wij den Heere? Zijn wij sterker dan Hij?
Ik zie duidelijk onderwijs en seperatie, maar niet op de manier die in dit topic beschreven werd, maar: je kunt niet met de afgoden heulen en met de Heere gaan, veel onderwijs, de scheidslijn loopt op plekken waar wij het niet verwachten, wij , en ook Paulus niet, zien niet het verschil tussen de dwazen en de wijzen, wel in de vruchten, leven zoals God dat wil... De wijze bouwer, is hen die het Woord van God horen en doen!
O HEERE, wat is de mens, dat Gij hem kent? Het kind des mensen, dat Gij het acht?