Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over?
Geplaatst: 05 jan 2009, 09:52
's Morgens:
Preek over de roeping van Zacheus.
Zacheus was 's morgens nog onwetend dat de Heere die dag bij hem zou komen.
Zacheus was nieuwsgierig en wilde Jezus zien. Niets meer, niets minder!
(Er staat nergens dat hij heil begerig was)
Jezus vond Zacheus in de boom
Jezus wilde bij hem zijn.
Wanneer wij Jezus willen zien, moeten we langs de weg staan waar Hij langs kan komen.
's Middags:
Hooglied 5
5 Ik stond op, om mijn Liefste open te doen; en mijn handen drupten van mirre, en mijn vingers van vloeiende mirre, op de handvaten des slots.
6 Ik deed mijn Liefste open, maar mijn Liefste was geweken, Hij was doorgegaan; mijn ziel ging uit vanwege Zijn spreken; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet, ik riep Hem, doch Hij antwoordde mij niet.
7 De wachters, die in de stad omgingen, vonden mij, zij sloegen mij, zij verwondden mij; de wachters op de muren namen mijn sluier van mij.
8 Ik bezweer u, gij dochters van Jeruzalem! indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.
God klopt op onze deur.
Maar ook kinderen van God hebben soms geen zin om open te doen.
God wacht niet altijd op ons maar gaat verder.
Zijn kind komt dan in de duisternis.
In die duisternis wordt ze geslagen.
En is er één wetenschap: eigen schuld
En één verlangen, ik wil mijn Liefste terug.
(Helma, het was fijn en weer vertrouwd)
Preek over de roeping van Zacheus.
Zacheus was 's morgens nog onwetend dat de Heere die dag bij hem zou komen.
Zacheus was nieuwsgierig en wilde Jezus zien. Niets meer, niets minder!
(Er staat nergens dat hij heil begerig was)
Jezus vond Zacheus in de boom
Jezus wilde bij hem zijn.
Wanneer wij Jezus willen zien, moeten we langs de weg staan waar Hij langs kan komen.
's Middags:
Hooglied 5
5 Ik stond op, om mijn Liefste open te doen; en mijn handen drupten van mirre, en mijn vingers van vloeiende mirre, op de handvaten des slots.
6 Ik deed mijn Liefste open, maar mijn Liefste was geweken, Hij was doorgegaan; mijn ziel ging uit vanwege Zijn spreken; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet, ik riep Hem, doch Hij antwoordde mij niet.
7 De wachters, die in de stad omgingen, vonden mij, zij sloegen mij, zij verwondden mij; de wachters op de muren namen mijn sluier van mij.
8 Ik bezweer u, gij dochters van Jeruzalem! indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.
God klopt op onze deur.
Maar ook kinderen van God hebben soms geen zin om open te doen.
God wacht niet altijd op ons maar gaat verder.
Zijn kind komt dan in de duisternis.
In die duisternis wordt ze geslagen.
En is er één wetenschap: eigen schuld
En één verlangen, ik wil mijn Liefste terug.
(Helma, het was fijn en weer vertrouwd)