Roos2018 schreef:bvbeek schreef:-DIA- schreef:Ik heb dit niet allemaal gelezen, maar ik denk dat het dragen van een niet verkeerd is.
We lezen in Leviticus 13 over de regels waaraan melaatsen zich moesten houden.
En in het 45e vers lezen we dan alsvolgt:
45 Voorts zullen de klederen des 45melaatsen in denwelken die plaag is, 46gescheurd zijn, en zijn hoofd zal ontbloot zijn en hij zal de 47bovenste lip bewimpelen; daartoe zal hij aroepen: Onrein, onrein.
Kanttekening:
45 Die voor zodanig van den priester verklaard was. Denzulken wordt opgelegd: I. verscheurde klederen te dragen; II. het hoofd bloot te hebben; III. zijn opperste lip te bewinden en zo zijn baard te bedekken; IV. uit te roepen wanneer hij iemand zag, dat hij onrein was; V. buiten het gezelschap der mensen te wonen. En dit alles eensdeels voor zichzelven tot een teken van droefheid en rouw; eensdeels voor anderen, opdat zij hem mijden zouden en van hem niet besmet worden.
Hier wordt in feite van quarantaine en een mondkapje gesproken. Of zie ik dat verkeerd? Het kan dus wel opgemerkt zijn, maar zoals gezegd heb ik niet alles gelezen.
Je hebt het hier over een melaatse.
Wat er nu gaande is, is dat gezonde mensen een mondkapje moeten dragen.
M.i. zie je dat goed, @Dia.
In Lev. 13 staat:
2 Een mens, als in het vel zijns vleses een gezwel, of gezweer, of witte blaar zal zijn, welke in het vel zijns vleses tot een plaag der melaatsheid zou worden, hij zal dan tot den priester Aäron, of tot een uit zijn zonen, de priesteren, gebracht worden.
3 En de priester zal de plaag in het vel des vleses bezien; zo het haar in die plaag in wit veranderd is, en het aanzien der plaag dieper is dan het vel zijns vleses, het is de plaag der melaatsheid; als de priester hem bezien zal hebben, dan zal hij hem onrein verklaren.
4 Maar zo de blaar in het vel zijn vleses wit is, en haar aanzien niet dieper is dan het vel, en het haar niet in wit veranderd is, zo zal de priester hem, die de plaag heeft, zeven dagen opsluiten.
וְהִסְגִּ֧יר הַכֹּהֵ֛ן אֶת־הַנֶּ֖גַע שִׁבְעַ֥ת יָמִֽים:
wehisğier hakohen et-haneğa´ shiv´at jamiem
5 Daarna zal de priester op den zevenden dag hem bezien; indien, ziet, de plaag, naar dat hij zien kan, is staande gebleven, en de plaag in het vel niet uitgespreid is, zo zal de priester hem zeven andere dagen opsluiten.
6 En de priester zal hem andermaal op den zevenden dag bezien; indien, ziet, de plaag ingetrokken, en de plaag in het vel niet uitgespreid is, zo zal de priester hem rein verklaren; het was een verzwering; en hij zal zijn klederen wassen, zo is hij rein.
7 Maar zo de verzwering in het vel ganselijk uitgespreid is, nadat hij aan den priester tot zijn reiniging zal vertoond zijn, zo zal hij andermaal aan den priester vertoond worden.
8 Indien de priester merken zal, dat, ziet, de verzwering in het vel uitgespreid is, zo zal de priester hem onrein verklaren; het is melaatsheid.
Hisğier betekent: in quarantaine doen, opsluiten.
In vers 4 is nog niet bekend dat er sprake is van melaatsheid (צָרַ֥עַת, tsa´arat (tegenwoordig spreken we van Lepra).
Toch moest de betreffende persoon in al quarantaine: is het een ontsteking of melaatsheid? De tijd zal het leren.
Als we dat eens actualiseren zou je t.a.v. covid-19 kunnen zeggen: de persoon heeft verkoudheids verschijnselen, maar is nog niet getest, en daarom weten we niet of die persoon positief of negatief is.
Na de test: in quarantaine blijven totdat de uitslag bekend is.
In bijbelse tijd was de onreinheid van melaatsheid gekoppeld aan uiterlijke kenmerken. Zie bovenstaande verzen.
Bij covid-19 ligt dat anders; we weten dat vooral jongeren besmet (onrein, טמא, tamee) kunnen zijn, maar toch geen verschijnselen hebben, dus is quarantaine (c.q. mondkapje dragen) op z´n plaats.
M.i. leert de bovenstaande passage uit Leviticus 13 ons dat we het zekere voor het onzekere dienen te nemen en in principe iedereen als een potentieel onreine dienen te benaderen.
Vers 5 t/m 7 : de priester neemt liever het zekere voor het onzekere, en toont daarmee grote voorzichtigheid; daar ligt een les in.
Dat wil niet zeggen dat iedereen in quarantaine moet - dat is uit maatschappelijk oogpunt ondoenlijk - maar wel in deze de Overheid gehoorzaam zijn om het besmettings gevaar zover mogelijk terug te dringen.
Wanneer het RIVM stelt, mondkapjes dragen helpen
iets, en de Overheid geeft een dringend advies, of gaat dit zelfs verplichten, dan zie ik daarin de rol zoals die van de voorzichtige priester die het zekere voor het onzekere neemt ter bescherming van de medemens (kwetsbaren) en maatschappij (zorg, economie).
Er zou nog veel meer over te zeggen zijn, maar uit tijdgebrek laat ik het hier maar bij.
Ik weet niet of er al een topic bestaat over de actualiteit over de ceremoniële wetten, anders lijkt het mij nuttig dat deze eens gemaakt wordt.
Ben het helemaal eens om voorzichtig om te gaan met verkoude mensen die 'mogelijk' besmet zijn.
Het voorbeeld met de melaatse is niet helemaal te vergelijken met de huidige situatie.
Hier wordt iemand, die melaats is in quarantaine gezet, en na zoveel tijd wordt nogmaals gekeken of hij in quarantaine moet of niet.
Dan is zekerheid geboden aangezien hij melaats is geworden.
Met COVID-19 weten we dat niet, en worden gezonde mensen opgesloten om zoveel mogelijk thuis te blijven, geen bezoek, restaurants dicht etc... en nu ook nog verplicht een mondkapje op doen. Dan heb ik het nog niet eens over de bemoeienissen die de overheid heeft met de kerken. De kerken zouden overvol moeten zitten.
Er zijn meer bijbelversen aan te wijzen waar we vertrouwen op Hem moet stellen, en dat Hij de ziekte zend.
Pas las ik een veelzeggend stukje over Ds. van den Oever:
"
In de jaren, waarin ds Van den Oever leefde, werd Nederland, eigenlijk heel Europa.
herhaaldelijk geteisterd door de beruchte cholera. Onzegbaar was de angst, die zich
van de bevolking meester maakte, als de gevreesde ziekte zich openbaarde, zo was het
in 1856. Nauwelijks had de ziekte in Rotterdam enige slachtoffers gemaakt, of de
bevolking stroomde des Zondags naar de kerken om daar troost en bemoediging te ontvangen.
Ook de kerk in de Raampoortlaan was over- en overvol. Met grote ernst sprak de
predikant de gemeente toe, zoals hij elke Zondag deed, doch nu met nog meer nadruk,
Hij vermaande zijn hoorders tot boete, berouw en bekering, Aan het eind van zijn rede
gekomen, had hij nog een mededeling aan de gemeente. Onder ademloze stilte zei hij
dat de Heere hem kennelijk was voorgekomen niet de woorden uit. Handelingen 17:
22: "Doch alsnu vermaan ik U goedsmoeds te zijn, want er zal geen verlies van
iemands leven onder u zijn." Deze woorden nam hij als uitgangspunt van zijn
mededeling. Zijn gemeenteleden mochten gerust zijn.
Hij was verzekerd, dat van zijn tegenwoordige gemeente niemand aan de cholera zou
overlijden.
De preek, op die dag gehouden, is door ds C. van den Oever uitgegeven.
Van de bejaarden heer Koops, wonende te Rotterdam, die door dezen predikant
gedoopt is, vernam ik door middel van een derden persoon, dat geen der
gemeenteleden aan deze ziekte in dat jaar bezweken is, maar de eerste persoon, die
zich daarna bij de gemeente voegde, overleed aan de cholera.
"
bron:
http://www.theologienet.nl/documenten/D ... risten.pdf