huisman schreef:refo schreef:En hoe zien jullie de leer van de dubbele predestinatie in combinatie met deze veronderstellingen over de hel?
Ik vind de dubbele predestinatie een ongelukkige uitdrukking want onze belijdenis spreekt niet over verkiezing hetzelfde als verwerping. Laat ik het zo zeggen: (dan hoor ik wel van de RF'ers of zij zich er in kunnen vinden

) Gods verkiezing is Zijn actieve daad , De verwerping Zijn passieve daad. Kijk b.v. het slot van Art 16 NGB "
doordien Hij de anderen laat in hun val en verderf, waar zij zichzelven in geworpen hebben."
De verwerping is een allervrijst en allerrechtvaardigst besluit Gods, door hetwelk Hij besloten heeft sommige menschen uit het menschelijke geslacht, zijnde in de zonde vervallen, niet te verkiezen in Christus, noch met dezelfde kracht zijns Geestes, met dewelke Hij zijne uitverkorenen roept, uit den stand hunner verderfenis te roepen, om hen te rechtvaardigen en te verheerlijken, maar hen in hunne eigene wegen laat wandelen, zoodat Hij diensvolgens besloten heeft henlieden, die de waarheid op verscheidene wijzen en trappen zijn verwerpende, en die in hunne zonden rechtvaardiglijk verhard zijn, na zijne vele lankmoedigheid, eindelijk en ten laatste tot hun verdiend verderf te veroordeelen:
I. Dat God sommige menschen besloten heeft niet te verkiezen, noch uit den stand des verderfs krachtiglijk uit te roepen enz. Zulks wordt bewezen:
Rom. 9:6. Want zij zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn; noch ook allen Abrahams kinderen, omdat zij Abrahams zaad zijn. enz., en vs. 13. Ik heb Jakob lief gehad en Ezau gehaat; vs. 18. Hij verhardt, wien Hij wil. Vs. 21. Of heeft de pottebakker niet macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken het eene vat ter eere en het ander ter oneere.
Matth. 11:25. Ik dank U, Vader! enz., dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kleinen geopenbaard, enz. Ja, Vader, want het heeft U alzoo behaagd.
En vs. 27. Niemand kent den Vader, dan de Zoon, en dien het de Zoon zal willen openbaren.
Rom. 11:7. De verkorenen hebben het verkregen, en de anderen zijn verhard geworden.
Joh. 6:43. Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat hem trekke de Vader, die Hij gezonden heeft.
En vs. 65. Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij dat het hem gegeven zij van mijnen Vader.
Hand. 16:6, 7. En als zij het land van Frygië en Galatië doorreisd hadden, zijn zij van den Heiligen Geest verhinderd geweest het woord te spreken in Azië. En als zij in Mysië gekomen waren, verzochten zij door Bithynie te reizen, maar de Geest liet hen niet toe daar te gaan, namelijk, om te prediken het Evangelie.
II. Dat God de verworpenen, alhoewel zij niet geheel verstoken zijn van alle kennisse Gods, in hunne wegen laat wandelen, zulks wordt uitdrukkelijk hetuigd.
Rom. 1:24. God heeft hen overgegeven tot de lusten hunner harten.
En vs. 28. En gelijk zij het niet bedacht hebben om God te bekennen, alzoo heeft ze God overgegeven tot eenen onbedachtzamen zin, opdat zij deden, wat niet hetaamt.
Hand. 14:16. God heeft in de vorige tijden al de Heidenen laten wandelen in hunne wegen, alhoewel Hij zichzelven niet onhetuigd gelaten heeft, enz.
Hand. 17:30. En deze tijden der onwetendheid heeft God overgezien, en verkondigt nu alle menschen alom, dat zij zich bekeeren, enz.
Cap. 47:19. Hij doet Jakob kond zijn Woord, enz. Zoo heeft Hij niet gedaan eenige Heidenen, en daarom hebben zij zijne rechten niet geweten.
Met hetwelk deze plaatsen overeenstemmende zijn Ef. 2:1, 2, 3, en vs. 12; en Cap. 4:17, 18; en 1 Cor. 1:8.
III. Dat de verworpenen het Evangelie, aan hen gepredikt zijnde, op verscheidene wijzen en trappen zijn verwerpende, zulks wordt bewezen uit de gelijkenis van den zaaier.
Matth. 13:19, en vervolgens; Hand 28:24, en 25. En sommigen geloofden niet, enz. Daarom heeft wel de Heilige Geest gezegd: Gaat tot dit volk, en zegt: gij zult met ooren hooren en niet verstaan.
Hebr. 6:5, 6. Want het is onmogelijk, dat diegenen, die eens verlicht zijn geweest, en gesmaakt hebben het goede woord, enz. indien zij afvallig worden, dat zij wederom vernieuwd worden tot bekeering. Waarmede overeenkomt de plaats Hebr. 20:26.
IV. Dat God eindelijk de verworpenen, zijnde in hunne zonden rechtvaardiglijk verhard, tot hun verdiend verderf is veroordeelende, kan bewezen worden uit:
Rom. 9:18. Hij verhardt, dien Hij wil, en hetgeen verder volgt.
Cap. 11:7,8. De anderen zijn verhard geworden; want God heeft hun gegeven eenen geest der slaperigheid, en oogen, opdat zij niet zien, enz.
2 Thess. 2:11, 12. En daarom zal hun God zenden de kracht der bedrieging, opdat zij de leugen gelooven, opdat zij allen geoordeeld worden, die de waarheid niet geloofd hebben, maar hebben een welbehagen gehad in de ongerechtigheid.
1 Petr, 2:8. Christus is eene steenrots der aanstooting, namelijk dengenen, die zich aan het Woord stooten, ongehoorzaam zijnde, waartoe zij ook gezet waren.
Judas vs. 4. Die in voortijden tot ditzelve oordeel voorschreven zijn.
2 Thess. 1:8. De Heere zal wrake doen over diegenen, die God niet kennen, en die het Evangelie onzes Heeren Jezus Christus niet gehoorzaam zijn.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.