Het rijk van de Meden en de Perzen wordt in Daniël 8 (het hoofdstuk waar jij over spreekt) ondanks de twee hoornen toch als één geheel voorgesteld, het is één ram. Het is wel erg geforceerd om dit rijk ook in Daniël 2 en 7 als twee rijken te willen zien, terwijl alle 'beelden' in dit hoofdstuk veel eerder pleiten voor één rijk dat gevolgd wordt door het Griekse rijk van Alexander de Grote als derde rijk (en niet als vierde rijk).Afgewezen schreef:In Daniël 8 gaat het om het tweede en derde rijk, de Meden en de Perzen (de ram met de twee hoornen) en het vierde rijk, de koning van Griekenland (de geitenbok). Dus ook daar komt de kleine hoorn op uit het vierde rijk.
Het is merkwaardig wanneer je zou willen beweren dat de kleine hoorn zowel in Daniël 7 als 8 uit het Griekse rijk voortkomt, in Daniël 7 is dat echt niet zo. Het zou betekenen dat je b.v. deze woorden 'Het vierde dier, dat zeer verscheiden was van al de andere, zeer gruwelijk, welks tanden van ijzer waren en zijn klauwen van koper... tien hoornen op zijn hoofd' allemaal van het Griekse rijk zou willen opvatten?? Nee, dat kan ik echt niet mee maken. Het grote rijk van Alexander de Grote was zeer kortstondig (bestond alleen tijdens het korte leven van Alexander de Grote) en was ook niet zo gruwelijk tegenover het joodse volk als het vierde, het Romeinse rijk geweest is. En de tien hoornen komen we ook in de Openbaring tegen als koningen die ook onder het NT nog in wezen zijn. Dit alles past wel op het Romeinse rijk, maar niet op het Griekse.
In hoofdstuk 7 gaat het over vier vleugelen van de luipaard en in hoofdstuk 8 gaat het om een geitenbok waarin vier hoornen opkomen. In hoofdstuk 8 staat vast dat het om het Griekse rijk gaat, want dat wordt daar zo in dat hoofdstuk zelf verklaard. Ik zie echt geen reden om in hoofdstuk 7 een andere uitlegging te volgen. Het Griekse rijk viel na de dood van Alexander de Grote uiteen in vier deelrijken.Het luipaard met de vier vleugelen ziet inderdaad op het derde rijk, maar dat hoeft daarom nog niet het rijk van Alexander de Grote te zijn. Die vier vleugelen hoeven namelijk niet op de vier opvolgers van Alexander de Grote te slaan, maar kunnen heel goed betrekking hebben op de vier koningen van Perzië, waar in Daniël 11 over gesproken wordt.
Z.