Upquark schreef:Excuus als dit niet zo'n beste plek is om het te vragen, maar: wat is nu eigenlijk de reden geweest van '1980'? Als het als buitenstaander niet belangrijk is om te weten, hoor ik het ook graag.

Uit het Kerkelijk Jaarboekje van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, in het kerkelijk overzicht van 1981 citeer ik dit:
Het jaar 1980 is voor ons een onvergetelijk jaar geworden. Meer dan andere jaren moesten we in kerkelijke vergaderingen samenkomen. Zo nam de vergadering van onze Synode dit jaar twee dagen in beslag. De Synode moest zich bezighouden met de moeilijkheden die er te Gouda waren gekomen doordat er een deel der gemeente aldaar zich met de prediking van ds. A. v.d. Berg niet kon verenigen. Reeds had de Classis-West een commissie benoemd, die een onderzoek moest instellen naar de bezwaren die er tegen de prediking van ds. V.d. Berg waren ingebracht. Op de vergadering van deze commissie is gebleken, dat door ds. v.d. Berg inderdaad onderscheid is gemaakt tussen levendmaking en wedergeboorte en dat hij de wedergeboorte pas heeft gesteld bij de geloofskennis van Christus. Als antwoord op het bezwaar dat door ouderling D. de Wit tegen deze stelling op de kerkenraad was ingebracht, na reeds uitvoerig met ds. v.d. Berg onder vier ogen daarover te hebben gesproken, is door ds. v.d. Berg gezegd dat hij om de vrede te bewaren wel zou zeggen dat de levendmaking hetzelfde was als de wedergeboorte en dat de wedergeboorte niet bij de geloofskennis van Christus pas plaatsvond. Ds. v.d. Berg erkende op de vergadering der commissie zulk een antwoord op de kerkenraad aan ouderling De Wit te hebben gegeven. Unaniem was de commissie van oordeel, dat ds. v.d. Berg zulk een uitspraak op de classis moest herroepen. Ook de commissieleden ds. J. de Groot, ds. A. Wink en ouderling H. Flikweert waren het dus met de stelling van ds. v.d. Berg en met zijn antwoord op de bezwaren van ouderling De Wit niet eens en eisten zowel als de andere commissieleden een herroepen daarvan op de classicale vergadering. Op de voortgezette classicale vergadering van de Classis-West op 27 maart 1980 heeft ds. v.d. Berg zijn verkeerde uitspraken herroepen.
Tevens werd door de Classis het advies van de commissie overgenomen, bestemd voor de kerkenraad uit Gouda, om;
A. behoudend te werken ten opzichte van de bezwaarde leden;
B. aangezien het niet mogelijk is een kerkenraadslid die zelf bedankt heeft in de kerkenraad zomaar weer op te nemen, de kerkenraad momenteel niet uit te breiden, doch bij eventuele kandidaatstelling op een later tijdstip, de bezwaarden niet te passeren.
De kerkenraad heeft zich aan dit advies niet gehouden, daar al spoedig daarna een kandidaatstelling voor ouderlingen en diakenen plaatsvond, waarbij ouderling A. Bakker niet meer opnieuw herkiesbaar werd gesteld. Gevolg hiervan was een nieuwe deining in de gemeente te Gouda, die op de ledenvergadering duidelijk merkbaar werd. Ook had ds. v.d. Berg reeds de eerste zondag na genoemde classis, predikende over de woorden uit 2 Tim. 2:9: 'maar het Woord Gods is niet gebonden', er duidelijk blijk van gegeven zijn prediking op de oude voet verder te willen gaan. De beroering die thans in de gemeente van Gouda was gekomen, kwam dan ook 11 juni 1980 op de synode kerkrechtelijk ter sprake. Verschillende brieven met bezwaren over de gang van zaken te Gouda lagen ter synode ter tafel. De verklaring van het Gereformeerd Kerkrecht van ds. H. Bouwman zegt ons: 'Voorts neemt de Generale Synode beslissing in zaken van áppel, en in die zaken van orde en tucht, die op de mindere vergaderingen niet tot een goed einde konden worden gebracht. De wijze waarop de Synode in deze moet handelen hangt natuurlijk geheel af van de aard van het geschil en van de omstandigheden die daarmede samenhangen. Het kan zijn, dat het de Synode gelukt door vermaning of bestraffing de geschillen bij te leggen, of zij spreekt een oordeel uit in enig geval en wijst daarbij de weg aa nhoe door een kerkenraad of classis moet worden gehandeld. In zeer bijzondere gevallen, wanneer een revolutionaire geest in een kerk werkt of scheuring dreigt, kan het noodzakelijk blijken dat de Generale Synode niet alleen een oordeel uitspreekt over enig geschil, maar zo, dat ze ook zelf predikanten, ouderlingen en diakenen schorst en tenslotte ook afzet'.
De Synode is echter tot geen schorsing of afzetting gekomen. Aan de hand van het ondertekeningsformulier voor predikanten, ter Synode van Dordrecht vastgesteld, sprak de meerderheid der Synodeleden uit, dat een bestraffing op haar plaats was over de wijze van prediking en de handelingen tegen de adviezen van de classis, zoals in de laatste kerkenraadsverkiezing.
Er werd aan ds. v.d. Berg en zijn kerkenraad gevraagd te erkennen:
A. dat de bestraffing door de Synode over de prediking van ds. v.d. Berg terecht is;
B. dat de bestraffing door de Synode ten aanzien van de houding van kerkenraad en predikant t.a.v. de bezwaarden terecht is.
C. dat de Synode haar eigen verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de bezwaarden in Gouda, waar kerkenraad en predikant te kort geschoten zijn.
D. dat de kerkenraad in Gouda zodanig uitgebreid dient te worden dat de bezwaarden vertegenwoordigd zullen zijn.
De afgevaardigden spraken hun jawoord uit, er achter te staan, als zulk een verklaring werd ondertekend.
Na een ontkenning van ds. v.d. Berg van enige afwijking die bij hem zou gevonden worden van de leer, las ouderling C. Huisman een akte van losmaking voor, die door de kerkenraad van Gouda reeds op 9 juni 1980 met één stem tegen, was opgemaakt. Volgens deze akte was het besluit om uit het kerkverband te treden reeds op 9 juni genomen, want er wordt in gezegd, dat de kerkenraad van Gouda 'besluit...de gemeente... los te maken van het verband der Gereformeerde Gemeenten in Nederland. De kerkenraad verklaart hierbij dat deze voorlopige losmaking ingaat op het tijdstip direct voorafgaand aan het in stemming brengen van het al of niet schorsen c.q. afzetten uit het ambt van één of meerdere der kerkenraadsleden van de gemeente Gouda ter welke meerdere vergadering dan ook’.
Duidelijk werd er nu op gewezen, hoe onkerkrechtelijk het was, dat de afgevaardigden uit de Goudse kerkenraad voorwaardelijk aanwezig waren. Zo werd het onjuist geacht zulke afgevaardigden mee te laten beslissen over allerlei andere zaken.
Na breedvoerige bespreking liet Gouda de Synode weten, niet buiten het verband te willen en er zich dan maar bij neer te leggen dat er een tweede groepering te Gouda zou komen. Besloten werd, dat de groep bezwaarde leden voorlopig een afdeling in Gouda van Nieuwerkerk aan den IJssel zou worden.
Op de voortgezette vergadering der Synode op 27 augustus 1980 werd door de voorzitter allereerst de vraag gedaan, daar de vorige maal was geconstateerd, dat niet alle afgevaardigden onvoorwaardelijk aanwezig waren, of de thans aanwezig zijnde afgevaardigden van de classes onvoorwaardelijk met de andere afgevaardigden wensten te vergaderen, daar het anders wenselijk werd geacht dat de secundi de plaats van die afgevaardigden zouden innemen. Ds. v.d. Berg sprak daarna uit, dat wanneer afgevaardigden naar een meerdere vergadering gaan, men mag veronderstellen dat ze volledig op de hoogte zijn. Verder dat een punt van gewicht op de classicale vergaderingen behandeld zal zijn en dat niet de afgevaardigde zijn persoonlijke mening naar voren heeft te brengen, maar de mening van de classis.
De Synode oordeelde dat elke afgevaardigde van de classis zich namens de classis op deze plaats vertegenwoordigd had te zien en conform Gods Woord had te handelen volgens de lastbrief.
Later is gebleken, dat op deze voortgezette vergadering der Synode alle andere zaken zijn afgehandeld in medewerking van ds. J. de Groot en ds. A. Wink als afgevaardigden, die toen tevens al een dergelijke akte van losmaking als Gouda in gereedheid hadden doen brengen.
Op de daarop volgende vergadering van de classis-Oost op 10 september 1980 te Barneveld was een schrijven aanwezig, ondertekend door ds. J. de Groot en ds. A. Wink, dat zij aan de classicale vergadering naar innerlijke overtuiging niet konden deelnemen. Ook de kerkenraden van Rijssen en Veenendaal waren niet aanwezig. Dit was te meer opmerkelijk, waar ds. A. van den Berg met de Goudse kerkenraad wel gewoon verscheen in de vergadering van de classis-West, die 17 september in Gouda gehouden werd. Deze verschillende houding van genoemde leraars maakte, dat het verdere verloop der gebeurtenissen nu ook verschillend was. De classis-Oost stelde 10 september een commissie in om ds. De Groot en ds. Wink in de gelegenheid te stellen de wederzijdse bezwaren broederlijk te bespreken, waartoe zij ook uitgenodigd werden, op 20 november in Barneveld.
Maar op 3 november 1980 deed een mededeling in het R.D. de kerkenraden weten, dat ds. A. van den Berg, ds. J. de Groot en ds. A. Wink de vorige dag een open brief van hun kansels hadden voorgelezen, waarin zij bekend maakten dat zij aan geen enkele vergadering van classis, synode, commissie of dergelijke in het kerkverband meer zouden deelnemen en dat zij besloten hadden zich ‘binnen de grenzen van ons kerkverband tot het uiterste terug te trekken’, omdat zij geen verantwoordelijkheid meer meenden te kunnen dragen voor het huidige functioneren van ons kerkelijk leven. Na het lezen van deze mededeling in het R.D. ontvingen de kerkenraden dit schrijven.
Ondanks herhaald verzoek bleven ds. De. Groot en ds. Wink weg van de vergadering van 20 november. De commissie heeft daarvan verslag moeten uitbrengen op de volgende classis. Een gemotiveerd antwoord was door de commissie naar de beide predikanten verzonden naar aanleiding van de argumenten die zij hadden aangevoerd als reden van hun niet verschijnen. Door ds. F. Mallan is nog persoonlijk contact op genomen met genoemde predikanten, met het verzoek om met ds. M. van Beek nog eens in huis met hen te mogen samenspreken. De datum van dit gesprek werd afgesproken, maar de andere dag lag reeds een brief in de bus, waarin medegedeeld werd, dat men ook voor zulk een gesprek geen bereidheid betoonde.
De classis-Oost heeft toen in een spoedvergadering op 3 december 1980 zich voor de droeve noodzaak geplaatst gezien om uit te spreken, dat de predikanten ds. J. de Groot en ds. A. Wink voor de tijd van drie maanden geschorst dienden te worden. Zonder nog de motivering van de uitspraak van de classis te hebben ontvangen, lieten ds. De. Groot en ds. Wink ons weten, dat zij respectievelijk op 18 juli en 7 augustus een akte van losmaking hadden opgemaakt, waarvan de voorwaarden nu in werking waren getreden. Hierop was de classis genoodzaakt om in een voortgezette vergadering te Barneveld op 13 december een besluit tot afzetting te laten volgen van deze leraars met de ambtsdragers die hen hierin volgden.
Enkele dagen later maakten de kerkenraden van Gouda en Nieuwerkerk (Zld) bekend, dat zij zich aan het kerkverband hadden onttrokken. In de genoemde vier plaatsen waren er echter ook groepen leden, die de kerkenraad niet volgden, omdat zij bij het kerkverband wilden blijven. Begin januari 1981 scheidde Zierikzee zich nog af, daarbij echter weer een eigen weg gaande zonder zich bij de anderen te voegen. In Dinteloord en Middelburg tenslotte trad een deel van kerkenraad en gemeenteleden uit.
Ds. F. Mallan
Dus uit bovenstaande blijkt dat het in Gouda om een leergeschil, en de andere zes gemeenten om een eergeschil gaat . Het meest opmerkelijke is wel dat juist Gouda de tweede gemeente was die terugkeerde tot de GGiN. Laten we hopen dat de gemeenten van Rijssen, Veenendaal, Dinteloord en IJsselmuiden en ds. A. Wink zich ook weer bij de GGiN voegen.