We lazen vroeger wel de stukjes die ds. Lamain in De Saambinder schreef. Ik gevoel wel hoe nodig het is deze stukjes, ook in deze tijd nog weer eens te herlezen. Dan kunnen wij, als we daartoe worden verwaardigd, ook opmerken in welke tijd we nu samen zijn aangekomen. Ik citeer een stukje uit een stukje, om reden dat de stukjes (voor deze tijd) misschien wat lang zijn. Misschien achten we ze zelfs wel te lang voor "long reads". Maar goed, we moeten dan ook weer denken aan het woord: Zaait aan alle wateren.
Het onderstaande kan ogen openen, maar ook meer verharden in vijandschap, en ik zou zeggen, wie een beetje zichzelf leert kennen zal dit wel moeten be-amen.
Onderstaand stukje is een gedeelte uit "Allerlei Moeilijkheden". Deze stukjes werden in 1969 in De Saambinder geplaatst.
de hele artikelenreeks is onder onderstaande link na te lezen:
https://www.digibron.nl/zoeken/bron/De% ... ijkheden)/
ALLERLEI MOEILIJKHEDEN
Er komen gedurig vragen uit onze eigen gemeenten, doch ook van leden, die tot andere gemeenten behoren, buiten ons kerkverband. Het ligt niet in mijn bedoeling om in het publiek verschillende van die vragen te gaan beantwoorden, daar het veelal gaat over persoonlijke aangelegenheden of familieomstandigheden. De betrokken personen zouden dat ook niet begeren en stellen er prijs op, dat de correspondentie vertrouwelijk blijft. Nu, dat is ook te begrijpen.
Toch zou ik ook in het belang van anderen naar aanleiding van een schrijven gaarne enige opmerkingen maken. Misschien wil de Heere het gebruiken tot waarschuwing voor anderen en ook om niet lichtvaardig te handelen met de waarheid en met onze onsterfelijke ziel, die voor een eeuwigheid geschapen is. Het is inderdaad niet hetzelfde hoe wij door de wereld gaan en komen, maar de grootste betekenis van ons leven is: Hoe zal ik eenmaal rechtvaardig voor God verschijnen? Het leven hier op de aarde is maar een doortrek naar de eeuwigheid en een tijd om voor- en toebereid te worden om God te mogen ontmoeten.
Vooral de eerste jaren van ons verblijf in dit grote werelddeel hebben wij gedurig kennis gemaakt met mensen, die uit het oude vaderland hier heen waren gekomen om zich hier te vestigen met hun familie. Vaak heb ik hun toegewenst, dat zij toch hier niet gekomen mochten zijn om zichzelf te begraven en dat ze begraven zouden worden.
Een mens ligt overal voor open en moet van ogenblik tot ogenblik bewaard worden door Gods beschermende hand. Ook vooral wanneer wij in een vreemd land komen.
Velen zijn op plaatsen gekomen waar geen waarheid was, d.w.z. dat er geen kerken waren waar zij dezelfde leer konden horen waarin zij waren opgevoed en wat hun altijd was voorgehouden. Sommigen hebben het intijds mogen inzien en hebben alles in het werk gesteld om op een plaats te komen waar zij geregeld met hun kinderen konden opgaan onder het zuivere Woord van God. Ook zijn er geweest waar de Heere zo goed voor was dat alles in de vlammen opging of dat ze bedankt werden en gedrongen werden om naar een plaats te gaan waar zij hetzelfde mochten horen wat zij altijd gehoord hadden.
Weer anderen hadden zo goed hun brood en zulk een goede betrekking en om hun brood zo maar weg te gooien, dat was ook, dachten ze, onverantwoordelijk. Ze moesten in de week dan wel 80 of 100 mijl rijden om naar de kerk te komen, maar dan 's zondags zouden ze maar thuis blijven. Zij besloten om een preek te lezen. Ze konden dan zelf wel kerk houden. Wat een goede voornemens!
De eerste zondag en zondagen ging het er stichtelijk naar toe. De vader had vrijdags of zaterdags zijn preken al klaar; de kinderen waren allemaal op tijd uit bed, alles was gereed en klaar, de kerk begon, 's Middags weer lezen, 's avonds nog een kort preekje. Ja, zo kon dat wel; in de week een goede boer en 's zondags een preek lezen. Vanuit de 'States' zijn er honderden en dan ook honderden oude schrijvers overgebracht, dus de mensen waren van alle kanten voorzien met goede boeken. Sommigen hebben naar die boeken gegrepen als naar brood, doch ik vrees dat velen er niet meer naar kijken. Doch in die eerste tijd! Ze konden nu zelf wel kerk houden. Dit was ideaal!
Maar op een zaterdagavond zijn de jongens zo laat thuis gekomen. Men is de gehele week zo druk geweest, daar zit die vader en die moeder met een paar kleine kinderen een preek te lezen. Anders hielden die grote kinderen de kleinen stil, maar nu is het een geschreeuw, dat ze de toepassing maar niet meer zullen lezen. De grote jongens liggen in bed en eindelijk tegen de middag komen ze beneden Eindelijk wordt besloten om 's morgens maar niet meer te lezen. 's Middags zal het dan ook veel beter wezen. Dan zijn ze beter uitgerust, dan kunnen zij beter luisteren en voor alles is het beter. De gehele week hard gesloofd, en als je dan 's zondags jezelf nog zo inspannen moet, dat zal de Heere toch ook niet van een mens eisen.
Op den duur wordt het 's avonds ook moeilijk. Die ene jongen krijgt kennis met een meisje, die tot een andere kerk behoort. en dat oudste meisje krijgt ook al verkering met een jongen, die niet naar een oude schrijver kan luisteren. Hij weet heel niet waar het over gaat. Och ja, die jongen kan het toch ook niet helpen, dat hij nooit naar de kerk ging, en dat meisje kan toch ook niet ongetrouwd blijven, dus we moeten maar wat water in de wijn doen. Het kan later nog wel goed uitkomen. Wij zullen het beste er maar van hopen. Het zijn geen kinderen meer, dus je moet het maar overgeven. Dus die jongen en dat meisje blijven ook niet meer thuis. Zij gaan mee naar die andere kerken. De ouders informeren zeer ernstig of het toch wel de zuivere, de oude waarheid is waar ze nu onder zitten. Och ja, het is wel wat anders, het is wel niet zo zwaar, maar ja, je bent ook in een ander land en je moet jezelf toch maar aan zien te passen. Ze bewegen later de ouders om maar te stoppen met dat preeklezen en ook mee te gaan. Ze zitten de eerste zondag als een kat in een vreemd pakhuis. Och, wat is het toch alles anders. Ze luisteren en luisteren, maar die oude klanken horen ze niet. Och, och, als mijn vader en mijn moeder het toch eens wisten waar wij nu terecht zijn gekomen, ze zouden wel zeggen: Kind, kind, is dat nu de vrucht van onze opvoeding? Zij kunnen er 's nachts niet van slapen. O, die consciëntie maakt het hun zo moeilijk. Ze hebben geen rust. Wat zijn wij toch begonnen? De boot waar ze mee over de oceaan gekomen zijn, is achter hen verbrand, dus terug gaat ook niet meer. Het is toch zo anders wat zij nu horen. Zij hebben hun gehele leven lang gehoord, dat een mens tot God bekeerd moet worden. Dat er een wonder geschieden moet, en zie, nu horen ze, dat ze ook bekeerd zijn. Ze mogen ook wel aan het Avondmaal komen, als zij maar aansluiten en lid worden.
Die dominee bezoekt ze ook eens en hij probeert die mensen te overreden om te geloven. Ze zijn eigenlijk verkeerd opgevoed. Die leer waar ze altijd onder opgegaan hebben, drukte de mens te veel in de put. Het Evangelie kwam niet genoeg tot zijn recht. De Bijbel is vol met beloften en God meent het zo ernstig met een mens. God wil, dat wij geloven zullen, en ongeloof is toch zulk een verschrikkelijke zonde. Er moet, zo zegt die dominee, met een mens niet zoveel gebeuren, als hij God maar op Zijn Woord gelooft.
Die man gaat aan het wankelen; die vrouw kan het alles nog zo maar niet overnemen. Neen, het gaat niet zo gemakkelijk. Zij kan het nog niet zien, dat er eigenlijk geen verschil is tussen de leer. Die leraar waar ze vroeger altijd onder zat, bij wie ze ter catechisatie ging, praatte toch zo geheel anders. Die leraar leeft niet meer, d.w.z. hier op de aarde. Hij is verlost. God heeft hem welgedaan. Zijn stem klinkt nog gedurig in haar oren. Neen, het is niet zo gemakkelijk om alles van vroeger te vergeten. En het is niet alleen die leraar, of die ouderling, maar zij heeft ook verschillenden van Gods volk horen spreken en bidden. Die mensen kwamen altijd maar met de noodzakelijkheid der waarachtige bekering, en dat er een genadewonder verheerlijkt moest worden in de mens. Wat een moeilijk leven. Maar eindelijk is die vrouw ook maar besloten om met haar man mee te gaan en aansluiting te zoeken bij die andere kerk. Als je toch getrouwd bent, moet je niet kerkelijk gescheiden leven, dat brengt vaak zo veel ellende teweeg. En dan met de opvoeding van de kinderen is het ook nodig, dat wij één lijn trekken.
De zaak is beslist. Die man voelt zich al spoedig thuis in die andere kerk en stapt ook al naar het Avondmaal. Die vrouw blijft nog zitten - neen, dat kan ze niet doen, daar is ze niet gerechtigd toe. Mensen van die kerk bezoeken haar; de dominee komt nog eens praten - hij komt nog eens terug, en ja, dan eindelijk gaat ze ook zachtjes aan geloven, dat ze ook bekeerd is.
Er is wel niets bijzonders gebeurd, maar, dat hoort ze nu elke zondag, dat is ook niet nodig voor een mens, die nooit in de wereld geleefd heeft. Ze is toch onder de waarheid groot geworden; zij i's er onder gebleven; zij heeft er toch liefde voor - en zie, dat zijn allemaal bewijzen, dat zij het geestelijk leven deelachtig moet zijn. Ze kan niet van een verandering spreken, ze kan niet veel zeggen, maar zij heeft toch ook wel begeerte om voor God te leven, en als ze sterft wil ze toch ook naar de hemel. Nu, het is alles in orde.
Zo zijn nu beiden „christen" geworden en ze gaan nu toch ook geloven, dat hun ouders en grootouders het veel te zwaar genomen hebben. Hun vader zei: „Het zal er toch zo op aankomen". En die moeder zat meest maar te schreeuwen. O, wat een gedrukt leven.
Dat och en ach horen ze nu niet meer. En zij geloven ook, dat het wel anders kan, en toch ook goed is. Zij hebben nu ook een opgewekt leven. De oude schrijvers staan nog wel in de kast, maar lezen doen ze er niet meer in. De enige keer, dat ze er uitkomen, is als het „schoonmaak" is. Ja, dat wordt toch eindelijk ook een last. In de States is er misschien geen mens meer, die dat Hollands kan lezen; het is allemaal Engels en hier kunnen wij dat Hollands ook niet meer vasthouden. Wij zijn in een Engels land, in de school is het Engels, in het dagelijks leven Engels, in de kerken komt het Hollands ook op de achtergrond. We moeten met de tijd mee. Ze kunnen de oude schrijvers ook wel naar een museum brengen. Het is nu nog een witte raaf, die blij is met een oude schrijver. En in Canada is het ook zo druk, wij moeten hard werken om ons huis vrij te krijgen, en om straks zelf wat te kunnen beginnen, dus van lezen komt er niets meer. Ja, nog één of twee van die stugge, onbuigzame Hollandse mensen zitten er op dat dorp, die geen mens overhalen kan. Die zitten nog in die oude boeken te lezen. Wij moesten maar vragen of die „stakkers" ze willen hebben. O ja, die 'tobbers' zijn er zo blij mee. Nu, bij ons is het een opruiming. Die oude boekenkast moet nu maar verbrand.
Maar nu is dat toch een lege plaats in ons huis. Wat zullen wij nu doen? Het is een mooie plaats voor een televisie. De eerste tijd leefden ze maar alleen, maar nu hebben ze zoveel vrienden gekregen. En die vrienden delen ook het standpunt, dat wij het niet zo nauw moeten nemen. Een christen moet en kan niet leven als een kluizenaar. Wij leven in andere tijden dan vroeger. Ik vroeg eens aan een man, die beleed een kind Gods te zijn en die ook televisie in huis had, wat hij met zulk een kijkkast van de duivel (zo noemde wijlen professor Wisse de televisie) in huis deed. En toen was zijn antwoord: dat is de oude mens, die daar naar kijkt.
Die televisie is toch zulk een wonderlijke uitvinding. We moesten er ook maar één kopen, dan blijven de kinderen ook thuis. De ouders zullen wel zorgen, dat er 'controle' blijft: al dat moorden en stelen en al wat godslasterlijk is en het zedelijk leven schaadt, mag er absoluut niet doorkomen. Dat is zo voor de eerste weken, maar het duurt niet lang, en dan is er geen „controle" meer.
Och, een mens moest wel beven en sidderen. Vroeger was er nog een weinig beslag, maar het gaat alles weg. De wereld in huis en God er uit. God laat niet met zich spotten. De consciëntie spreekt niet meer. Wij kunnen alles doen en de arme mens beseft niet, dat dat het zwaarste oordeel is. „Snelle afloop als der wateren". Geijverd en gevochten voor de oude waarheid, en nu praktisch alles verloochend, de wereld in hun huis gehaald, omdat de wereld nooit uit hun hart geweest is.
Ja, het is maar een nauw onderzoek voor een ieder. Keur wel de zonde af, maar werp met geen stenen. Ik las eens van een oude leraar uit het begin van de zestiende eeuw, die schreef: Ik ben al oud, maar weet nog niet wat er nog kan gebeuren voordat ik aan het eind van mijn leven ben. En zegt ook de waarheid het ons niet: Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle!
Wij moeten maar niet zo hoog van de toren blazen. Al die mensen, die dat doen, verraden daardoor weinig zelfkennis te hebben. Hoe meer Gods Geest ons zal verlichten en wij de diepte van onze val leren kennen en de bedrieglijkheid van ons hart, hoe meer wij bevreesd zullen zijn voor onszelf. Wij weten niet van hoedanige geest wij zijn. Het is niet genoeg voor de eeuwigheid, dat weten wij wel, doch het is ook zelfs uitwendig nog een weldaad, wanneer een mens onder de waarheid geboren, bij de waarheid blijven mag. Ik mag wel terdege die laatste woorden onderstrepen en er de nadruk op leggen: blijven mag.
Dat zijn we ook niet waardig en dat hebben wij ook niet verdiend. Als de Heere er ons onder houdt, zouden wij wel moeten zeggen: Heere, waarom is het, dat ik er ook niet vandaan loop?
Ezau verkocht zijn eerstgeboorterecht voor een schotel linzenmoes en Demas kreeg de tegenwoordige wereld lief. De mens snijdt zichzelf af en gaat moedwillig verloren. O jongens en meisjes, blijft bij de waarheid. Geeft het nooit prijs. De Heere mocht het nog eens aan je hart heiligen tot waarachtige bekering. Je leeft nog. Het kan nog.
Hoevelen hebben wij al weg zien vallen in ons leven! Ja, sommigen zelfs, die eenmaal in hun leven voor de waarheid geijverd, ja er voor gestreden hebben, die, zo scheen het, er alles voor over hadden. Wanneer ik sommige brieven zou publiceren, geschreven door zulke personen in die tijd toen ze vol ijver en vuur waren, dan zoudt ge zeggen: hoe is het mogelijk, dat er zulk een omkeer kan komen! Nu verwerpen zij wat zij vroeger hebben beleden; nu haten zij hetgeen ze vroeger achteraan liepen en waar zij alles voor wilden opofferen. Er was een tijd, dat de kerk voor die mensen alles was, en nu geven zij er een trap tegen; alles wordt afgescheurd en afgekapt wat tevoren ook voor hen als heilig aangemerkt werd. Men drijft de spot met de leer van vader en moeder; en zij openbaren vaak nog meer vijandschap tegen dat alles dan een openbare werelddienaar. O, het is zo gevaarlijk om zo te handelen. De Heere zegt in Zijn Woord: Een man, die dikwijls bestraft zijnde, de nek verhardt, zal schielijk verbroken worden, zodat er geen genezen aan zij, Spr. 29 : 1. Werkelijk, een mens mag er wel van beven en sidderen en zuchten: Heere, bewaar mij toch, o alvermogend God; laat het toch nooit zo ver komen, dat ik de waarheid vaarwel zeg, en een leer ga volgen en geloven, waar ik voor eeuwig mee omkomen zal. De zonde is een hellend vlak. En wanneer wij ons afscheiden van de zuivere leer der waarheid, dan gaan wij aan het dwalen en het gaat bij de meesten van kwaad tot erger. Er zijn zelfs voorbeelden van mensen, die op den duur alles gaan verloochenen en als heidenen sterven. Het grootste en het zwaarste oordeel, dat God over een mens kan zenden, is dat God hem niet meer aanspreekt en dat hij zijn eigen weg kan gaan. Schijnbaar is dat wel makkelijk, maar uiteindelijk is het een verschrikkelijke zaak.
De grote massa gaat door in de verharding, hetzij in een eigenwillige godsdienst of in openbare goddeloosheid. Velen verdwalen en komen nooit meer terecht. Ik heb ook hier in dit grote land wel eens mensen ontmoet, die zeiden: diezelfde klanken hebben wij gehoord veertig en vijftig jaar geleden, van mijn moeder, of van mijn vader - maar zo ver weg, dat zij toch geloofden dat het in een andere weg ook wel kon.
Elk zalig in zijn eigen godsdienst. O, wat zal die dag der eeuwigheid toch openbaren. Daar zal wening zijn en knersing der tanden. Alles komt terug. Gelukkige zielen waar het hier in dit leven voor terugkomt, en dat het beleefd mag worden tot Gods eer en hunner ziele zaligheid, Ps. 25 : 4:
God is waarachtig en goedig,
Hij is 't en blijft zulks altijd;
Ten wege brengt Hij zachtmoedig
De zondaar vervallen wijt.