-DIA- schreef:Madel schreef:Velen zijn geroepen, maar weinigen* zijn uitverkoren.
Uitverkiezing in de gereformeerde leer is een daad van God. Deze verkiezing heeft plaats gehad voor de grondlegging der wereld en Adam en Eva waren nog niet geschapen en Adam nog niet had gezondigd.
Dus voordat Adam en Eva geschapen werden wist God al welke mensen er ooit geboren zouden gaan worden. God wist dat Adam zou zondigen en dat alle mensen daarna als zondaar geboren zouden worden waardoor alle mensen hun doel zouden missen.
Uit deze kaartenbak van geboren zondaars/doelmissers heeft God besloten een weinig mensen te verkiezen voor de hemel en de niet verkozen mensen wacht het lot van de eeuwige rampzaligheid.
Maar als God op deze wijze verkiest kan ik daar geen genade in zien. Uiteraard weet ik wel dat er dan gezegd wordt dat je vooraf niet kunt weten of je wel of niet behouden bent en daar niet mee moet rekenen.
Maar u en ik kunnen er niets aan doen dat we als zondaar /doelmisser geboren zijn. We hebben daar geen enkele invloed op. Het is een feit. Er wordt dan wel eens gezegd dat we niet verloren gaan maar verloren liggen en dat om eigen schuld!
En als God dan een weinig verkorenen tot geloof en bekering brengt (Het is alles Zijn werk en genade) vindt ik dit een vorm van verkiezing die voor mensen niet te rijmen valt en heeft het sterk de indruk van een lot uit de loterij! Of mis ik ergens iets?
*Een contradictie hierin is dat er wel weer gesteld wordt dat (de weinige uitverkorenen) het een schare is die niemand tellen kan!
Is het je ondervinding er niets aan kunt doen? En dan ga je actief worden om God te bewegen? Of ben je het niet met God eens? Ik geloof niet dat je hier in de leer kunt. Ik kan verwijzen naar de oudvaders, de kanttekeningen.
En God belooft: Als Mijn volk zich schuldig zal kennen, zal Ik aan mijn verbond gedenken. Onze schuld staat ons in de weg, niet de grootheid daarvan, maar dat we menen dat het bij ons nog wel meevalt. En juist daar ligt de verhindering.
Wij staan onszelf in de weg. Eens zei iemand: Schuld is zo'n verschrikkelijk beest, dat wil niemand in huis hebben. Ik zou iedereen kunnen feliciteren als we eens recht in de schuld mochten komen. Daar ligt het, dat verhindert ons. We lezen ook: God zoekt het weggedrevene, en: de verhevene kent Hij van verre. De tollenaar ging af gerechtvaardigd naar zijn huis.
De uitdrukking "Gods volk" zult u mij niet zien gebruiken om een bepaalde groep gelovigen aan te duiden voor de tijd van vandaag. Ik weet heel goed wat u ermee bedoelt maar hiermee begeeft u zich mijns inziens op glad en gevaarlijk ijs. Er wordt namelijk een vereenzelviging gemaakt met het volk Israël in samenhang met het verbond. Door dit soort vereenzelviging wordt de Bijbel een verduisterd boek. Wat mag/kun je wel toepassen op "Gods volk". Dat wordt een vrije interpretatie.
U en ik en anderen zullen het toch met mij eens zijns dat er sprake is van het feit dat het volk Israël uit het land is gezet in het jaar zeventig van onze jaartelling. Het volk Israël heeft in die tijd zijn verkiezing niet vastgemaakt en is tijdelijk uit die roeping gezet. De bevoorrechte positie is hen afgenomen. Sinds lange tijd is het voor Israël niet meer mogelijk om geestelijk hoererij te plegen. Alles is hen afgenomen zowel offerdienst, tempeldienst, priesterdienst en het land. Totdat. Een Goddelijk "totdat". Zie Hosea 3 en vele andere verzen.
Het volk Israël is ondergedompeld in en gelijkgesteld met de volkerenzee. Er is geen verschil tussen slaaf en vrije.......
Het verbond met Israël is een huwelijksverbond tussen twee partijen. de Man (God, vertegenwoordig door Christus) en de vrouw (Israël). Zo komen we dit op tal van manieren tegen in de Bijbel. Maar het blijven, ook binnen het huwelijk, twee partijen. De Man en de vrouw die samen een eenheid vormen. De vrouw is binnen dit huwelijk een aardse positie toegezegd met daarin gekoppeld aardse zegeningen. Daarin zijn wel bepaalde voorwaarden gesteld. nl geloof en bekering.
Als we letten hoe Paulus schrijft over de gemeente, die Zijn Lichaam is, mag ik toch hopen dat men onderscheid ziet. Als we spreken over de gemeente, die Zijn Lichaam is, is er absoluut geen sprake van een vrouw. De vrouw (Israël, Gods volk) is compleet uit beeld. De focus is op de Man (Christus). Zijn Lichaam is de gemeente waarvan Hij zelf het hoofd is. Dit is een onafscheidelijke eenheid. Hoofd en lichaam vormen één geheel. Deze verbinding is mijns inziens van een "hogere" orde dan de verbinding tussen Man en vrouw, de verbondsrelatie.
De gemeente, die Zijn Lichaam is, en waarvan Hij het Hoofd is, is dan ook gezegend met alle geestelijke zegening in het bovenhemelse. Zij zullen dan ook niet het aardrijk be-erven bijvoorbeeld. Me dunkt dat we deze zaken beter niet kunnen verwarren omdat er dan weer verwarring ontstaat over het feit of gelovigen nu naar de hemel gaan of de aarde be-erven.
Israel als vrouw in een goede relatie zal door de Man gezegend worden. Deze zegeningen vinden we uitgebreid terug in de vijf boeken van Mozes en worden door de profeten op tal van plaatsen van alle kanten belicht en toegelicht. Maar het is alles aards.
De vereenzelviging met "Gods volk" is daarmee per definitie een verarming van de positie van u zelf.
Bij de wederkomst zal de Man (Christus) uit de hemel nederdalen en de vrouw (Israël) huwen als zijn vrouw. Dan zal Israël in een positie worden gebracht dat zij wel zullen beantwoorden aan hun roeping. Maar daar zal eerst een grote benauwdheid aan voorafgaan. Maar, en dat is God ten voeten uit, Als de nood het hoogst is, is de Redder nabij. Dat zal straks vervuld worden aan de natie/het volk Israël.
En God belooft: Als Mijn volk zich schuldig zal kennen, zal Ik aan mijn verbond gedenken. Onze schuld staat ons in de weg, niet de grootheid daarvan, maar dat we menen dat het bij ons nog wel meevalt. En juist daar ligt de verhindering.
Als we als gelovige onze juiste positie zouden (de gemeente die Zijn Lichaam is en niet vereenzelvigd met Gods volk) innemen dan zouden we door het geloof mogen weten en be-amen dat we gezegend zijn met alle geestelijke zegen in het bovenhemelse. Dat we mogen delen in Zijn positie, Zijn heerlijkheid en zijn erfenis. Zie de brief aan Efeze. Weet u hoe God u ziet?
Kolossensen 1:22
In het lichaam Zijns vleses, door den dood, opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldiglijk voor Zich stellen;
U heeft het over schuld. Ik hoop van ganser harte dat u amen kunt zeggen op het feit dat God u onschuldig ziet! Dan heeft u een dankbaar en blijmoedig leven. Wat valt er nog te bidden/wensen dan? Als gelovige mag ik weten deel te zijn van Zijn Lichaam en dienaangaande weet ik mij gezegend met alle geestelijk zegen in het bovenhemelse en mag ik weten te mogen delen in Zijn positie, Zijn heerlijkheid en Zijn erfenis? Daar mag ik door het geloof en uit genade AMEN op zeggen. God zegt het en daarom geloof ik het. Als ik zie op wie ik ben in mijn aardse hoedanigheid dan zou alles kansloos zijn. Maar, God zij dank, hangt het daar niet van af. De schuld is weggedaan. Wat u en ik ook nog zondigen in ons toekomstige leven, het doet er niet toe. Houdt dat in dat we er lekker op los kunnen/mogen leven? volstrekt niet. Zie Efeze 3.
God heeft een rijkdom aan genade tentoongesteld die zijn weerga niet kent. Het is genade op genade. Israels (toekomstige) zegeningen zijn aards en fenomenaal. De hemelse zegen gaat daar nog boven uit. De schuld is weggedaan en staat mij niet in de weg. Ik meen oprecht dat ik hoop en wens dat dat ook uw ondervinding mag zijn.
Zullen we samen zingen?
Komt, luistert toe, gij Godgezinden,
Gij, die den HEER van harte vreest,
Hoort, wat mij God deed ondervinden,
Wat Hij gedaan heeft aan mijn geest.
'k Sloeg heilbegerig 't oog naar boven,
Ik riep den HEER ootmoedig aan;
Ik mocht met mond en hart Hem loven,
Hem, Die alleen mij bij kon staan.