Coosje schreef:Beproevingen, verzoekingen, verdrukkingen, kastijdingen. Misschien dat Jolanda dat bedoelt?
Onze leden doden die op de aarde zijn.
Kruis dragen.
Zijn lijdende Beeld gelijkvormig gemaakt te worden.
Allemaal geen zaken van vreugde als ze tegenwoordig zijn.
Als we altijd in het Licht van Zijn vriendelijk Aangezicht mogen wandelen is er vrolijk en licht maar dat is niet dagelijks beste SecorDabar.
Het is hier een strijdend leven.
Beste Coosje,
Met instemming uw reactie hartelijk gelezen.
Het mogen wandelen in het licht van Gods vriendelijk aangezicht is zelfs niet dagelijks,
dat kan door allerlei oorzaken weleens langer duren.
Zie maar aan David, tussen de zonde met Bathseba bedreven,
en de vermaning van de profeet Nathan lag een geruime tijd.
Nee, we zingen in de berijmde psalm 143 (van David)
vers 6: Ik hef mijn handen naar den hogen
mijn ziel is voor Uw alziend'ogen
gelijk een dor, een dorstig land,
dat sedert lang ligt uit te drogen, verkwijnend'in dien doodsen stand.
vers 7: HEER', doe mij spoedig ademhalen
wil mijn bezweken geest bestralen
verberg m'Uw vriendelijk aanschijn niet,
ik zal eerland ten grave dalen
indien Gij mij geen bijstand biedt.
en vers 10, laatste regels:
Uw goede Geest bestier mijn schreden
en leid mij in een effen land.
Ja, de Heere zal het vlak en effen maken.
Maar wat is de Heidelberger Catechismus dan ook weer een troostboek voor degenen die in zo'n toe-stand zich bevinden:
Zondag 23 over het welwezen des geloofs:
Vraag 60 Hoe zijt gij rechtvaardig voor God?
Alleen door een waar geloof in Jezus Christus.
En dan komt het:.... alzo dat, al is het, dat mij mijn
consciëntie aanklaagt, dat ik tegen al de geboden Gods
zwaarlijk gezondigd heb,
en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben !,
NOCHTANS God, zonder enige verdienste mijnerzijds,
uit louter genade, mij de volkomen
genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus,
schenkt en toerekent, evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan!,
ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht,
die Christus voor mij volbracht heeft,
in zoverre ik zulke weldaad met een gelovig hart aanneem.
En dat laatste is de strijd tussen het geloof en ongeloof.
Dan leren we daaruit dat het geloof een genade van de Heere is.
Het zal dan ook enkel vrije soevereine genade blijven, die het mogen beleven.