Valcke schreef:Amstelodamense schreef:Wat is eigenlijk de definitie van kittelachtig? Hedendaags Nederlands: kritisch?
Edit: ik lees net in het woordenboek “gevoelig, lichtgeraakt “
De oorspronkelijke (Bijbelse) betekenis is: gevoelig voor kieteling. Dus graag gestreeld en vermaakt te willen worden.
2 Tim. 4:3: '... maar ketelachtig zijnde van gehoor ...' (SV).
Of in eigen vertaling: '... daar zij zich het oor graag laten strelen...'.
Kanttekening SV: 'Dat is, hebbende een hart en oren die jeuken naar wat nieuws en vreemds.'
In het spraakgebruik is de betekenis (inderdaad) anders.
WNT:
KETELACHTIG
bnw. Van Ketelen (I), kietelen, kittelen, met -achtig.
+A. In actieve opvatting. Ketelend, prikkelend.
–B. In passieve opvatting.
–1. Graag geketeld wordende; gesteld op, gevoelig voor (aangename, streelende) keteling.
↪a. Eigenlijk, van personen.
Ketelachtigh. Chatouilleux. Titillari proclivis, plant. [1573].
Keteligh, ketelachtigh. Titillari facilis, qui facile titillationis voluptate afficitur, kil. [1588].
— Se (mijn nicht en haar man) mueghen altemets in spele vechten Tjeghens elc andren men darf niet segghen hoe. … Want myn nichte … Es zeer lodderlic, ende met allen ketelachtich Ende van lachgene esse vutreessende zeere, everaert 534 [c. 1538].
↪b. Van of met betrekking tot het gehoor.
Daer sal eenen tijt zijn, wanneer sy de gesonde leere niet en sullen verdragen: maer ketelachtigh zijnde van gehoor (gr. κνηᦉᬫμενοιτᬟνᬢκοην) sullen sy haer selven leeraers opgaderen na hare eygene begeerlickheden, Statenb., 2 Tim. 4, 3 [ed. 1688] (Statenb., 2 Tim. 4, kant. 19 [ed. 1688]: hebbende een herte ende ooren die jeucken na wat nieuws ende vreemts. — In de vertaling van oort: hunkerend naar wat het oor kittelt).
–2. Gevoelig, fijngevoelig, overgevoelig voor ketelen, keteling, geketel; geen ketelen (keteling, geketel) kunnende velen; driftig op ketelen (keteling, geketel) reageerende; prikkelbaar (irritabel); ongeduldig.
↪a. Eigenlijk, van een persoon.
↪b. Van iemands aard, enz.
↪c. Overdrachtelijk, van hetgeen omzichtigheid, voorzichtigheid, beleid vereischt. Teeder; delicaat; kiesch; gevaarlijk.