Hendrikus schreef:Hoorde net op de radio een interview met een schrijfster die kennelijk uit de bevindelijk gereformeerde hoek afkomstig is, en nu iets heeft gepubliceerd waarin ze haar ervaringen heeft verwerkt. Klonk niet erg positief. Wat er gevraagd en geantwoord werd, klopte soms ook gewoon niet. Heb het even opgezocht op de website:
24 Januari, 19:02 - Radio 1
Talkshow met prominenten over cultuur en media. -Rachel Visscher - schrijver. In Zwarte Dauw beschrijft ze een gemeenschap van bevindelijk gereformeerden. Rachel Visscher portretteert in haar eerste non-fictie boek op verfijnde wijze de verschillende bewoners van een oude, Hollandse stad, die een leven kennen dat doordrenkt is van tradities en rituelen. De auteur is tevens maker en schrijver van muzikale films en literaire voorstellingen. Presentatie: Jellie Brouwer.
Haar boek is blijkbaar net uit:
http://www.augustus.nl/result_titel.asp?Id=2973
Er staat een fragment uit het boek op de site van de uitgever, Het is (sinds Siebelink) een hype om over de bevindelijke kring te schrijven maar dit stuk is wel erg slecht.
De hemel
De baretjes op de hoofden van de tweeling zijn wit. Hun
laarsjes zijn wit, net als hun rokken en hun vesten. Alles
is wit en schoon. Op hun schoot liggen bijbeltjes, aandachtig
luisteren de meisjes naar het Woord.
Esther en Jannegje van Velden zijn een eeneiige tweeling.
De meisjes zitten in de vierde klas. Iedere dag moeten
ze driekwartier fietsen naar de reformatorische middelbare
school in een andere plaats.
School dient eigenlijk nergens voor. Later willen Esther
en Jannegje moeder worden. Leren heb je daar niet
voor nodig. Een goede man, dat is belangrijk. Voor die
man moet je lief zijn en goed zorgen. Een goede moeder
moet je ook zijn voor de kinderen die daarna komen.
Vanachter de spreekstoel loert de dominee naar de gemeente.
Zijn stem klinkt bars. ‘De wereld lacht, zingt,
geniet,’ zegt hij, ‘maar het is verkeerd. De mensen die
leven zonder God zullen verbrand worden. Wie een
vriend van de wereld is, is een vijand van God. Oh gemeente,
luister toch.’
De tweeling slikt. Nerveus schuift Jannegje het baretje
rechter op haar hoofd. De wereld trekt, ook aan haar.
Laatst nog werd ze verleid in het postkantoor. Ze kwam
er om een christelijke krant te kopen, maar haar hart
ging algauw uit naar modeblaadjes. Ze liep langs de
schrappen vol tijdschriften en kon haar ogen niet van de
glimmende blaadjes losmaken. De vrouwen op de foto’s
droegen mooie jurken met ontwerpen die ze nog nooit in
een gereformeerde kledingwinkel had gezien. Verlangend
had ze ernaar gekeken. Ze stelde zich voor dat ze
net als de vrouwen op de foto haar lichaam soepel voor
een camera bewoog. Vlug duwde ze die gedachten weer
van zich af. Dat ze zich zoiets voorstelt is eigenlijk nog
zotter dan naar tijdschriften kijken.
Esther bladert in haar bijbeltje. Verschrikt kijkt Jannegje
op. Ze let weer eens niet op. Ze spiekt bij haar zuster
waar ze zijn: Johannes 21 vers 7. Razendsnel zoekt ze
de juiste pagina’s op.
In de kerk rijst de stem van de dominee. Hij zegt: ‘Jezus
ging met Zijn discipelen naar de zee van Tiberias. In de
nacht gingen ze vissen, uitgerekend in de nacht. Het was
stikdonker op zee en de discipelen vingen niets. Ze wisten
hoe het kwam, de netten waren verkeerd geworpen.
Nogmaals wierpen ze de netten en vroegen Hem om de
vissen toe te laten stromen. Die vissen zijn het geloof. Zo
moeten wij als gemeente ook zijn. Wij moeten Jezus vragen
om een visje uit de zee. Dat visje is heerlijk. Het is
toespijs, een kruimeltje geloof.’
Jannegje knikt. Dat kruimeltje, daar gaat het om. Zelf
zou ze willen dat ze vuriger geloofde, maar het is moeilijk.
Ze kijkt naar haar zus, die begerig naar de dominee
luistert. Esther is serieuzer als het om het geloof gaat.
Jannegje gaat rechtop zitten. Ze zou net als Esther willen
zijn. Toegewijd en gefocust, precies zoals het hoort.
De stem van de dominee wordt luider. Jannegje weet
wat er nu gaat komen. Het is tijd voor de donderpreek.
De dominee haalt met harde stem uit naar de ongelovigen,
de domoren die niets willen weten van schuld en
zonde. Jannegje kijkt uit de smalle ramen van de kerk.
Opnieuw denkt ze aan de modeblaadjes in het postkantoor.
In gedachten ziet ze de modellen met hun flinterdunne
rokjes, mooie meisjes die wandelen op exotische
stranden. In hun handen houden ze drankjes waar parasolletjes
ingestoken zijn. Mannen met gewelfde buiken
slaan hun armen om de meisjes heen, lachen verleidelijk.
Jannegje zucht, naast haar geeft Esther haar een por.
‘Psalm 43,’ fluistert ze.
Vlug bladert Jannegje door haar bijbel. Als ze later in
de hemel mag komen, dan hoopt ze dat het er daar uitziet
als in die tijdschriften op het postkantoor
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.