Pagina 84 van 85

Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 07:55
door Geeske_1991
helma schreef:Waar maak je dat uit op?



Jesaja 45:22

74Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, 75alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer.
74 Of: Ziet Mij aan.
75 Dat is, gijlieden allen die aan de einden der aarde woont.
Deze tekst is een bewijs van het aanbod van genade?
En die uit Johannes dan? Joh. 8:44 Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen.

Waarom pakt (steelt) niemand zo'n tekst dan?

God maakt vaten ter ere en vaten der onere.
Zou Hij niet ophouden God te zijn als Hij ook nog aan de vaten ter onere, zulke beloften zou voorstellen?

Heb je dan wel ooit gelezen in Gods woord dat Kain, Ezau, Bileam, Saul, Judas Etc. Het ook kregen aangeboden maar weigerden? Nee, want het is geen aangeboden goed. God is GEEN marktkoopman die Zijn Waar aanbied aan iedereen.

Verstuurd vanaf mijn SM-S911B met Tapatalk


Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 08:03
door Johann Gottfried Walther
Geeske_1991 schreef: Vandaag, 07:00 Wend u naar Mij toe en wordt behouden, wordt in de rechtvaardigmaking gezegd door God, tegen een zondaar.

Dit zijn geen teksten die je lukraak uit het verband kan rukken zodat het een aanbod lijkt.

Het zou wat wezen, God heeft ALLE macht in de hemel.en op de aarde, en dan zou het een keus van ons kunnen zijn om het aanbod dan wel of niet aan te nemen.



Verstuurd vanaf mijn SM-S911B met Tapatalk
U stoort zich waarschijnlijk ook aan de ruime kanttekeningen, die duidelijk spreken van Gods aanbod van genade.

Jes. 8:14-15: kanttekening 58 bij ‘vallen’ zegt: ‘Te weten aanlopende en zich stotende aan dien Steen. Want dewijl zij de aangeboden genade des Heeren door ongeloof zouden verwerpen, zo zou hun dezelve tot grotere verdoemenis strekken.’
Luk. 19:44: kanttekening 41 bij ‘den tijd uwer bezoeking’ zegt: ‘Namelijk in welke u door de predicatie des Evangelies de genade Gods nu wordt aangeboden.’
Hand. 14:3: kanttekening 8 bij ‘het woord Zijner genade’ zegt: ‘Dat is, het Evangelie, in hetwelk de genade Gods wordt verkondigd en aangeboden.’

U moet die Gereformeerde vaderen, wel ketters vinden, ze lezen zomaar overal het aanbod van genade in, en dat zelfs aan hen die het door ongeloof verwerpen !


Theodorus Avinck: Preek Jesaja 45 vers 22-23:
Verbeeldt u eens, dat de zondaarslievende Middelaar in eigen Persoon in deze
vergadering verscheen, en elk uwer hoofd voor hoofd aansprak en zei: "Mens, laat u
toch door Mij zaligen!" Welk een verbazende aandoening, welk een aandacht zou het
in u veroorzaken? Dit is nu onmogelijk. Naar Zijn mensheid is Jezus nu in de hemel.
Evenwel nabij ons is Zijn woord, ook ditzelfde woord, hetwelk wij nu behandelen
zullen. In dit woord spreekt Hij tot ons. Door dit woord roept en nodigt Hij ons op een
vriendelijke wijze. Dit woord vertoont Hem, als staande met uitgebreide armen, in
brandende liefde tot onze eeuwige behoudenis.




Wie worden hier dan geroepen?
Het zijn de booste, de goddelooste, de oudste en stoutste, de afkerigste en verhardste
zondaren. Ai luister eens mijn vrienden!
- U wordt geroepen, die ver van God en godsdienst leeft. Die als zonder God in de
wereld leeft, zonder enig besef en gevoel van godsdienst, wiens hart geheel
indrukkeloos is, evenals dat van een heiden.
- U wordt genodigd, gij, die het voorrecht mist van Godvruchtige ouders te hebben.
Die daarom, evenals de heidenen, zonder godsdienst zijt opgevoed. Die nooit door
uw ouders voor God gebracht bent, en wier ouders, evenals heidenen,
vreemdelingen waren van Gods verbond. Waarlijk, u wordt geroepen! Misschien
is er hier wel één, die wel eens gedacht heeft: "Had ik vrome ouders, ik zou nog
hoop hebben." Waarlijk, daar is ook hoop voor u! U wordt evenwel geroepen!
- Ook u, die wèl godvruchtige ouders gehad hebt, maar die uw opvoeding
verzondigd hebt. U die, gelijk aan de heidenen, ontaard van de godvruchtige
lessen van hun vader Noach, ver zijt afgeweken, en al die voorbiddingen,
vermaningen en waarschuwingen misbruikt en verijdeld hebt. Ach komt, Christus
nodigt u hier op de vriendelijkste wijze!
- Zo ook u, die evenals de heidenen, in de uiterste onkunde en onwetendheid leeft.
Dit woord: "wendt u naar Mij", raakt u ook. Zowel als aan u, die, gelijk de
heidenen, in allerlei goddeloosheid en werken der duisternis tot hiertoe gewandeld
hebt. U, vijanden van God, van Christus, van het Evangelie en van Gods volk, die,
evenals de heidenen tegen Israël, gekant en verbitterd zijt tegen de Godvruchtigen,
uzelf, u wordt ook geroepen.
- Met één woord: hier is niemand tegenwoordig, zo slecht, zo'n snood zondaar, of
zijn naam is onder dit woord "heiden" begrepen, en hij wordt bijgevolg genodigd.
U allen, grote en kleine zondaars, jonge en oude zondaars, tot u allen is deze stem.
Ach, komt dan zondaars, klein en groot,
En allen, die hun vloek bewenen,
Tot Hem, die niemand van Zich stoot,
Wanneer zij 't maar van harte menen.
Hoe! wilt g'u zelf in 't licht nog staan?
Moedwillig dus verloren gaan?
Nog langer in de zonde leven?
En eeuwig door de dood eens sneven?
Neen, neen, niet verder voortgegaan!
Want Jezus, Die neemt zondaars aan.


https://theologienet.nl/bestanden/avinc ... e-deel.pdf


Th. Clarisse:

Wanneer wij nu slechts oppervlakkig het zeggen van die gast overwegen en met de
daaropvolgende rede des Heeren vergelijken, bemerken we direct dat Jezus tracht aan te tonen
dat het niet aan God, maar aan de onwil en boosheid der mensen zelf te wijten zij indien zij
onder de bediening des Evangelies verloren gaan.


: Hij nodigde
er velen; maar duidelijk: “Hij zond zijn dienstknecht uit ter ure des avondmaals, om de
genodigde te zeggen: Komt, want alle dingen zijn gereed.”
Om nu de behandeling van het gehele voorstel tot des te meer nut voor onze gemoederen te
doen strekken zal ik mij nu kort bij de volgende drie stukken bepalen.
Ten eerste: Overal daar het God belieft Zijn Evangelie te zenden daar bedient Hij Zich
doorgaans van de dienst van mensen om vele, om allerlei mensen tot Zijn gemeenschap te
roepen.
Ten tweede: Die knechten Gods moeten hun medemensen in 's Heeren naam, allerernstigst en
vriendelijkst nodigen tot het heil dat God zelf reeds buiten hen heeft daargesteld.
Ten derde: Zulk een roeping in 's Heeren Naam gedaan geeft niet alleen vrijheid, maar legt zelf
een onvermijdelijke verplichting op de genodigden om die roepstem op te volgen.
Ik twijfel niet of elk begrijpt, dat deze dingen zeer duidelijk in de tekst begrepen zijn. Laten wij
die opvatten, en met enige uitbreiding beschouwen. Vooreerst zeg ik dan: Overal, waar God
zijn Evangelie laat prediken, daar zend Hij ook Zijn knechten met bevel, om allerlei rnensen te
nodigen tot Zijn zalige gemeenschap. Het voorrecht van een Goddelijke openbaring is zeer
groot en hoogst vrij. God zendt Zijn Evangelie waar en wanneer het Hem belieft. Dan overal
waar God Zijn Evangelie zendt, daar zendt Hij ook Zijn boden en afgezanten, om in Zijn Naam
de heugelijke blijmare van het Evangelie aan te kondigen, en mensen tot de omhelzing daarvan
zeer nadrukkelijk aan te sporen.


Toepassing.
De grondslag van mijn toe-eigening bestaat heden in deze gewichtige aanmerking: Dat niemand
dergenen die onder het Evangelie leven, en dus ook wij niet indien wij ongelovig zijn en blijven,
een billijke verontschuldiging voor God ten aanzien Van ons ongeloof, zullen kunnen
inbrengen. En dat daarom niemand de oorzaak van zijn ongeluk en verdoemenis enigszins aan
God zal mogen toeschrijven, maar integendeel zijn eigen onwilligheid en afkerigheid, als de
ware reden en oorzaak van zijn verderf zal hebben aan te merken. Dat deze aanmerking
allerzekerst is blijkt allerduidelijkst, wanneer wij slechts opmerken, hoezeer wij in onze
voorrechten aan die van het Joodse volk gelijk zijn. Immers, God zendt ook tot ons Zijn Woord.
God zendt ook tot ons Zijn Knechten. God laat ons niet slechts zeggen: alle dingen zijn gereed,
maar Hij laat ons toeroepen: Komt, gij moogt vrijelijk komen. Ik wil dat gij komt. Ja Ik verbiede
U op straffe van Mijn hoogste ongenade terug te blijven. Wat zullen wij, toehoorders, na zo een
vriendelijke en verplichtende roepstem ter verschoning van onze ongelovigheid inbrengen? Wat
zullen wij God antwoorden, wanneer Hij ons richten zal na dat Evangelie. Mij dunkt, ik hoor
het ongelovig hart van deze of gene, dit navolgende inbrengen: Wat baat het, dat God in Zijn
uitwendige roeping door het woord zo algemeen en ernstig zijn genade laat aanbieden, daar Hij
toch weet dat de meesten het nimmer aannemen zullen, daar Hij zelf besloten heeft maar
weinigen te zaligen. Wat baat de uitwendige roeping als de inwendige daar niet bij komt? De
mens is dood, en onmachtig zowel om Gods roeping recht te verstaan als op te volgen. Welke
aanmoediging kan de mens hebben om te komen op die roepstem, daar er vele zijn die zullen
zoeken in te gaan en niet kunnen. Temeer, daar bij Mattheüs blijkt dat iemand in een zekere zin
dadelijk komen kan en nochtans wordt uitgeworpen, als zijnde zonder bruiloftskleed. Mogelijk
zegt uw hart, of daar is geen algemene roeping, of de mens moet zelfgenoegzame krachten
hebben om te komen. Anders zou God met mensen bedrieglijk handelen, en het ongeloof met
reden mogen verontschuldigd worden. Vergunt mij toehoorders dat ik deze bedenkingen eens
elk bijzonder opneme. Niet alleen omdat elks hart met deze gedachte min of meer zwanger gaat.
Niet alleen omdat partijen hiermee onze leer bezwaren, maar ook daar vele zwakke en tobbende
zielen daardoor merkelijk in het dadelijk komen en gebruik maken van Christus verhinderd en
opgehouden worden. De eerste bedenking ontstaat uit het overeenbrengen van de algemene
roeping met Gods besluit. Het ongeloof wil deze afgrond niet alleen in, maar ook doorzien.
Men wil het onnaspeurlijke van Gods wegen doorgronden, in plaats van met Paulus met een
heilig zwijgen te zeggen: O, Diepte.
Dit niet kunnende, ontdekt het vleselijk vernuft zijn vijandschap tegen God. Het ontkent een
van de twee uitersten, die men op Goddelijk gezag beide moest aannemen. Het wil ontknopen
dat God alleen moet overgelaten worden. Dit niet kunnende murmureert het tegen God, en
beschuldigt de Allerhoogste van onrecht of geveinsdheid.
Maar is die handelwijze redelijk en betamelijk. Neen zeker. Want zo zij doorging, zo zou de
Heere niets mogen doen, dan alleen wat wij eindige en bekrompen schepsels, met de korte
meetsnoer van ons vernuft zouden kunnen bevatten. Is het nu niet roekeloos, dwaas,
buitensporig, trots en hoogmoedig de hoge God onder zulk een wet te willen brengen? Wie
geeft ons daar recht toe? Wie maakt er ons toe bevoegd? Daarenboven wat is er meer duister in
de leer der voorbeschikking vergeleken met de algemene roeping dan er is in alle vrije daden
der schepselen en Gods eeuwige bepaling. Of wil men omtrent deze dingen God een onzekere
besluiteloosheid toeschrijven, die af zou hangen van de uitkomst, of Hem de wetgevende macht
ontzeggen. Welk een God zou Hij dan zijn. Niet anders als een afhankelijk en veranderlijk God,
en wat is dat anders als een afgod? Zegt gij. Ja, maar God heeft evenwel alleen sommigen
verkoren en Hij roept algemeen. Handelt Hij dan omtrent de niet-uitverkorenen niet geveinsd,
en hoe kan iemand zeker weten dat God hem welmeenend roept? Ik antwoord: Daar is zeker in
dit stuk iets, dat wij eindige en kortzichtige schepselen niet ten volle kunnen doorzien. Maar
kortheidshalve. Wat doet de Heere in de roeping die door het Woord geschied?
Zegt Hij daarin, dat Hij voornemens is alle uitwendig geroepenen te zaligen. Neen: Hij laat de
zaligheid in Christus als noodzakelijk en begeerlijk voorstellen. Hij laat verkondigen dat een
weg van zaligheid mogelijk, ja dadelijk uitgevonden en daargesteld is. Tevens laat de Heere
verkondigen dat er een onlosmakelijk verband ligt tussen het gelovig komen tot Christus en het
zalig worden, dat niemand die komt zal uitgeworpen worden. Eindelijk geeft Hij de mens van
Zijn zijde vrijheid om te mogen komen, zo hij wil, ja Hij beveelt zulks op straffe van Zijn
hoogste ongenoegen.
Wat is er in dit alles, dat strijd tegen Gods verborgen wil? Blijft het niet een wenselijke zaak
om zalig te worden? Blijft het niet 's mensen plicht te geloven, al is het dat God heeft besloten
dat allen dit heil niet zouden aannemen? Heeft God ook niet besloten het Evangelie om meer
dan één reden, allerwege en aan allerlei mensen te laten prediken, ja kon God wel anders
besloten hebben, wanneer Hij uit allerlei rangen en standen door een en hetzelfde middel de
Zijnen roepen wil? En wat wil men toch? Moest God de zaligheid aan geen anderen, dan aan
de uitverkorenen laten aanbieden? Dan moest Hij Zijn verborgen raadsbesluit ontdekken eer
iemand grond zou hebben om te geloven. Maar welk een wanorde zou daaruit geboren worden.
Hoe zou dan het Evangelie als een gepast middel kunnen dienen om het geloof te verwekken,
en hoe zou er dan plaats over blijven om de vloekspraken der Wet op een redelijke wijze tegen
de versmaders van Gods heil, als tegen hardnekkigen en onbekeerlijken toe te passen. Zie ik op
de beoefening der aanbieding niemand behoeft zich een ogenblik op te houden bij de
beschouwing van het bijzonder besluit. Dit is voor ons, van voren bezien, een verzegeld boek.
Niet de verborgen maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons.
Komt het woord des Evangelie tot mij, door Gods aanbiddelijke voorzienigheid, laat God ook
aan mij die boodschap doen: Komt want alle dingen zijn gereed? Ik heb niet verder te redeneren
en te vragen, maar te geloven en in geloof te komen, vertrouwende dat God mij wil zaligen en
zulks zeker doen zal, indien ik Zijn roepstem eerbiedig en gelovig opvolg. En gevoel ik daartoe
mijn ziel zo geneigd dat ik dadelijk kom, ik mag dan ook voorzeker vaststellen dat God mij
bijzonder roept en dat ik mij in die weg bevind waarin Hij mij zekerlijk wil behouden. In een
woord, met gehoorzaam opvolgen der roepende stem geef ik God de eer, en kan niet dwalen.
Maar houd ik mij op met redeneringen, stijf ik mij daarin door ongeloof, blijf ik daardoor van
God af, ik heb het mijzelf te wijten, indien ik onder het Evangelie verloren ga, en niet aan Gods
besluit, dewijl het mij nimmer ten regel mijns geloofs gegeven is. Zegt gij mogelijk. Al deze
dingen zijn wel goed en zouden ook voldoen indien de mens voldoende krachten mochten
worden toegeschreven om de Goddelijke roepstem op te volgen. Maar is het niet ongerijmd tot
een dode te zeggen: Komt aan de maaltijd? Of is de mens zo onmachtig niet als hem de
Hervormde kerk beschouwt? Ik antwoord: Ja zeker is de mens zo onmachtig, en even daarom,
daar de mens zeer hoogmoedig van aard zijnde deze zijn onmacht niet geloven wil en zich als
zulk een weigert voor God te erkennen, even daarom wordt het Evangelie, dat armen en
verlorenen roept, aan vele niet dierbaar. Men schuilt ook achter zijn onmacht maar al te veel en
terwijl ook dit een schuldige onmacht is, ziet men zijn verdoemenswaardige onwil voorbij om
als zulk een machteloze te willen geholpen worden.
Ondertussen, wat zegt de Heere in Zijn nodiging: Mens, komt in eigen kracht? Breng het althans
zover als gij kunt, en daar uw natuurkrachten te kort schieten, daar zal mijn genade tussen beide
komen om het gebrek aan te vullen? Zo wilde het de hoogmoedige mens wel graag. Maar nee,
het Evangelie zegt: Gij zijt arm, blind en naakt, en daarbij zo ongelukkig dat gij dit ziet noch
gevoelt en daarom raad Jezus u van Hem te kopen al wat gij daartegen nodig hebt. Wat blijft er
nu over ter verontschuldiging van het ongeloof? Wordt niet alles aangeboden. Om niet
aangeboden. Ernstig aangeboden? zegt gij, hoe kan ik dat geloven? Zo God mij dit alles ernstig
aanbood, zou Hij het mij dan ook niet dadelijk deelachtig maken. Temeer daar Hij weet dat ik
immers zo min de zaligheid kan toepassen als verwerven? Ja hoe kan God ernstig aan mij en
allen die onder het Evangelie leven, de genade en alle heil laten aanbieden, daar het toch maar
voor bepaalde personen is dat hetzelve bereid en door de dood van Christus verworven is.
Zolang ik nu niet, door de toepassing van de aanvankelijke genadewerkingen in mijn gemoed
bewijzen krijg, dat de zaligheid ook voor mij verworven is, hoe en op welke grond kan en mag
ik dan vaststellen dat God mij ernstig roept, en alle heil en genade in Zijn Zoon mij aanbiedt.
Gij die dus spreekt: Gij houdt uw gemoed op met al deze uitvluchten, of uit vijandschap tegen
God en omdat gij lust hebt om met Hem te twisten, of uit verlegenheid, en omdat de kracht van
het ongeloof u ten onder houdt. Is het eerste uw geval, dan kunt gij uw vonnis lezen in Rom.
9:19 en wij kunnen ons nu niet verder met u inlaten. Maar is het tweede het uwe. Wij raden u
al biddende te lezen hetgeen de Godvruchtige J. Koelman heeft geschreven in een klein doch
zeer fraai werkje genaamd: Natuur en gronden des geloofs. En wij geven u dit bestuur en, och,
dat God Zelf door Zijn Geest het u te verstaan geve.
Ten eerste: staakt al uw onnodig redeneren, waar gij toch nimmer door geholpen kunt worden.
Maar geeft God vanaf dit ogenblik die eer, dat gij op Zijn geopenbaard woord acht neemt.
En wat zegt ons dit. Het leert duidelijk dat Jezus verdienste alleen en bepaaldelijk tot heil van
Zijn uitverkorenen verworven is. Maar het leert ons tevens, dat deze onder allerlei soorten van
mensen verspreid zijn. En voor zover God door de nodiging des Evangelies Zijn uitverkorenen
verzamelen wil, gebruikt de Schrift zulke algemene uitdrukkingen, waardoor niemand van de
uiterlijk geroepenen wordt uitgestoten. Op dat woord der nodiging moeten wij zien, en hierdoor
aangemoedigd worden om te komen.
Ten tweede: Erkent voor God dat gij diep blind, en dus onmogelijk in staat zijt om geestelijke
zaken recht in te zien. Erkent uwe onwaardigheid voor de Heere, die zo groot is dat gij waardig
zijt voor eeuwig van Zijn gunst uitgesloten te zijn. Erkent tevens, en uw gehele onmacht om te
kunnen, en uwe onlosmakelijke verplichting om te moeten geloven en verandert zo in een
zekeren zin Gods bevel in een gebed, zeggende met de kerk: Trek mij Heere, en dan zal ik U
nalopen.
Ten derde let onder dit alles nauwkeurig op de bewegingen, die in uw zielen worden verwekt,
en vindt gij enige aandrijving in uw gemoed om op Gods Woord en getuigenis te komen, stremt
die neiging niet door ontijdig toegeven aan moed-benemende bedenkingen, maar volgt die veel
liever eenvoudig op en gij zult bij ervaring bevinden, dat zulks voor uw gemoed het voordeligst
is. Het zeggen van de Heiland zal toch allerzekerst waarachtig zijn: “Die tot Mij komt, zal ik
geenszins uitwerpen.” Dan, mij dunkt, ik hoor een twijfelmoedig hart deze bekommerde taal en
jammerklacht mij tegemoet voeren: Wanneer ik al het gehoorde in bedaarde overweging neem,
zo gevoel ik, dat mijn gemoed als was in mijn binnenste wordt. Ik zie noodzakelijkheid om te
moeten geloven. Ik voel mij gedrongen om dit zonder uitstel te doen. Ja ik wordt als met
verontwaardiging over mijn ongeloof aangedaan. Maar met dat al, een opkomende bedenking,
geeft mij weer nieuwe verbijstering. Ik denk aan de gast zonder bruiloftskleed. Ik vrees dat
indien ik al op 's Heeren nodiging kwam, zijn geval wellicht het mijne zoude zijn. Dit vrees ik
te meer, omdat ik mij tot heden toe nog niet beschouwen kan als bekleed met de sierklederen
des heils, noch omhangen met de mantel der gerechtigheid. Hoe bekom ik dit siergewaad?
Meermalen heb ik er de Heere om verzocht. Meermalen heb ik mij, om daarmee bekleed te
worden, aan de Heere opgedragen. Maar tot hiertoe werd mijn begeerte niet voldaan, noch mijn
ziel ten volle gerustgesteld.
Is dat de taal van uw verlegen hart? Luistert dan ook naar het antwoord dat wij U geven zullen.
Het geval van de gast zonder bruiloftskleed moet in het geheel u niet hinderen in het ootmoedig
en gelovig komen tot Jezus. Zijn misdaad bestond niet hierin dat hij gekomen was, maar daarin
dat hij weigerde met dat sierkleed, dat de Gastheer hem wilde aandoen, bekleed te worden. Het
tekent voor ons het verfoeilijk bestaan van een eigengerechtigd naambelijder en mondchristen.
Maar is dit uw geval wel? Althans zou u weigeren u te laten bekleden met Jezus eeuwige
gerechtigheid, indien gij slechts durfde geloven dat God er u mee bekleden wilde? Immers nee.
Laat u dan dit geval niet afschrikken maar veeleer deze les geven, om afziende van alle eigen
werken, U door een gelovige omhelzing van het aangeboden heil, en de aangeboden werking
des Geestes, Jezus gerechtigheid deelachtig te worden. Laat u na vergeefs herhaalde aanbieding
van uzelf aan God niet terughouden, maar onderzoekt integendeel of het u ook daaraan hapert
dat u nog nimmer recht ontbloot van al het eigene kwam, en of gij wel immer rechtgelovig op
Gods nodiging en aanbod hebt durven vertrouwen dat de Heere ook u met dit heilig siergewaad
bekleden wil.
Zijt gij op ware zielsvrede gezet. Weet dat deze niet door achter te blijven maar door gelovig
komen verkregen wordt. Erkent voorts God vrij in tijd en wijze. Houdt u in de weg van
aanbevolen plichten. Wacht in die weg op ‘s Heeren genade. En zijt verzekerd, komt u op ‘s
Heeren nodigende roepstem steeds armoedig en gelovig tot Hem. U zult op ’s Heeren tijd
gewisselijk ervaren dat uw ziel getroost wordt. God zelf zal uw ziel hier reeds in beginsel doen
aanzitten aan Zijn tafel, schenkende u in meerdere of mindere mate al die zielvergenoegende
heilgoederen van Zijn koninkrijk, waar uw ziel op verliefd is en na deze zal Hij u de volle
verzadiging geven aan het avondmaal van de bruiloft des Lams.
Gelovig volk; die het door genade gegeven is, deze dierbare en troostrijke waarheden bij 's
Geestes licht zo in te zien, en het Evangelie daardoor aan uw gemoed nog ontsloten te vinden,
dat gij door alle moed-benemende bedenkingen van ongeloof mocht heentrekken: U bent het,
die getuigen kunt, bij eigen ervaring of het niet waarachtig is, dat elk die op 's Heeren nodiging
komt welkom is. O, hoe mocht uw ziel wel eens vergast worden en feest houden, wanneer het
woord des Konings door uwe oren en harten doordrong. Toen gij dat woord gelovende, amen,
daarop gezegd hebt. En wat hebt gij naderhand niet wel eens de zielsverblijdende geneugtens
van 's Heeren dierbare gemeenschap mogen smaken zo menigmaal 's Heeren vrijmoedig
makende Geest u de geloofsvoorwerpen meer van nabij onder het oog bracht. Herinnert gij u
die zalige ogenblikken wel? Waar komt het dan toch vandaan, dat gij, die de grootheid van dit
heil gesmaakt hebt, en die bewust zijt dat gij tot een gedurig feesthouden geroepen zijt, niet
zelden zo gebukt, neergebogen en moedeloos heen leeft? Is er dan geen zaligheid meer in 's
Heeren dienst en geen vreugde in Zijn gemeenschap? Zegt gij. Ik weet het niet, hoe het komt
dat ik nu zo dor ben, maar wenste het graag tot mijn besturing te horen. Welnu de redenen
hiervan kunnen velen en verscheiden zijn. Bij enigen hapert het hier aan dat zij zich meer met
het bezien van zichzelf ophouden, dan met het overdenken van hetgeen in de Heere voor hen te
vinden is. Of dat men niet beseft, dat de nodiging Gods, zoals die tot zondaars en slechten
allereerst komt, onveranderlijk dezelfde blijft, en dus ook voor een christen, wanneer hij zich
in ongestalten bevindt te pas komt, om daarvan tot zijn aanmoediging, hoe jammerlijk het er
ook uitzien mag, gelovig gebruik te maken. Bij anderen scheelt het daaraan, dat men het teveel
laat berusten bij het eerste werk. Men heeft zo een zekere cirkel afgelopen. Naarmate men met
onderscheiden licht, dat eerste werk als echt kan bezien is men opgebeurd, is dit verdonkerd,
men kwijnt. Maar men bedenkt niet genoeg, dat het gelovig komen een dagelijks, ja gedurig
werk, behoort te zijn. En in het geestelijke is het immers evenzo als in het natuurlijke. Bij de
spijs die men heden gebruikt, kan men geen jaar leven, telkens vernieuwd komen en eten is
nodig om geestelijk voedsel en sterkte te ontvangen. Een derde gebrek is, dat men zijn
geestelijken honger niet genoeg opwekt noch ook zorgvuldig genoeg vermijd, het toegeven aan
zulke zaken, die de geestelijke graagte doen kwijnen en verflauwen, en daardoor ook niet
ernstig genoeg met begeerten en verlangens naar de Heere en de genieting van Zijn liefde
uitgaat. Als iemand in het natuurlijke de maag en ingewanden te veel vervult met ongezonde en
schadelijke spijzen of dranken, dan komt er gebrek aan eetlust, walging aan gezond voedsel, en
een gehele kwijning in het menselijk leven. Een ongesteldheid die doorgaans met bittere
dranken en uitzuiverende middelen moet hersteld worden. Zo is het ook in het geestelijke.
Toegeven aan, en verdiepen van zich in tijdelijke dingen, en al te grote gezetheid op de
genoegens van dit leven, verwekken een wansmaak in het nabij verkeer met God. Hierdoor
wordt een geestelijke kwijning geboren, en de Heere bezoekt dit wel eens thuis, met een
merkelijke dodigheid en magerheid aan de ziel te zenden. De geestelijke welgesteldheid wordt
ook niet wederom bevorderd dan door uitzuivering van dat verkeerde en gebruik te maken van
de genezende genadewateren van des Heeren Geest.
Een vierde gebrek is, dat als men eens gelovig mag gebruik maken van Christus volheid en van
de Goddelijke beloften, zoals die in Hem ja en amen zijn, men dan de inlichting des Geestes in
de waarheid en het gemoedelijk verkeer daaromtrent niet genoeg erkent als een echt bewijs van
genade maar heimelijk iets onmiddellijks, of tenminste een veel sterkere mate van
zielsverruiming nodig acht om te mogen zeggen: De Heere heeft mij doen proeven en smaken
dat Hij goed is. Aan dit gebrek kwijnen vele zielen, meer zelfs, dan men wel denken zou. En
het is doorgaans een gevolg van onkunde of van verkeerd bestuur. Het werkt ook niet anders
uit dan een neerslachtig en ongetroost bestaan waaruit dan geboren wordt, dat de Heere weinig
eer krijgt van Zijn genade, die vanwege het bedroeven van den Geest, ook wel eens rechtvaardig
zijn vertroostingen inhoud. Handelden zulke zielen bedaarder, redelijker, en meer
overeenkomstig Gods Woord, zij zouden meer voetstappen van Gods werk in hun gemoederen
ontdekken. En daar zij nu al veeltijds hun leven in klachten en heimelijke murmureringen
doorbrengen, zouden zij dan meer stof vinden om te zeggen: De Heere is goed, degene die Hem
verwacht, der ziele die Hem zoekt. De Heere is mijn deel, zegt mijn ziel daarom zal ik op Hem
hopen. Beziet deze dingen eens met ernst. Oprechten, en zijt gij in een kwijnende stand, smeekt
de Heere, dat Hij u recht bij de plaag van een hart bepale daarover verootmoedige, en
vernieuwde genade schenke, om daartegen meer bedachtzaam en op uw hoede te zijn. Herdenkt
voorts veel ter uwer verlevendiging, opbeuring en troost, het heil dat in het dierbaar Evangelie
om niet wordt aangeboden. De vrijvergunning Gods in Zijn nodiging, die U telkens bij
vernieuwing toeroept: Eet vrienden, drinkt, ja wordt dronken in liefde. De gezette herdenking
hiervan zal u tegen merkelijke toegevingen aan het ongeloof beveiligen. Zij zal telkens uw
begeerten en verlangen te sterker en vuriger gaande maken. Zij zal u gemoedigder onder het
gemis en bedachtzamer onder het genot der tijdelijke dingen doen zijn. En vooral uw begeerten
en verlangen doen uitgaan naar dien gelukzaligen stand, waarin gij met de volmaakt blinkende
klederen des heils bekleed, eeuwig feest zult vieren en genieten de volle verzadiging van
vreugde voor Gods aangezicht en eeuwige liefelijkheden aan Zijn rechterhand. Amen.


https://theologienet.nl/bestanden/Clari ... edenen.pdf

Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 08:13
door Geeske_1991
Johann Gottfried Walther schreef:
Geeske_1991 schreef: Vandaag, 07:00 Wend u naar Mij toe en wordt behouden, wordt in de rechtvaardigmaking gezegd door God, tegen een zondaar.

Dit zijn geen teksten die je lukraak uit het verband kan rukken zodat het een aanbod lijkt.

Het zou wat wezen, God heeft ALLE macht in de hemel.en op de aarde, en dan zou het een keus van ons kunnen zijn om het aanbod dan wel of niet aan te nemen.



Verstuurd vanaf mijn SM-S911B met Tapatalk
U stoort zich waarschijnlijk ook aan de ruime kanttekeningen, die duidelijk spreken van Gods aanbod van genade.

Jes. 8:14-15: kanttekening 58 bij ‘vallen’ zegt: ‘Te weten aanlopende en zich stotende aan dien Steen. Want dewijl zij de aangeboden genade des Heeren door ongeloof zouden verwerpen, zo zou hun dezelve tot grotere verdoemenis strekken.’
Luk. 19:44: kanttekening 41 bij ‘den tijd uwer bezoeking’ zegt: ‘Namelijk in welke u door de predicatie des Evangelies de genade Gods nu wordt aangeboden.’
Hand. 14:3: kanttekening 8 bij ‘het woord Zijner genade’ zegt: ‘Dat is, het Evangelie, in hetwelk de genade Gods wordt verkondigd en aangeboden.’

U moet die Gereformeerde vaderen, wel ketters vinden, ze lezen zomaar overal het aanbod van genade in, en dat zelfs aan hen die het door ongeloof verwerpen !


Theodorus Avinck: Preek Jesaja 45 vers 22-23:
Verbeeldt u eens, dat de zondaarslievende Middelaar in eigen Persoon in deze
vergadering verscheen, en elk uwer hoofd voor hoofd aansprak en zei: "Mens, laat u
toch door Mij zaligen!" Welk een verbazende aandoening, welk een aandacht zou het
in u veroorzaken? Dit is nu onmogelijk. Naar Zijn mensheid is Jezus nu in de hemel.
Evenwel nabij ons is Zijn woord, ook ditzelfde woord, hetwelk wij nu behandelen
zullen. In dit woord spreekt Hij tot ons. Door dit woord roept en nodigt Hij ons op een
vriendelijke wijze. Dit woord vertoont Hem, als staande met uitgebreide armen, in
brandende liefde tot onze eeuwige behoudenis.




Wie worden hier dan geroepen?
Het zijn de booste, de goddelooste, de oudste en stoutste, de afkerigste en verhardste
zondaren. Ai luister eens mijn vrienden!
- U wordt geroepen, die ver van God en godsdienst leeft. Die als zonder God in de
wereld leeft, zonder enig besef en gevoel van godsdienst, wiens hart geheel
indrukkeloos is, evenals dat van een heiden.
- U wordt genodigd, gij, die het voorrecht mist van Godvruchtige ouders te hebben.
Die daarom, evenals de heidenen, zonder godsdienst zijt opgevoed. Die nooit door
uw ouders voor God gebracht bent, en wier ouders, evenals heidenen,
vreemdelingen waren van Gods verbond. Waarlijk, u wordt geroepen! Misschien
is er hier wel één, die wel eens gedacht heeft: "Had ik vrome ouders, ik zou nog
hoop hebben." Waarlijk, daar is ook hoop voor u! U wordt evenwel geroepen!
- Ook u, die wèl godvruchtige ouders gehad hebt, maar die uw opvoeding
verzondigd hebt. U die, gelijk aan de heidenen, ontaard van de godvruchtige
lessen van hun vader Noach, ver zijt afgeweken, en al die voorbiddingen,
vermaningen en waarschuwingen misbruikt en verijdeld hebt. Ach komt, Christus
nodigt u hier op de vriendelijkste wijze!
- Zo ook u, die evenals de heidenen, in de uiterste onkunde en onwetendheid leeft.
Dit woord: "wendt u naar Mij", raakt u ook. Zowel als aan u, die, gelijk de
heidenen, in allerlei goddeloosheid en werken der duisternis tot hiertoe gewandeld
hebt. U, vijanden van God, van Christus, van het Evangelie en van Gods volk, die,
evenals de heidenen tegen Israël, gekant en verbitterd zijt tegen de Godvruchtigen,
uzelf, u wordt ook geroepen.
- Met één woord: hier is niemand tegenwoordig, zo slecht, zo'n snood zondaar, of
zijn naam is onder dit woord "heiden" begrepen, en hij wordt bijgevolg genodigd.
U allen, grote en kleine zondaars, jonge en oude zondaars, tot u allen is deze stem.
Ach, komt dan zondaars, klein en groot,
En allen, die hun vloek bewenen,
Tot Hem, die niemand van Zich stoot,
Wanneer zij 't maar van harte menen.
Hoe! wilt g'u zelf in 't licht nog staan?
Moedwillig dus verloren gaan?
Nog langer in de zonde leven?
En eeuwig door de dood eens sneven?
Neen, neen, niet verder voortgegaan!
Want Jezus, Die neemt zondaars aan.


https://theologienet.nl/bestanden/avinc ... e-deel.pdf


Th. Clarisse:

Wanneer wij nu slechts oppervlakkig het zeggen van die gast overwegen en met de
daaropvolgende rede des Heeren vergelijken, bemerken we direct dat Jezus tracht aan te tonen
dat het niet aan God, maar aan de onwil en boosheid der mensen zelf te wijten zij indien zij
onder de bediening des Evangelies verloren gaan.


: Hij nodigde
er velen; maar duidelijk: “Hij zond zijn dienstknecht uit ter ure des avondmaals, om de
genodigde te zeggen: Komt, want alle dingen zijn gereed.”
Om nu de behandeling van het gehele voorstel tot des te meer nut voor onze gemoederen te
doen strekken zal ik mij nu kort bij de volgende drie stukken bepalen.
Ten eerste: Overal daar het God belieft Zijn Evangelie te zenden daar bedient Hij Zich
doorgaans van de dienst van mensen om vele, om allerlei mensen tot Zijn gemeenschap te
roepen.
Ten tweede: Die knechten Gods moeten hun medemensen in 's Heeren naam, allerernstigst en
vriendelijkst nodigen tot het heil dat God zelf reeds buiten hen heeft daargesteld.
Ten derde: Zulk een roeping in 's Heeren Naam gedaan geeft niet alleen vrijheid, maar legt zelf
een onvermijdelijke verplichting op de genodigden om die roepstem op te volgen.
Ik twijfel niet of elk begrijpt, dat deze dingen zeer duidelijk in de tekst begrepen zijn. Laten wij
die opvatten, en met enige uitbreiding beschouwen. Vooreerst zeg ik dan: Overal, waar God
zijn Evangelie laat prediken, daar zend Hij ook Zijn knechten met bevel, om allerlei rnensen te
nodigen tot Zijn zalige gemeenschap. Het voorrecht van een Goddelijke openbaring is zeer
groot en hoogst vrij. God zendt Zijn Evangelie waar en wanneer het Hem belieft. Dan overal
waar God Zijn Evangelie zendt, daar zendt Hij ook Zijn boden en afgezanten, om in Zijn Naam
de heugelijke blijmare van het Evangelie aan te kondigen, en mensen tot de omhelzing daarvan
zeer nadrukkelijk aan te sporen.


Toepassing.
De grondslag van mijn toe-eigening bestaat heden in deze gewichtige aanmerking: Dat niemand
dergenen die onder het Evangelie leven, en dus ook wij niet indien wij ongelovig zijn en blijven,
een billijke verontschuldiging voor God ten aanzien Van ons ongeloof, zullen kunnen
inbrengen. En dat daarom niemand de oorzaak van zijn ongeluk en verdoemenis enigszins aan
God zal mogen toeschrijven, maar integendeel zijn eigen onwilligheid en afkerigheid, als de
ware reden en oorzaak van zijn verderf zal hebben aan te merken. Dat deze aanmerking
allerzekerst is blijkt allerduidelijkst, wanneer wij slechts opmerken, hoezeer wij in onze
voorrechten aan die van het Joodse volk gelijk zijn. Immers, God zendt ook tot ons Zijn Woord.
God zendt ook tot ons Zijn Knechten. God laat ons niet slechts zeggen: alle dingen zijn gereed,
maar Hij laat ons toeroepen: Komt, gij moogt vrijelijk komen. Ik wil dat gij komt. Ja Ik verbiede
U op straffe van Mijn hoogste ongenade terug te blijven. Wat zullen wij, toehoorders, na zo een
vriendelijke en verplichtende roepstem ter verschoning van onze ongelovigheid inbrengen? Wat
zullen wij God antwoorden, wanneer Hij ons richten zal na dat Evangelie. Mij dunkt, ik hoor
het ongelovig hart van deze of gene, dit navolgende inbrengen: Wat baat het, dat God in Zijn
uitwendige roeping door het woord zo algemeen en ernstig zijn genade laat aanbieden, daar Hij
toch weet dat de meesten het nimmer aannemen zullen, daar Hij zelf besloten heeft maar
weinigen te zaligen. Wat baat de uitwendige roeping als de inwendige daar niet bij komt? De
mens is dood, en onmachtig zowel om Gods roeping recht te verstaan als op te volgen. Welke
aanmoediging kan de mens hebben om te komen op die roepstem, daar er vele zijn die zullen
zoeken in te gaan en niet kunnen. Temeer, daar bij Mattheüs blijkt dat iemand in een zekere zin
dadelijk komen kan en nochtans wordt uitgeworpen, als zijnde zonder bruiloftskleed. Mogelijk
zegt uw hart, of daar is geen algemene roeping, of de mens moet zelfgenoegzame krachten
hebben om te komen. Anders zou God met mensen bedrieglijk handelen, en het ongeloof met
reden mogen verontschuldigd worden. Vergunt mij toehoorders dat ik deze bedenkingen eens
elk bijzonder opneme. Niet alleen omdat elks hart met deze gedachte min of meer zwanger gaat.
Niet alleen omdat partijen hiermee onze leer bezwaren, maar ook daar vele zwakke en tobbende
zielen daardoor merkelijk in het dadelijk komen en gebruik maken van Christus verhinderd en
opgehouden worden. De eerste bedenking ontstaat uit het overeenbrengen van de algemene
roeping met Gods besluit. Het ongeloof wil deze afgrond niet alleen in, maar ook doorzien.
Men wil het onnaspeurlijke van Gods wegen doorgronden, in plaats van met Paulus met een
heilig zwijgen te zeggen: O, Diepte.
Dit niet kunnende, ontdekt het vleselijk vernuft zijn vijandschap tegen God. Het ontkent een
van de twee uitersten, die men op Goddelijk gezag beide moest aannemen. Het wil ontknopen
dat God alleen moet overgelaten worden. Dit niet kunnende murmureert het tegen God, en
beschuldigt de Allerhoogste van onrecht of geveinsdheid.
Maar is die handelwijze redelijk en betamelijk. Neen zeker. Want zo zij doorging, zo zou de
Heere niets mogen doen, dan alleen wat wij eindige en bekrompen schepsels, met de korte
meetsnoer van ons vernuft zouden kunnen bevatten. Is het nu niet roekeloos, dwaas,
buitensporig, trots en hoogmoedig de hoge God onder zulk een wet te willen brengen? Wie
geeft ons daar recht toe? Wie maakt er ons toe bevoegd? Daarenboven wat is er meer duister in
de leer der voorbeschikking vergeleken met de algemene roeping dan er is in alle vrije daden
der schepselen en Gods eeuwige bepaling. Of wil men omtrent deze dingen God een onzekere
besluiteloosheid toeschrijven, die af zou hangen van de uitkomst, of Hem de wetgevende macht
ontzeggen. Welk een God zou Hij dan zijn. Niet anders als een afhankelijk en veranderlijk God,
en wat is dat anders als een afgod? Zegt gij. Ja, maar God heeft evenwel alleen sommigen
verkoren en Hij roept algemeen. Handelt Hij dan omtrent de niet-uitverkorenen niet geveinsd,
en hoe kan iemand zeker weten dat God hem welmeenend roept? Ik antwoord: Daar is zeker in
dit stuk iets, dat wij eindige en kortzichtige schepselen niet ten volle kunnen doorzien. Maar
kortheidshalve. Wat doet de Heere in de roeping die door het Woord geschied?
Zegt Hij daarin, dat Hij voornemens is alle uitwendig geroepenen te zaligen. Neen: Hij laat de
zaligheid in Christus als noodzakelijk en begeerlijk voorstellen. Hij laat verkondigen dat een
weg van zaligheid mogelijk, ja dadelijk uitgevonden en daargesteld is. Tevens laat de Heere
verkondigen dat er een onlosmakelijk verband ligt tussen het gelovig komen tot Christus en het
zalig worden, dat niemand die komt zal uitgeworpen worden. Eindelijk geeft Hij de mens van
Zijn zijde vrijheid om te mogen komen, zo hij wil, ja Hij beveelt zulks op straffe van Zijn
hoogste ongenoegen.
Wat is er in dit alles, dat strijd tegen Gods verborgen wil? Blijft het niet een wenselijke zaak
om zalig te worden? Blijft het niet 's mensen plicht te geloven, al is het dat God heeft besloten
dat allen dit heil niet zouden aannemen? Heeft God ook niet besloten het Evangelie om meer
dan één reden, allerwege en aan allerlei mensen te laten prediken, ja kon God wel anders
besloten hebben, wanneer Hij uit allerlei rangen en standen door een en hetzelfde middel de
Zijnen roepen wil? En wat wil men toch? Moest God de zaligheid aan geen anderen, dan aan
de uitverkorenen laten aanbieden? Dan moest Hij Zijn verborgen raadsbesluit ontdekken eer
iemand grond zou hebben om te geloven. Maar welk een wanorde zou daaruit geboren worden.
Hoe zou dan het Evangelie als een gepast middel kunnen dienen om het geloof te verwekken,
en hoe zou er dan plaats over blijven om de vloekspraken der Wet op een redelijke wijze tegen
de versmaders van Gods heil, als tegen hardnekkigen en onbekeerlijken toe te passen. Zie ik op
de beoefening der aanbieding niemand behoeft zich een ogenblik op te houden bij de
beschouwing van het bijzonder besluit. Dit is voor ons, van voren bezien, een verzegeld boek.
Niet de verborgen maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons.
Komt het woord des Evangelie tot mij, door Gods aanbiddelijke voorzienigheid, laat God ook
aan mij die boodschap doen: Komt want alle dingen zijn gereed? Ik heb niet verder te redeneren
en te vragen, maar te geloven en in geloof te komen, vertrouwende dat God mij wil zaligen en
zulks zeker doen zal, indien ik Zijn roepstem eerbiedig en gelovig opvolg. En gevoel ik daartoe
mijn ziel zo geneigd dat ik dadelijk kom, ik mag dan ook voorzeker vaststellen dat God mij
bijzonder roept en dat ik mij in die weg bevind waarin Hij mij zekerlijk wil behouden. In een
woord, met gehoorzaam opvolgen der roepende stem geef ik God de eer, en kan niet dwalen.
Maar houd ik mij op met redeneringen, stijf ik mij daarin door ongeloof, blijf ik daardoor van
God af, ik heb het mijzelf te wijten, indien ik onder het Evangelie verloren ga, en niet aan Gods
besluit, dewijl het mij nimmer ten regel mijns geloofs gegeven is. Zegt gij mogelijk. Al deze
dingen zijn wel goed en zouden ook voldoen indien de mens voldoende krachten mochten
worden toegeschreven om de Goddelijke roepstem op te volgen. Maar is het niet ongerijmd tot
een dode te zeggen: Komt aan de maaltijd? Of is de mens zo onmachtig niet als hem de
Hervormde kerk beschouwt? Ik antwoord: Ja zeker is de mens zo onmachtig, en even daarom,
daar de mens zeer hoogmoedig van aard zijnde deze zijn onmacht niet geloven wil en zich als
zulk een weigert voor God te erkennen, even daarom wordt het Evangelie, dat armen en
verlorenen roept, aan vele niet dierbaar. Men schuilt ook achter zijn onmacht maar al te veel en
terwijl ook dit een schuldige onmacht is, ziet men zijn verdoemenswaardige onwil voorbij om
als zulk een machteloze te willen geholpen worden.
Ondertussen, wat zegt de Heere in Zijn nodiging: Mens, komt in eigen kracht? Breng het althans
zover als gij kunt, en daar uw natuurkrachten te kort schieten, daar zal mijn genade tussen beide
komen om het gebrek aan te vullen? Zo wilde het de hoogmoedige mens wel graag. Maar nee,
het Evangelie zegt: Gij zijt arm, blind en naakt, en daarbij zo ongelukkig dat gij dit ziet noch
gevoelt en daarom raad Jezus u van Hem te kopen al wat gij daartegen nodig hebt. Wat blijft er
nu over ter verontschuldiging van het ongeloof? Wordt niet alles aangeboden. Om niet
aangeboden. Ernstig aangeboden? zegt gij, hoe kan ik dat geloven? Zo God mij dit alles ernstig
aanbood, zou Hij het mij dan ook niet dadelijk deelachtig maken. Temeer daar Hij weet dat ik
immers zo min de zaligheid kan toepassen als verwerven? Ja hoe kan God ernstig aan mij en
allen die onder het Evangelie leven, de genade en alle heil laten aanbieden, daar het toch maar
voor bepaalde personen is dat hetzelve bereid en door de dood van Christus verworven is.
Zolang ik nu niet, door de toepassing van de aanvankelijke genadewerkingen in mijn gemoed
bewijzen krijg, dat de zaligheid ook voor mij verworven is, hoe en op welke grond kan en mag
ik dan vaststellen dat God mij ernstig roept, en alle heil en genade in Zijn Zoon mij aanbiedt.
Gij die dus spreekt: Gij houdt uw gemoed op met al deze uitvluchten, of uit vijandschap tegen
God en omdat gij lust hebt om met Hem te twisten, of uit verlegenheid, en omdat de kracht van
het ongeloof u ten onder houdt. Is het eerste uw geval, dan kunt gij uw vonnis lezen in Rom.
9:19 en wij kunnen ons nu niet verder met u inlaten. Maar is het tweede het uwe. Wij raden u
al biddende te lezen hetgeen de Godvruchtige J. Koelman heeft geschreven in een klein doch
zeer fraai werkje genaamd: Natuur en gronden des geloofs. En wij geven u dit bestuur en, och,
dat God Zelf door Zijn Geest het u te verstaan geve.
Ten eerste: staakt al uw onnodig redeneren, waar gij toch nimmer door geholpen kunt worden.
Maar geeft God vanaf dit ogenblik die eer, dat gij op Zijn geopenbaard woord acht neemt.
En wat zegt ons dit. Het leert duidelijk dat Jezus verdienste alleen en bepaaldelijk tot heil van
Zijn uitverkorenen verworven is. Maar het leert ons tevens, dat deze onder allerlei soorten van
mensen verspreid zijn. En voor zover God door de nodiging des Evangelies Zijn uitverkorenen
verzamelen wil, gebruikt de Schrift zulke algemene uitdrukkingen, waardoor niemand van de
uiterlijk geroepenen wordt uitgestoten. Op dat woord der nodiging moeten wij zien, en hierdoor
aangemoedigd worden om te komen.
Ten tweede: Erkent voor God dat gij diep blind, en dus onmogelijk in staat zijt om geestelijke
zaken recht in te zien. Erkent uwe onwaardigheid voor de Heere, die zo groot is dat gij waardig
zijt voor eeuwig van Zijn gunst uitgesloten te zijn. Erkent tevens, en uw gehele onmacht om te
kunnen, en uwe onlosmakelijke verplichting om te moeten geloven en verandert zo in een
zekeren zin Gods bevel in een gebed, zeggende met de kerk: Trek mij Heere, en dan zal ik U
nalopen.
Ten derde let onder dit alles nauwkeurig op de bewegingen, die in uw zielen worden verwekt,
en vindt gij enige aandrijving in uw gemoed om op Gods Woord en getuigenis te komen, stremt
die neiging niet door ontijdig toegeven aan moed-benemende bedenkingen, maar volgt die veel
liever eenvoudig op en gij zult bij ervaring bevinden, dat zulks voor uw gemoed het voordeligst
is. Het zeggen van de Heiland zal toch allerzekerst waarachtig zijn: “Die tot Mij komt, zal ik
geenszins uitwerpen.” Dan, mij dunkt, ik hoor een twijfelmoedig hart deze bekommerde taal en
jammerklacht mij tegemoet voeren: Wanneer ik al het gehoorde in bedaarde overweging neem,
zo gevoel ik, dat mijn gemoed als was in mijn binnenste wordt. Ik zie noodzakelijkheid om te
moeten geloven. Ik voel mij gedrongen om dit zonder uitstel te doen. Ja ik wordt als met
verontwaardiging over mijn ongeloof aangedaan. Maar met dat al, een opkomende bedenking,
geeft mij weer nieuwe verbijstering. Ik denk aan de gast zonder bruiloftskleed. Ik vrees dat
indien ik al op 's Heeren nodiging kwam, zijn geval wellicht het mijne zoude zijn. Dit vrees ik
te meer, omdat ik mij tot heden toe nog niet beschouwen kan als bekleed met de sierklederen
des heils, noch omhangen met de mantel der gerechtigheid. Hoe bekom ik dit siergewaad?
Meermalen heb ik er de Heere om verzocht. Meermalen heb ik mij, om daarmee bekleed te
worden, aan de Heere opgedragen. Maar tot hiertoe werd mijn begeerte niet voldaan, noch mijn
ziel ten volle gerustgesteld.
Is dat de taal van uw verlegen hart? Luistert dan ook naar het antwoord dat wij U geven zullen.
Het geval van de gast zonder bruiloftskleed moet in het geheel u niet hinderen in het ootmoedig
en gelovig komen tot Jezus. Zijn misdaad bestond niet hierin dat hij gekomen was, maar daarin
dat hij weigerde met dat sierkleed, dat de Gastheer hem wilde aandoen, bekleed te worden. Het
tekent voor ons het verfoeilijk bestaan van een eigengerechtigd naambelijder en mondchristen.
Maar is dit uw geval wel? Althans zou u weigeren u te laten bekleden met Jezus eeuwige
gerechtigheid, indien gij slechts durfde geloven dat God er u mee bekleden wilde? Immers nee.
Laat u dan dit geval niet afschrikken maar veeleer deze les geven, om afziende van alle eigen
werken, U door een gelovige omhelzing van het aangeboden heil, en de aangeboden werking
des Geestes, Jezus gerechtigheid deelachtig te worden. Laat u na vergeefs herhaalde aanbieding
van uzelf aan God niet terughouden, maar onderzoekt integendeel of het u ook daaraan hapert
dat u nog nimmer recht ontbloot van al het eigene kwam, en of gij wel immer rechtgelovig op
Gods nodiging en aanbod hebt durven vertrouwen dat de Heere ook u met dit heilig siergewaad
bekleden wil.
Zijt gij op ware zielsvrede gezet. Weet dat deze niet door achter te blijven maar door gelovig
komen verkregen wordt. Erkent voorts God vrij in tijd en wijze. Houdt u in de weg van
aanbevolen plichten. Wacht in die weg op ‘s Heeren genade. En zijt verzekerd, komt u op ‘s
Heeren nodigende roepstem steeds armoedig en gelovig tot Hem. U zult op ’s Heeren tijd
gewisselijk ervaren dat uw ziel getroost wordt. God zelf zal uw ziel hier reeds in beginsel doen
aanzitten aan Zijn tafel, schenkende u in meerdere of mindere mate al die zielvergenoegende
heilgoederen van Zijn koninkrijk, waar uw ziel op verliefd is en na deze zal Hij u de volle
verzadiging geven aan het avondmaal van de bruiloft des Lams.
Gelovig volk; die het door genade gegeven is, deze dierbare en troostrijke waarheden bij 's
Geestes licht zo in te zien, en het Evangelie daardoor aan uw gemoed nog ontsloten te vinden,
dat gij door alle moed-benemende bedenkingen van ongeloof mocht heentrekken: U bent het,
die getuigen kunt, bij eigen ervaring of het niet waarachtig is, dat elk die op 's Heeren nodiging
komt welkom is. O, hoe mocht uw ziel wel eens vergast worden en feest houden, wanneer het
woord des Konings door uwe oren en harten doordrong. Toen gij dat woord gelovende, amen,
daarop gezegd hebt. En wat hebt gij naderhand niet wel eens de zielsverblijdende geneugtens
van 's Heeren dierbare gemeenschap mogen smaken zo menigmaal 's Heeren vrijmoedig
makende Geest u de geloofsvoorwerpen meer van nabij onder het oog bracht. Herinnert gij u
die zalige ogenblikken wel? Waar komt het dan toch vandaan, dat gij, die de grootheid van dit
heil gesmaakt hebt, en die bewust zijt dat gij tot een gedurig feesthouden geroepen zijt, niet
zelden zo gebukt, neergebogen en moedeloos heen leeft? Is er dan geen zaligheid meer in 's
Heeren dienst en geen vreugde in Zijn gemeenschap? Zegt gij. Ik weet het niet, hoe het komt
dat ik nu zo dor ben, maar wenste het graag tot mijn besturing te horen. Welnu de redenen
hiervan kunnen velen en verscheiden zijn. Bij enigen hapert het hier aan dat zij zich meer met
het bezien van zichzelf ophouden, dan met het overdenken van hetgeen in de Heere voor hen te
vinden is. Of dat men niet beseft, dat de nodiging Gods, zoals die tot zondaars en slechten
allereerst komt, onveranderlijk dezelfde blijft, en dus ook voor een christen, wanneer hij zich
in ongestalten bevindt te pas komt, om daarvan tot zijn aanmoediging, hoe jammerlijk het er
ook uitzien mag, gelovig gebruik te maken. Bij anderen scheelt het daaraan, dat men het teveel
laat berusten bij het eerste werk. Men heeft zo een zekere cirkel afgelopen. Naarmate men met
onderscheiden licht, dat eerste werk als echt kan bezien is men opgebeurd, is dit verdonkerd,
men kwijnt. Maar men bedenkt niet genoeg, dat het gelovig komen een dagelijks, ja gedurig
werk, behoort te zijn. En in het geestelijke is het immers evenzo als in het natuurlijke. Bij de
spijs die men heden gebruikt, kan men geen jaar leven, telkens vernieuwd komen en eten is
nodig om geestelijk voedsel en sterkte te ontvangen. Een derde gebrek is, dat men zijn
geestelijken honger niet genoeg opwekt noch ook zorgvuldig genoeg vermijd, het toegeven aan
zulke zaken, die de geestelijke graagte doen kwijnen en verflauwen, en daardoor ook niet
ernstig genoeg met begeerten en verlangens naar de Heere en de genieting van Zijn liefde
uitgaat. Als iemand in het natuurlijke de maag en ingewanden te veel vervult met ongezonde en
schadelijke spijzen of dranken, dan komt er gebrek aan eetlust, walging aan gezond voedsel, en
een gehele kwijning in het menselijk leven. Een ongesteldheid die doorgaans met bittere
dranken en uitzuiverende middelen moet hersteld worden. Zo is het ook in het geestelijke.
Toegeven aan, en verdiepen van zich in tijdelijke dingen, en al te grote gezetheid op de
genoegens van dit leven, verwekken een wansmaak in het nabij verkeer met God. Hierdoor
wordt een geestelijke kwijning geboren, en de Heere bezoekt dit wel eens thuis, met een
merkelijke dodigheid en magerheid aan de ziel te zenden. De geestelijke welgesteldheid wordt
ook niet wederom bevorderd dan door uitzuivering van dat verkeerde en gebruik te maken van
de genezende genadewateren van des Heeren Geest.
Een vierde gebrek is, dat als men eens gelovig mag gebruik maken van Christus volheid en van
de Goddelijke beloften, zoals die in Hem ja en amen zijn, men dan de inlichting des Geestes in
de waarheid en het gemoedelijk verkeer daaromtrent niet genoeg erkent als een echt bewijs van
genade maar heimelijk iets onmiddellijks, of tenminste een veel sterkere mate van
zielsverruiming nodig acht om te mogen zeggen: De Heere heeft mij doen proeven en smaken
dat Hij goed is. Aan dit gebrek kwijnen vele zielen, meer zelfs, dan men wel denken zou. En
het is doorgaans een gevolg van onkunde of van verkeerd bestuur. Het werkt ook niet anders
uit dan een neerslachtig en ongetroost bestaan waaruit dan geboren wordt, dat de Heere weinig
eer krijgt van Zijn genade, die vanwege het bedroeven van den Geest, ook wel eens rechtvaardig
zijn vertroostingen inhoud. Handelden zulke zielen bedaarder, redelijker, en meer
overeenkomstig Gods Woord, zij zouden meer voetstappen van Gods werk in hun gemoederen
ontdekken. En daar zij nu al veeltijds hun leven in klachten en heimelijke murmureringen
doorbrengen, zouden zij dan meer stof vinden om te zeggen: De Heere is goed, degene die Hem
verwacht, der ziele die Hem zoekt. De Heere is mijn deel, zegt mijn ziel daarom zal ik op Hem
hopen. Beziet deze dingen eens met ernst. Oprechten, en zijt gij in een kwijnende stand, smeekt
de Heere, dat Hij u recht bij de plaag van een hart bepale daarover verootmoedige, en
vernieuwde genade schenke, om daartegen meer bedachtzaam en op uw hoede te zijn. Herdenkt
voorts veel ter uwer verlevendiging, opbeuring en troost, het heil dat in het dierbaar Evangelie
om niet wordt aangeboden. De vrijvergunning Gods in Zijn nodiging, die U telkens bij
vernieuwing toeroept: Eet vrienden, drinkt, ja wordt dronken in liefde. De gezette herdenking
hiervan zal u tegen merkelijke toegevingen aan het ongeloof beveiligen. Zij zal telkens uw
begeerten en verlangen te sterker en vuriger gaande maken. Zij zal u gemoedigder onder het
gemis en bedachtzamer onder het genot der tijdelijke dingen doen zijn. En vooral uw begeerten
en verlangen doen uitgaan naar dien gelukzaligen stand, waarin gij met de volmaakt blinkende
klederen des heils bekleed, eeuwig feest zult vieren en genieten de volle verzadiging van
vreugde voor Gods aangezicht en eeuwige liefelijkheden aan Zijn rechterhand. Amen.


https://theologienet.nl/bestanden/Clari ... edenen.pdf
Daarintegen veracht jij Christus dan ook. Want Hij is teZijnertijd voor de Zijnen gestoren.
Niet voor de verworpenen maar voor de uitverkorenen.

Dan kan je wel denken in Hem te geloven, maar als je Zijn woord verwerpt ben je net zo ongelovig als anderen die niet in Christus geloven.



Verstuurd vanaf mijn SM-S911B met Tapatalk


Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 08:16
door helma
Geeske_1991 schreef:
helma schreef:Waar maak je dat uit op?



Jesaja 45:22

74Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, 75alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer.
74 Of: Ziet Mij aan.
75 Dat is, gijlieden allen die aan de einden der aarde woont.
Deze tekst is een bewijs van het aanbod van genade?
En die uit Johannes dan? Joh. 8:44 Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen.

Waarom pakt (steelt) niemand zo'n tekst dan?

God maakt vaten ter ere en vaten der onere.
Zou Hij niet ophouden God te zijn als Hij ook nog aan de vaten ter onere, zulke beloften zou voorstellen?

Heb je dan wel ooit gelezen in Gods woord dat Kain, Ezau, Bileam, Saul, Judas Etc. Het ook kregen aangeboden maar weigerden? Nee, want het is geen aangeboden goed. God is GEEN marktkoopman die Zijn Waar aanbied aan iedereen.

Verstuurd vanaf mijn SM-S911B met Tapatalk
Joh 8: 44 moet je ook laten staan. Van nature is dat wie we zijn.

Maar ik vroeg jou waar je uit op kan maken dat de tekst uit Jesaja 45 gezegd wordt door God in de rechtvaardigmaking. Dat maak ik uit het verband van de tekst niet op.



En ik heb er nog een vraag bij:
Hoe zie jij de uitroep van de wenende Christus op de Olijfberg
"Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens onder de vleugelen vergadert; en gijlieden hebt niet gewild?"

Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 08:19
door Johann Gottfried Walther
Geeske_1991 schreef: Vandaag, 07:55
helma schreef:Waar maak je dat uit op?



Jesaja 45:22

74Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, 75alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer.
74 Of: Ziet Mij aan.
75 Dat is, gijlieden allen die aan de einden der aarde woont.
Deze tekst is een bewijs van het aanbod van genade?
En die uit Johannes dan? Joh. 8:44 Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen.

Waarom pakt (steelt) niemand zo'n tekst dan?

God maakt vaten ter ere en vaten der onere.
Zou Hij niet ophouden God te zijn als Hij ook nog aan de vaten ter onere, zulke beloften zou voorstellen?

Heb je dan wel ooit gelezen in Gods woord dat Kain, Ezau, Bileam, Saul, Judas Etc. Het ook kregen aangeboden maar weigerden? Nee, want het is geen aangeboden goed. God is GEEN marktkoopman die Zijn Waar aanbied aan iedereen.

Verstuurd vanaf mijn SM-S911B met Tapatalk

De verborgene dingen zijn voor den HEERE, onzen God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet. Deuteronomium 29:29

Doch God heeft het ons geopenbaard door Zijn Geest; want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. Want wie van de mensen weet, hetgeen des mensen is, dan de geest des mensen, die in hem is? Alzo weet ook niemand, hetgeen Gods is, dan de Geest Gods. 1 Korinthe 2:10-11


De door jou verketterde leer komt ook in de Dordtse leerregels voor:
Hoofdstuk 2 A 5:

Verder is de belofte van het Evangelies, dat een iegelijk, die in den gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.


Hoofdstuk 3/4 artikel 8 en 9:
Welmenend roept God iedereen die het evangelie hoort
Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden,
die worden ernstig geroepen.
Want God betoont ernstig en waarachtig in Zijn Woord
wat Hem aangenaam is,
namelijk dat de geroepenen tot Hem komen.
Hij belooft ook met ernst allen,
die tot Hem komen, en geloven,
de rust der zielen en het eeuwige leven


Dat er velen, door de bediening des Evangelies geroepen zijnde, niet komen en niet bekeerd worden, daarvan is de schuld niet in het Evangelie, noch in Christus, door het Evangelie aangeboden zijnde, noch in God, Die door het Evangelie roept, en Zelf ook, dien Hij roept, onderscheiden gaven mededeelt; maar in degenen, die geroepen worden; van dewelken sommigen, zorgeloos zijnde, het woord des levens niet aannemen; anderen nemen het wel aan, maar niet in het binnenste huns harten, en daarom is het, dat zij, na een kortstondige blijdschap van het tijdelijk geloof wederom terugwijken; anderen verstikken het zaad des Woords door de doornen der zorgvuldigheden en wellusten der wereld, en brengen geen vruchten voort; hetwelk onze Zaligmaker leert in de gelijkenis van het zaad.

Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 08:56
door Geeske_1991
Johann Gottfried Walther schreef:
Geeske_1991 schreef: Vandaag, 07:55
helma schreef:Waar maak je dat uit op?



Jesaja 45:22

74Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, 75alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer.
74 Of: Ziet Mij aan.
75 Dat is, gijlieden allen die aan de einden der aarde woont.
Deze tekst is een bewijs van het aanbod van genade?
En die uit Johannes dan? Joh. 8:44 Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen.

Waarom pakt (steelt) niemand zo'n tekst dan?

God maakt vaten ter ere en vaten der onere.
Zou Hij niet ophouden God te zijn als Hij ook nog aan de vaten ter onere, zulke beloften zou voorstellen?

Heb je dan wel ooit gelezen in Gods woord dat Kain, Ezau, Bileam, Saul, Judas Etc. Het ook kregen aangeboden maar weigerden? Nee, want het is geen aangeboden goed. God is GEEN marktkoopman die Zijn Waar aanbied aan iedereen.

Verstuurd vanaf mijn SM-S911B met Tapatalk

De verborgene dingen zijn voor den HEERE, onzen God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet. Deuteronomium 29:29

Doch God heeft het ons geopenbaard door Zijn Geest; want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. Want wie van de mensen weet, hetgeen des mensen is, dan de geest des mensen, die in hem is? Alzo weet ook niemand, hetgeen Gods is, dan de Geest Gods. 1 Korinthe 2:10-11


De door jou verketterde leer komt ook in de Dordtse leerregels voor:
Hoofdstuk 2 A 5:

Verder is de belofte van het Evangelies, dat een iegelijk, die in den gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.


Hoofdstuk 3/4 artikel 8 en 9:
Welmenend roept God iedereen die het evangelie hoort
Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden,
die worden ernstig geroepen.
Want God betoont ernstig en waarachtig in Zijn Woord
wat Hem aangenaam is,
namelijk dat de geroepenen tot Hem komen.
Hij belooft ook met ernst allen,
die tot Hem komen, en geloven,
de rust der zielen en het eeuwige leven


Dat er velen, door de bediening des Evangelies geroepen zijnde, niet komen en niet bekeerd worden, daarvan is de schuld niet in het Evangelie, noch in Christus, door het Evangelie aangeboden zijnde, noch in God, Die door het Evangelie roept, en Zelf ook, dien Hij roept, onderscheiden gaven mededeelt; maar in degenen, die geroepen worden; van dewelken sommigen, zorgeloos zijnde, het woord des levens niet aannemen; anderen nemen het wel aan, maar niet in het binnenste huns harten, en daarom is het, dat zij, na een kortstondige blijdschap van het tijdelijk geloof wederom terugwijken; anderen verstikken het zaad des Woords door de doornen der zorgvuldigheden en wellusten der wereld, en brengen geen vruchten voort; hetwelk onze Zaligmaker leert in de gelijkenis van het zaad.
Dat klopt zeker, alleen, omdat wij van nature dood zijn in zonde en misdaden moet God ons bekeren

Want: uit u geen vrucht meer in der eeuwigheid

Verstuurd vanaf mijn SM-S911B met Tapatalk


Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 09:41
door Johann Gottfried Walther
Je verwijt anderen selectief te zij , maar je bent zelf nog veel erger. Alles wat tegen je mening in gaat. In de Bijbel, Dordtse leerregels, kanttekeningen, gereformeerde preken….

Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 09:54
door CvD
Johann Gottfried Walther schreef: Vandaag, 09:41 Je verwijt anderen selectief te zij , maar je bent zelf nog veel erger. Alles wat tegen je mening in gaat. In de Bijbel, Dordtse leerregels, kanttekeningen, gereformeerde preken….
Ik denk dat je beter een paard kan leren bidden, als dat je haar kan overtuigen.
Onbegrijpelijk wat zij allemaal schrijft. Klinkt allemaal prachtig zeer reformatorisch alleen de liefde ontbreekt hier.
Een als je vraagt wie Christus dan voor haar is krijg je geen antwoord.

Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 10:01
door huisman
Geeske_1991 schreef: Vandaag, 08:56
Johann Gottfried Walther schreef:
Geeske_1991 schreef: Vandaag, 07:55
helma schreef:Waar maak je dat uit op?



Jesaja 45:22

74Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, 75alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer.
74 Of: Ziet Mij aan.
75 Dat is, gijlieden allen die aan de einden der aarde woont.
Deze tekst is een bewijs van het aanbod van genade?
En die uit Johannes dan? Joh. 8:44 Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen.

Waarom pakt (steelt) niemand zo'n tekst dan?

God maakt vaten ter ere en vaten der onere.
Zou Hij niet ophouden God te zijn als Hij ook nog aan de vaten ter onere, zulke beloften zou voorstellen?

Heb je dan wel ooit gelezen in Gods woord dat Kain, Ezau, Bileam, Saul, Judas Etc. Het ook kregen aangeboden maar weigerden? Nee, want het is geen aangeboden goed. God is GEEN marktkoopman die Zijn Waar aanbied aan iedereen.

Verstuurd vanaf mijn SM-S911B met Tapatalk

De verborgene dingen zijn voor den HEERE, onzen God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet. Deuteronomium 29:29

Doch God heeft het ons geopenbaard door Zijn Geest; want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. Want wie van de mensen weet, hetgeen des mensen is, dan de geest des mensen, die in hem is? Alzo weet ook niemand, hetgeen Gods is, dan de Geest Gods. 1 Korinthe 2:10-11


De door jou verketterde leer komt ook in de Dordtse leerregels voor:
Hoofdstuk 2 A 5:

Verder is de belofte van het Evangelies, dat een iegelijk, die in den gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.


Hoofdstuk 3/4 artikel 8 en 9:
Welmenend roept God iedereen die het evangelie hoort
Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden,
die worden ernstig geroepen.
Want God betoont ernstig en waarachtig in Zijn Woord
wat Hem aangenaam is,
namelijk dat de geroepenen tot Hem komen.
Hij belooft ook met ernst allen,
die tot Hem komen, en geloven,
de rust der zielen en het eeuwige leven


Dat er velen, door de bediening des Evangelies geroepen zijnde, niet komen en niet bekeerd worden, daarvan is de schuld niet in het Evangelie, noch in Christus, door het Evangelie aangeboden zijnde, noch in God, Die door het Evangelie roept, en Zelf ook, dien Hij roept, onderscheiden gaven mededeelt; maar in degenen, die geroepen worden; van dewelken sommigen, zorgeloos zijnde, het woord des levens niet aannemen; anderen nemen het wel aan, maar niet in het binnenste huns harten, en daarom is het, dat zij, na een kortstondige blijdschap van het tijdelijk geloof wederom terugwijken; anderen verstikken het zaad des Woords door de doornen der zorgvuldigheden en wellusten der wereld, en brengen geen vruchten voort; hetwelk onze Zaligmaker leert in de gelijkenis van het zaad.
Dat klopt zeker, alleen, omdat wij van nature dood zijn in zonde en misdaden moet God ons bekeren

Want: uit u geen vrucht meer in der eeuwigheid

Verstuurd vanaf mijn SM-S911B met Tapatalk
Dat is nu juist het Evangelie @Geeske. Dat God ons moet bekeren. Dan is het wel belangrijk of wij een Bijbels Godsbeeld hebben. Daar schort het bij jou aan. Laat je corrigeren door Gods Woord. Lees eens de eerste brief van Johannes. Dat God liefde is lees ik niet of veel te weinig in jouw berichten. Dat de Heere Jezus een gewillige Zaligmaker is lees ik ook niet bij je. Indien Gij wilt Gij kunt mij reinigen zegt de melaatse man tegen Hem. Jezus zegt dan: Ik wil, wordt gereinigd!.
Verder is jouw besef van de uitverkiezing ook niet Bijbels. Ik lees nu het boek van William Perkins'-De gouden keten. Hij belijdt dogmatisch de dubbele predestinatie (verwerping en verkiezing) en is daar strikter in dan onze Dordtse leerregels. Maar hij is uiterst pastoraal en biedt het Evangelie ruim aan aan alle hoorders. Vanaf blz 333 staat er zo’n mooi pastoraal stuk die ik iedereen graag zou willen laten lezen en jou in het bijzonder. De titel is: Een voortreffelijke verhandeling tot troost van degenen die in verzoeking komen rondom de predestinatie. Hoop dat je ergens dit boek kunt lenen/lezen.

Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 10:03
door Forummer
CvD schreef: Vandaag, 09:54
Johann Gottfried Walther schreef: Vandaag, 09:41 Je verwijt anderen selectief te zij , maar je bent zelf nog veel erger. Alles wat tegen je mening in gaat. In de Bijbel, Dordtse leerregels, kanttekeningen, gereformeerde preken….
Ik denk dat je beter een paard kan leren bidden, als dat je haar kan overtuigen.
Onbegrijpelijk wat zij allemaal schrijft. Klinkt allemaal prachtig zeer reformatorisch alleen de liefde ontbreekt hier.
Een als je vraagt wie Christus dan voor haar is krijg je geen antwoord.
Naar mijn overtuiging klinkt dit echt niet meer reformatorisch. Belangrijk om hardop te benoemen denk ik. Sommigen associëren dit op klank nog met reformatorisch, maar op inhoud staat dit er vér vanaf. Alleen op klankherkenning afgaan is gevaarlijk, zien we ook hier op dit forum.

Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 10:06
door GJdeBruijn
Geeske verwart duidelijk motief en middel en de volgorde wet-evangelie.
Wet: Breng vruchten voort. Dat wordt gepredikt tegen dode zondaren om ze een motief te 'leren' om zo plaats te maken voor de Zaligmaker die de Wet heeft vervuld.
Zelf kunnen we dat niet. Want: "Uit u geen vrucht in der eeuwigheid". Dat behoort dus tot de wets-prediking.
Geestke betrekt dit op de het Evangelienodiging. En daar gaat ze consequent mis.
De boodschap van de geestelijke doodstaat, onze onmacht en onze onwil zou een motief moeten zijn voor onszelf om te vluchten tot de God die Zijn genade aanbiedt in het Evangelie.
Want het Evangelie geeft een verlossende Uitweg
Evangelie: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven."
Je kunt niet en nooit de wet als tegenwerping gebruiken om het Evangelie teniet te doen. Dat is de redenatie van het ongeloof. Dat is God tot een leugenaar maken.

Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 10:16
door CvD
Forummer schreef: Vandaag, 10:03
CvD schreef: Vandaag, 09:54
Johann Gottfried Walther schreef: Vandaag, 09:41 Je verwijt anderen selectief te zij , maar je bent zelf nog veel erger. Alles wat tegen je mening in gaat. In de Bijbel, Dordtse leerregels, kanttekeningen, gereformeerde preken….
Ik denk dat je beter een paard kan leren bidden, als dat je haar kan overtuigen.
Onbegrijpelijk wat zij allemaal schrijft. Klinkt allemaal prachtig zeer reformatorisch alleen de liefde ontbreekt hier.
Een als je vraagt wie Christus dan voor haar is krijg je geen antwoord.
Naar mijn overtuiging klinkt dit echt niet meer reformatorisch. Belangrijk om hardop te benoemen denk ik. Sommigen associëren dit op klank nog met reformatorisch, maar op inhoud staat dit er vér vanaf. Alleen op klankherkenning afgaan is gevaarlijk, zien we ook hier op dit forum.
Helemaal met je eens. We zijn allemaal verschillend ook kwa kerkelijke ligging. Geen probleem geeft soms mooi discussies een soms scherp. Dat mag een kan ,maar wat zij schrijft dat is niet zoals de bijbel ons leert op deze wijzen.

Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 10:33
door De Rijssenaar
GJdeBruijn schreef: Vandaag, 10:06 Geeske verwart duidelijk motief en middel en de volgorde wet-evangelie.
Wet: Breng vruchten voort. Dat wordt gepredikt tegen dode zondaren om ze een motief te 'leren' om zo plaats te maken voor de Zaligmaker die de Wet heeft vervuld.
Zelf kunnen we dat niet. Want: "Uit u geen vrucht in der eeuwigheid". Dat behoort dus tot de wets-prediking.
Geestke betrekt dit op de het Evangelienodiging. En daar gaat ze consequent mis.
De boodschap van de geestelijke doodstaat, onze onmacht en onze onwil zou een motief moeten zijn voor onszelf om te vluchten tot de God die Zijn genade aanbiedt in het Evangelie.
Want het Evangelie geeft een verlossende Uitweg
Evangelie: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven."
Je kunt niet en nooit de wet als tegenwerping gebruiken om het Evangelie teniet te doen. Dat is de redenatie van het ongeloof. Dat is God tot een leugenaar maken.
Ik zou het zelf niet zo duidelijk kunnen zeggen, maar dit is denk precies wat er veel fout gaat. Je ziet dat veel gebeuren bij predikanten. Die maken het geloof verdacht en geven het beeld dat als je gaat geloven, dat het mensenwerk is en dat je dan een arminiaan of remonstrant bent. Ze zeggen dat de mens het dan zelf doet en zelf werkt. Maar dat klopt gewoon echt niet!! Geloven is juist dat je zelf niets doet en rust op Jezus. Alleen dan zeggen ze: ja, je moet er eerst achterkomen dat je niet kunt rusten en niet kunt geloven. Maar dat is onmogelijk als je voelt dat je wel kunt geloven in Jezus. En als je dan gelooft klopt het volgens deze dominees niet want je gelooft dan zelf: want het ware volk kan niet geloven en rusten. Heel verwarrend allemaal..

Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 10:40
door Geeske_1991
huisman schreef:
Geeske_1991 schreef: Vandaag, 08:56
Johann Gottfried Walther schreef:
Geeske_1991 schreef: Vandaag, 07:55 Deze tekst is een bewijs van het aanbod van genade?
En die uit Johannes dan? Joh. 8:44 Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen.

Waarom pakt (steelt) niemand zo'n tekst dan?

God maakt vaten ter ere en vaten der onere.
Zou Hij niet ophouden God te zijn als Hij ook nog aan de vaten ter onere, zulke beloften zou voorstellen?

Heb je dan wel ooit gelezen in Gods woord dat Kain, Ezau, Bileam, Saul, Judas Etc. Het ook kregen aangeboden maar weigerden? Nee, want het is geen aangeboden goed. God is GEEN marktkoopman die Zijn Waar aanbied aan iedereen.

Verstuurd vanaf mijn SM-S911B met Tapatalk

De verborgene dingen zijn voor den HEERE, onzen God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet. Deuteronomium 29:29

Doch God heeft het ons geopenbaard door Zijn Geest; want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. Want wie van de mensen weet, hetgeen des mensen is, dan de geest des mensen, die in hem is? Alzo weet ook niemand, hetgeen Gods is, dan de Geest Gods. 1 Korinthe 2:10-11


De door jou verketterde leer komt ook in de Dordtse leerregels voor:
Hoofdstuk 2 A 5:

Verder is de belofte van het Evangelies, dat een iegelijk, die in den gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.


Hoofdstuk 3/4 artikel 8 en 9:
Welmenend roept God iedereen die het evangelie hoort
Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden,
die worden ernstig geroepen.
Want God betoont ernstig en waarachtig in Zijn Woord
wat Hem aangenaam is,
namelijk dat de geroepenen tot Hem komen.
Hij belooft ook met ernst allen,
die tot Hem komen, en geloven,
de rust der zielen en het eeuwige leven


Dat er velen, door de bediening des Evangelies geroepen zijnde, niet komen en niet bekeerd worden, daarvan is de schuld niet in het Evangelie, noch in Christus, door het Evangelie aangeboden zijnde, noch in God, Die door het Evangelie roept, en Zelf ook, dien Hij roept, onderscheiden gaven mededeelt; maar in degenen, die geroepen worden; van dewelken sommigen, zorgeloos zijnde, het woord des levens niet aannemen; anderen nemen het wel aan, maar niet in het binnenste huns harten, en daarom is het, dat zij, na een kortstondige blijdschap van het tijdelijk geloof wederom terugwijken; anderen verstikken het zaad des Woords door de doornen der zorgvuldigheden en wellusten der wereld, en brengen geen vruchten voort; hetwelk onze Zaligmaker leert in de gelijkenis van het zaad.
Dat klopt zeker, alleen, omdat wij van nature dood zijn in zonde en misdaden moet God ons bekeren

Want: uit u geen vrucht meer in der eeuwigheid

Verstuurd vanaf mijn SM-S911B met Tapatalk
Dat is nu juist het Evangelie @Geeske. Dat God ons moet bekeren. Dan is het wel belangrijk of wij een Bijbels Godsbeeld hebben. Daar schort het bij jou aan. Laat je corrigeren door Gods Woord. Lees eens de eerste brief van Johannes. Dat God liefde is lees ik niet of veel te weinig in jouw berichten. Dat de Heere Jezus een gewillige Zaligmaker is lees ik ook niet bij je. Indien Gij wilt Gij kunt mij reinigen zegt de melaatse man tegen Hem. Jezus zegt dan: Ik wil, wordt gereinigd!.
Verder is jouw besef van de uitverkiezing ook niet Bijbels. Ik lees nu het boek van William Perkins'-De gouden keten. Hij belijdt dogmatisch de dubbele predestinatie (verwerping en verkiezing) en is daar strikter in dan onze Dordtse leerregels. Maar hij is uiterst pastoraal en biedt het Evangelie ruim aan aan alle hoorders. Vanaf blz 333 staat er zo’n mooi pastoraal stuk die ik iedereen graag zou willen laten lezen en jou in het bijzonder. De titel is: Een voortreffelijke verhandeling tot troost van degenen die in verzoeking komen rondom de predestinatie. Hoop dat je ergens dit boek kunt lenen/lezen.
Klopt, want God is pas liefde IN Christus. Zo lang Hij niet aan je ziel is geopenbaard, heb je geen grond


Verstuurd vanaf mijn SM-S911B met Tapatalk


Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade

Geplaatst: 24 nov 2025, 10:42
door Geeske_1991
GJdeBruijn schreef:Geeske verwart duidelijk motief en middel en de volgorde wet-evangelie.
Wet: Breng vruchten voort. Dat wordt gepredikt tegen dode zondaren om ze een motief te 'leren' om zo plaats te maken voor de Zaligmaker die de Wet heeft vervuld.
Zelf kunnen we dat niet. Want: "Uit u geen vrucht in der eeuwigheid". Dat behoort dus tot de wets-prediking.
Geestke betrekt dit op de het Evangelienodiging. En daar gaat ze consequent mis.
De boodschap van de geestelijke doodstaat, onze onmacht en onze onwil zou een motief moeten zijn voor onszelf om te vluchten tot de God die Zijn genade aanbiedt in het Evangelie.
Want het Evangelie geeft een verlossende Uitweg
Evangelie: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven."
Je kunt niet en nooit de wet als tegenwerping gebruiken om het Evangelie teniet te doen. Dat is de redenatie van het ongeloof. Dat is God tot een leugenaar maken.
Ik betrek het nergens op.
Uit u geen vrucht meer in der eeuwigheid slaat op geestelijke vruchten.
We zijn blind voor de zonde en ellende.
We kunnen geestelijk geen goed meer doen.
Dus ook niet iets aannemen zoals een aangeboden geloof.

Verstuurd vanaf mijn SM-S911B met Tapatalk