God heerst ook over het weer, waar het in dit topic over gaat.
Misschien is het wat off-topic. maar de verschijnselen in de natuur staan dus onder het beheer van de Allerhoogste, en daar lezen we ook over bij de laatste plagen die de aarde zullen overkomen.
Veel ervan kunnen we nu wel zien, maar we zullen een profetie pas volledig kennen als ze is geschied.
We moeten niet speculeren, maar acht geven op wat we zien, zoals eens gezegd werd: leg de krant naast de Bijbel.
Daarin kunnen we de gebeurtenissen zien, en we weten dat dit alles niet bij beval maar door God zo wordt bestuurd
https://statenvertaling.nl/tekst.php?bb=66&hf=16&ind=1
Dan valt mijn oog nu op de vierde engel die zijn fiool uitgiet op de zon.
8 En de vierde engel goot zijn fiool uit op de zon; en haar is macht gegeven de mensen te verhitten door vuur.
12 Door de uitstorting van deze fiool in de zon, en verhitting der mensen door dezelve, verstaan enigen zeer grote hitten, droogten en onvruchtbaarheden, mitsgaders hongersnoden en sterften, die daarop plegen te volgen, gelijk ten tijde van Elia onder de Israëlieten is geschied, welke op de landen en rijken het beest toegedaan, nog op bijzondere wijze in toekomende tijden zullen worden gezonden. Doch dewijl zulke straffen zelden in een land de overhand nemen, of het andere deelt mede, en deze plagen eigenlijk den aanbidders van het beest worden gedreigd, zo verstaan het anderen voor het licht des Heiligen Evangelies, op hetwelk deze fiool wordt uitgegoten, om hetzelve meerder kracht te geven tot overtuiging en ontsteking van de harten der mensen, waardoor er nog meer tot bekering zullen worden gebracht, ook zelfs de Joden met hopen Christus zullen aannemen, Rom. 11:25, 26, en de andere hardnekkige aanbidders van het beeld van het beest tot meerder spijt en lastering zullen worden verwekt, omdat zij zullen zien dat hun rijk daardoor eindelijk tot ondergang zal worden gebracht. Waarover zij zelfs den Naam Gods zullen lasteren, als zij de Heilige Schrift van duisterheid, onvolmaaktheid en onzekerheid zullen beschuldigen, en dezelve een fundament van alle ketterijen durven noemen. verwijsteksten
9 En de mensen werden verhit met grote hitte, en hasterden den Naam van God, Die macht heeft over deze plagen; en zij bekeerden zich niet om Hem heerlijkheid te geven.
Letten we er ook op dat dat de eerste drie plagen al genoemd worden:
De derde engel had zijn fiool al uitgegoten op de wateren
de tweede op de zee.
de eerste op de aarde (ziektes en epidemieën)
Het gaat hier over de laatste plagen. Waar de mensen echter niet onder buigen maar zich verharden.
Over de laatste plagen (de fiolen van Gods toorn) wordt dit aangetekend:
3 Dat door deze engelen de instrumenten Gods worden verstaan, waardoor de antichrist met zijn gehele heerschappij, in verscheidene tijden, en met verscheidene trappen, is geplaagd of gestraft, blijkt genoeg uit het gehele oogmerk van dit hoofdstuk, en uitdrukkelijk uit dit tweede vers, en uit het volgende zesde en tiende. Maar of deze de hemelse geesten zelve zijn geweest, of andere die onder hun beleid daartoe in de wereld van God zijn verwekt, zal uit het verklaren van elke fiool het best blijken.
4 Al deze volgende plagen komen zeer wel overeen met de plagen die God door Mozes en Aäron op den koning Farao en zijn volk, wanneer Hij de Israëlieten uit Egypte wilde verlossen, heeft doen komen; gelijk uit de vergelijking met Exodus 7; 8; 9; 10 is te merken; uitgenomen de plaag in de vierde fiool vers 8 begrepen, die meest overeenkomt met de plaag waardoor God Achab en de zijnen, die de profeten ook doodden en Gods volk vervolgden, onder Elia heeft gestraft; waarvan te zien is 1 Koningen 17; 18. Of nu deze plagen naar de letter of in een geestelijken zin moeten verstaan worden, is niet enerlei gevoelen. Zulks is te duisterder, omdat een deel derzelve nog niet uitgestort, maar nog toekomende is; gelijk hetzelve daaruit blijkt, dat deze plagen Openb. 15:1 uitdrukkelijk worden genaamd de zeven laatste plagen, en dat in dit hoofdstuk door dezelve plagen degenen worden gestraft die het merkteken van het beest dragen, en dat de troon van het beest en het grote Babylon eindelijk door dezelve worden uitgeroeid; van welke uitroeiing in de twee volgende hoofdstukken nader verhaal zal volgen, hetwelk grotendeels nog staat vervuld te worden. De uitkomst dan zal enige dingen hiervan nog nader ontdekken. Intussen zal hetgeen nu waarschijnlijkst is, op elke fiool kortelijk aangetekend worden. verwijsteksten
5 Het rijk van den antichrist wordt doorlopend in deze openbaring als een wereld aangezien, waarin aarde, zee, rivieren, lucht, zon, sterren, enz., zijn; en dat vanwege deszelfs gestaltenis, en de macht die de antichrist zichzelven over hemel, aarde, zee, enz., toeschrijft. Het eerste deel dan van deze antichristelijke wereld is de aarde, door welke alhier, gelijk elders in dit boek, de aardse mensen in het gemeen bekwamelijk worden verstaan, die aardse en afgodische godsdiensten toegedaan zijn en dezelve hardnekkiglijk voorstaan; over welke deze eerste fiool, naar het gevoelen van velen, wordt gezegd uitgegoten te zijn, wanneer het antichristelijke rijk heeft begonnen afbreuk te lijden, als door de vernieuwing van de predicatie des eeuwigen Evangelies, in verscheidene plaatsen van Europa, door Waldus, Wyclif, Johannes Hus, Hieronymus van Praag, en hunner gelijken, de mensen van deze antichristelijke wereld, en de aanbidders van het beest, in plaats dat zij zich hadden behoren te bekeren, door Gods rechtvaardig oordeel in een verkeerden zin zijn overgegeven, en met haat en nijd, als door een boos gezweer in hun gemoed zijn ontstoken en gekweld, zodat zij noch zichzelven, noch anderen enige rust hebben kunnen geven, totdat zij hetzelve Evangelie wederom, zoveel hun mogelijk was, hebben gedempt of verduisterd. Hoewel enigen ook daarbij voegen, dat tot een bijzondere straf van deze afgodische mensen en vervolgers van Gods volk nu omtrent honderd veertig jaren geleden enige verholen ziekten en verzweringen, in de landen den antichrist allernaast gelegen, hebben begonnen te heersen, die vandaar voortgegaan zijn in andere delen van Europa, inzonderheid tegen degenen die in hun gedwongen ongehuwden staat vele onreinheden hebben bedreven, die voor de wereld ook schandelijk zijn te zeggen; met welker gelijke God ook de Filistijnen heeft geplaagd, als zij de ark des verbonds bij zich gevangen hielden, 1 Sam. 5:6, enz
Psalm 29
Aardse machten, looft den HEER';
Geeft den HEERE sterkt' en eer;
Dat de lof van 's Hoogsten naam
Aller groten roem beschaam'.
Vorsten, 't voegt u, Hem, in't midden
Van Zijn heiligdom, t' aanbidden:
't Voegt u, met de Godgetrouwen,
's HEEREN heerlijkheid t' ontvouwen.
's HEEREN stem, op 't hoogst geducht,
Rolt en klatert door de lucht;
Berst, met vreselijk geluid,
Op de grote waat'ren uit;
Klinkt, met nadruk en vermogen,
Heerlijk uit de hemelbogen.
't Schepsel beeft en staat verwonderd,
Als de God der ere dondert.
's HEEREN wonderstem verbreekt,
Als Zijn grimmigheid ontsteekt,
't Ceed'renbos van Libanon;
Schudt den hogen Sirion;
Ceed'ren, uit den grond gewrongen,
Hupp'len als der rund'ren jongen;
Bergen voelen sidderingen,
Daar z' als wilde stieren springen.
's HEEREN stem verbaast natuur;
Houwt uit bergen vlammend vuur;
Schiet van 't zwerk den bliksem neer;
Kades beeft voor 't buld'rend weer;
Woestenijen slaan aan't zuchten,
Hinden krijgen, onder 't vluchten,
Barenswee; door vrees gedrongen,
Werpen z', in dien nood, haar jongen.
's HEEREN stem ontbloot het woud;
Maar hij, die op God vertrouwt,
Buigt zich veilig, Hem ter eer,
Juichend in Zijn tempel neer.
't Is de HEER', Wiens wenk de stromen,
In hun woede kon betomen;
Die, in macht nooit af te meten,
Eeuwig is ten troon gezeten.
Looft den HEER', die wond'ren werkt;
Israël, Zijn volk, versterkt;
Hem, die Jacobs heilig kroost
Zeeg'nen zal met vreed' en troost.