eilander schreef:-DIA- schreef:Maar ik bedoel te zeggen dat we ds. A.F. Honkoop heel goed konden horen, als echt bevindelijk. Zo was er eens een dominee die zelf met een vraag liep, ds. A.F. Honkoop was docent aan de Theologische school, hoe lang een mens in de woestijn kon leven, dit naar aanleiding van de woorden: Ik zal haar lokken en haar voeren in de woestijn... en aldaar zal ik naar haar hart spreken... Ds. Honkoop had hier meer geestelijke ervaring en antwoordde: Dat kan soms je hele leven zijn. Ook een les die we niet vergeten.
Bij dit soort opmerkingen moeten we ons blijven afvragen: is het naar de Schrift? Ik betwijfel of dat hier zo is namelijk. Zie het verband van de tekst, zie de kanttekeningen. Als het niet naar de Schrift is, kan het ook geen bevinding zijn.
Mooie meditatie van ds. L. Vroegindeweij over deze tekst:
https://www.digibron.nl/viewer/collecti ... 9ca18b005c
"(...) Als de Geest begint te lokken, dan komt er hoop in het hart dat er genade is. Van het begin af aan wordt er uitzicht gegeven op de gunst van God. En dit gaat nooit meer weg. Dit is geen blijde zekerheid, maar een verwachting. van volkomen uitkomst. Ook als de mensch uitroept: „Het kan voor mij nooit", dan] is er toch altijd nog die gedachte : De Heere kan en wil en zal in nood. En daar leeft de ziel bij, En daardoor kan men het in de woestijn uithouden. Want hoe dieper een mensch in dat eenzame en afhankelijke komt, naar diezelfde mate verduidelijkt God zijn beloften. Natuurlijk gaat de hoop op en neer. Maar blijven doet ze altijd, Want God spreekt in de woestijn naar het hart van den mensch. Naar het hart van den overtuigden zondaar spreken doet God, als Hij den weg der genade openlegt, zooals deze voortkomt uit Zijn eeuwige liefde. Dat kan een mensch dan nog wel niet gelooven, maar hij durft het toch niet te ontkennen ook. En dan moet hij toestemmen dat het een bruikbare weg is. Want het Woord spreekt tweeledig. Het doet niets dan kwaadspreken van den mensch. En dat is ooit juist naar het hart van den zondaar, want dat klopt precies met zijn eigen hart. Want wat hij in zichzelf tekort vindt, hoort hij ook in het Woord en in een rechte verkondiging daarvan, Maar het Woord doet ook niets dan goed spreken van God. Dat God goed is voor zondige, schuldige menschen. Dat is moed inspreken, als men een rondom verloren mensch kan zeggen, dat God goed voor hem is. Dat een mensch niets kan hebben of zijn wat God verhindert om hem genade te schenken. Dat een mensch nooit te klein is, maar wel te groot. Nooit te onbekeerlijk, maar wel te bekeerlijk. Dat het alleen hierop aankomt, of een mensch geholpen wil wezen en zich zelf als een doodschuldige aan God wil uitleveren. Zoo is er verder diep in de woestijn een verklaring van onzen Heere Jezus Christus. Dat is spreken van wat het hart noodig heeft, als het werk van den Borg verklaard wordt. Daarom moet de mensch in de woestijn zijn schuld en onvruchtbaarheid leeren. Daar moet het een onmogelijke zaak worden, iets goeds te doen. Het eenige goed is : zich van ganscher harte schuldig verklaren. Voor zulk een schuldige wordt de Heere Jezus begeerlijk. En dat is spreken naar het hart, wanneer de Heere Christus verklaard wordt en aangenomen in het binnenste, wanneer het Gode behaagt Zijn Zoon in ons te openbaren."