Wedergeboorte

Gebruikersavatar
DWW
Berichten: 645
Lid geworden op: 11 jun 2009, 19:57
Locatie: Katwijk
Contacteer:

Re: Wedergeboorte

Bericht door DWW »

Fjodor schreef:
eenvoudige schreef:
Fjodor schreef: Tja, met wat hier staat ben ik het wel eens. Maar niet met wat jij erbij denkt. Namelijk dat het bevindelijk ook zo moet gaan. Want dan is het sterven de eigenlijke werkzame kracht en is het nog steeds de wet die zalig maakt.
Paulus zegt het met andere woorden in Gal. 2:19, 20: "Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou. Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft."
Volgens mij is het eigenlijke moment van sterven het moment dat de mens door het geloof op Christus ziet. Dan ziet hij pas echt af van zichzelf. En dan heeft de wet zijn overtuigende werk pas echt gedaan, als het heeft mogen leiden tot die afwending van zichzelf en toewending tot Christus.
Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester. Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan, Gal. 3:25-27.

Gedoopt zijn in Christus, dat is de inhoud van Rom. 6 vers 3-8. Dat is gedoopt zijn in Zijn kruisdood door de afsnijding en doding der wet, gewerkt door de Geest der dienstbaarheid, en dat is met Hem zijn opgestaan uit het graf der zonden door het geloof in het Evangelie, gewerkt door de Geest der aanneming tot kinderen.
Want, de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zaligen, dat verloren was.
http://www.dewoesteweg.nl
Fjodor
Berichten: 2970
Lid geworden op: 11 jun 2009, 23:13

Re: Wedergeboorte

Bericht door Fjodor »

DWW schreef:
Fjodor schreef:
eenvoudige schreef:
Fjodor schreef: Tja, met wat hier staat ben ik het wel eens. Maar niet met wat jij erbij denkt. Namelijk dat het bevindelijk ook zo moet gaan. Want dan is het sterven de eigenlijke werkzame kracht en is het nog steeds de wet die zalig maakt.
Paulus zegt het met andere woorden in Gal. 2:19, 20: "Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou. Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft."
Volgens mij is het eigenlijke moment van sterven het moment dat de mens door het geloof op Christus ziet. Dan ziet hij pas echt af van zichzelf. En dan heeft de wet zijn overtuigende werk pas echt gedaan, als het heeft mogen leiden tot die afwending van zichzelf en toewending tot Christus.
Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester. Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan, Gal. 3:25-27.

Gedoopt zijn in Christus, dat is de inhoud van Rom. 6 vers 3-8. Dat is gedoopt zijn in Zijn kruisdood door de wet, en dat is met Hem zijn opgestaan door het geloof het Evangelie.
Eén worden met Christus door de wet en buiten het geloof om? Nogmaals, dan is de wet alsnog de werkzame kracht.
Daartoe zijn de dingen gegeven, dat ze gebruikt worden; maar niet, opdat ze vergaard zouden worden - D. Bonhoeffer
Gebruikersavatar
DWW
Berichten: 645
Lid geworden op: 11 jun 2009, 19:57
Locatie: Katwijk
Contacteer:

Re: Wedergeboorte

Bericht door DWW »

@ Fjodor,

Het geloof in de wet mijnt z'n vonnis, en gaat altijd vooraf aan het geloof in het Evangelie.
Een geloof in het Evangelie, zonder een voorafgaand geloof in de wet, is een vals geloof.
Want, de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zaligen, dat verloren was.
http://www.dewoesteweg.nl
Fjodor
Berichten: 2970
Lid geworden op: 11 jun 2009, 23:13

Re: Wedergeboorte

Bericht door Fjodor »

DWW schreef:@ Fjodor,

Het geloof in de wet mijnt z'n vonnis, en gaat altijd vooraf aan het geloof in het Evangelie.
Een geloof in het Evangelie, zonder een voorafgaand geloof in de wet, is een vals geloof.
Ja, dat geloof ik wel. Maar ik denk niet dat je dat het sterven met Christus van de bijbel mag noemen.
Want de eenwording van Christus is de de basis, de werkzame kracht tot zaligmaking.
En de rechtvaardigheid is niet uit de wet maar uit het geloof. Dus de eenwording met Christus is ook uit het geloof.

Waarom noem je het geloof in de wet eigenlijk geloof? Wat is dat dan voor geloof, rechtvaardigend geloof?
Daartoe zijn de dingen gegeven, dat ze gebruikt worden; maar niet, opdat ze vergaard zouden worden - D. Bonhoeffer
Gebruikersavatar
DWW
Berichten: 645
Lid geworden op: 11 jun 2009, 19:57
Locatie: Katwijk
Contacteer:

Re: Wedergeboorte

Bericht door DWW »

Fjodor schreef:
DWW schreef:@ Fjodor,

Het geloof in de wet mijnt z'n vonnis, en gaat altijd vooraf aan het geloof in het Evangelie.
Een geloof in het Evangelie, zonder een voorafgaand geloof in de wet, is een vals geloof.
Ja, dat geloof ik wel. Maar ik denk niet dat je dat het sterven met Christus van de bijbel mag noemen.
Want de eenwording van Christus is de de basis, de werkzame kracht tot zaligmaking.
En de rechtvaardigheid is niet uit de wet maar uit het geloof. Dus de eenwording met Christus is ook uit het geloof.

Waarom noem je het geloof in de wet eigenlijk geloof? Wat is dat dan voor geloof, rechtvaardigend geloof?
Omdat onze godzalige oudvaders daar ook over spraken.


Kohlbrugge over de Geest der dienstbaarheid tot vreze:
“Velen zijn er onder ons, die uiterlijk de Wet kennen en geleerd hebben, zonder evenwel de stem van God zo in het vuur vernomen te hebben, dat zij daardoor van doodsangst niet wisten, waar te blijven. Tot deze zeg ik, dat al wie Leven uit God ontvangt, een tijd kent, waarin hij de stem van God in zo'n donder en bliksem, in zo'n vuur vernomen heeft, zoals eertijds de kinderen Israëls Ik wens degene geluk, wie de stem Gods, de stem van Zijn Wet, zo in de oren gedonderd heeft of dondert, dat hij daarover geheel verschrikt en als doodgeslagen is. "Gij zult geen andere goden voor Mijn Aangezicht hebben! … Gij zult niet begeren", dat is de stem van de levende God uit het midden des vuurs! Dit gebod en verbod moet bij u waarheid worden; het recht der Wet moet in u vervuld zijn. Wat heeft God aan uw ganse christendom, als u voor zo'n stem niet beeft en uitroept: "Wee mij. Hier hoor ik tot mij het woord: u zult niet begeren, u zult niet dit, u zult niet dat! … En, ik ben een afgodendienaar, een moordenaar, een hoereerder en echtbreker, een dief en rover, een lasteraar van God en van mijn naaste, een weerspannige, en … ik kan niet geloven; ik heb de eeuwige dood verdiend." Ik herhaal het: Wat heeft de levende God aan al dat praten van uw geloof, als gij u vleit met dingen, die toch bij u geen waarheid, geen werkelijkheid zijn! De Wet laat zich niet in een graf werpen. Die mens bedriegt zichzelf, die Gods stem verneemt en niet verbrijzeld wordt, die niet verslagen in angst des doods belijdt: Dit "gij zult niet" is niet bij mij. De zodanige misleidt zijn hart, wie het er niet om te doen is, dat dit "gij zult niet" bij hem in vervulling gekomen zij. Waarheen dan nu, opdat dit bij u in vervulling gekomen zij? De berg der heiligheid op met uw verontschuldigingen? Met uw goede voornemens, met het u in achtnemen voor verdere zonden? Wie er lust toe heeft, die wage het, maar hij zal verpletterd worden. Naar God wilt u heen? Naar God met berouw, met boete, met veel tranen? Maar Hij spreekt in een vuur en in een gloed van toorn, die u verteert!


Kohlbrugge over de Geest der aanneming tot kinderen:
O, welgelukzalig hij, die met een verbrijzeld en verslagen hart, bij het gevoel van Zijn verdoeming, buigend onder het recht Gods, in doodsbenauwdheid het woord verneemt: "Uit het midden van u heb Ik een Profeet verwekt, naar Hem zult gij horen." God laat Zich met geen zondaar in. Geest kan Zich niet inlaten met het voor Hem verdoemde vlees. Maar God in Zijn ontferming geeft en heeft gegeven een Profeet, naar Hem moeten wij gaan. Dezen Profeet houd ik u voor; Zijn Naam is: Jezus Christus. Wie zich vervloekt en verdoemd gevoelt, wie in een doodsangst beeft voor de stem van de heilige God, die hore deze Profeet, gelijk God het heeft bevolen. Wie niet in overeenstemming is met de Wet, die is de eerste dood gestorven; wie echter Hem, deze Profeet, niet hoort of wie Hem veracht, die sterft de tweede dood; wie Hem hoort, die ademt Hij van Zijn lippen eeuwig leven in de ziel; van deze neemt Hij weg de drievoudige dood. Wat weten wij zonder deze Profeet van God? Slechts dit: Hij is een verterend Vuur, en wij zijn verloren. Wat doet deze Profeet, als u bij Hem ter school gaat, u door Hem laat onderwijzen? Hij bestraalt u met Zijn wonderbaar licht, Hij openbaart Zichzelf aan u als de Waarheid, en u ziet al de banden der duisternis en der onkunde van God van u afgeworpen. Hij openbaart u de ganse zaak uwer zaligheid, de ganse raad Gods, hoe dat alles waarheid is in Hem, de Heere Jezus, en Hij geeft u Zijn Geest. Hij neemt de blindheid, de aangeboren onwetendheid van u weg. Hij leert u, dat deze in vuur en gloed sprekende God, deze rechtvaardige Rechter door Hem uw Vader is; dat Hijzelf aan Diens gerechtigheid voldaan heeft, en dat Hij dit "Gij zult niet" voor u vervuld heeft. Voorts leidt Hij u in de hoofdstukken van Zijn leer, hoe Hij voor u van God is uitgezonden; hoe Hij is geworden uit een vrouw, geworden onder de Wet; hoe Hij een vloek geworden is voor u, om u van de vloek der Wet te verlossen, en hoe Hij u een eeuwige zegen, eeuwige gerechtigheid, eeuwig leven heeft aangebracht van de Vader, zodat er geen verdoemenis voor u is, omdat Hij u in Zich heeft opgenomen. En zo brengt Hij u naar Gethsémané, voert u voor de geestelijke en voor de wereldlijke rechterstoel; Hij neemt u met Zich op Golgotha, aan het kruis, in het graf; Hij staat met u op uit de doden, vaart met u op ten hemel. Als nu verrast Hij u, zeggende tot u: Zie, dit Mijn paradijs is het uwe; u hebt de verlossing van al uw misdaden in Mijn bloed; u hebt recht op de liefde Mijns Vaders, recht op de erfenis. En met dit Zijn onderwijs, waarin Hij gedurig het geloof in uw hart werkt, herschept Hij u, geeft u zijn gezindheid, ook Zijn Geest, en werpt aldoor Zijn licht, het licht van Zijn genade, op dit "Gij zult niet", opdat u gedurig op Hem ziet, u aan Hem houdt, en zo zult u niet alleen doen, maar zo doet u werkelijk de goede en heilige en volmaakte wil van God, zonder dat u het weet. Genoeg, dat u dit éne weet: "Zonder U, o mijn Profeet, mij van God gegeven, vermag ik niets." Vervloekt is het volk, dat de Wet niet bewaart, dat deze Profeet niet hoort en niet gelooft! Gezegend is het volk, dat bij Hem ter school gaat, en alleen dit weet, dat het zonder Hem niets weet en ook niets vermag! O, welk een goede, geduldige Leraar is Hij! "Spreek, Heere, Uw dienstknecht hoort!" AMEN.” (Citaat uit preek over Deut. 18:15-19)


Huntington over de Geest der dienstbaarheid tot vreze:
“Een bevindelijke, geestelijke, hartgrondige kennis van de Heere Jezus Christus, moet bezeten wonden voordat het eeuwige leven kan worden gekend, gevoeld af genoten. Hoofdkennis gaat van hoogmoed vergezeld, en stelt de mens aan de verdoemenis van de duivel bloot, terwijl hartgrondige kennis vergezeld is van het eeuwige leven. U begint uw verhandeling over de kennis aan het verkeerde einde. De zondaar leert zijn eerste les in de godsdienst niet uit het Evangelie maar uit de wet. Hij begint niet met Jezus Christus, maar met de Vader. Een iegelijk die het gehoord, en van de Vader geleerd heeft, komt tot Mij. De zondaar zal nimmer hongeren, noch dorsten naar de gerechtigheid, voordat het vonnis des doods hem eetlust geeft. God, die een verterend Vuur is, komt nabij de uitverkoren zondaar ten oordeel, en verschijnt in Zijn vurige wet. Dan roept hij tot God in zijn druk, en wordt verlost; maar is hij zeker dat hij zijn antwoord krijgt uit de schuilplaats des donders. Psalm 81 : 7. Hier krijgt de arme zondaar zijn eerste indrukken van de ontzaggelijke eigenschappen Gods, die te diep voor de tijd zijn en de eeuwigheid indringen om nooit meer onzichtbaar te worden. In de spiegel van de wet komt Gods heiligheid te voorschijn. In dit verbazend gezicht wordt de vreselijke melaatsheid van het hoofd tot de voeten, beide inwendig en uitwendig ontdekt. Deze beschouwing brengt de schuld en onreinheid van de bodem van het hart in beweging, terwijl de heersende besmetting een walgelijke ziekte blijkt te zijn. Alle uitwendig vernis, dode werken, droge vormelijkheid, goede naam, vals vertrouwen, toevlucht der leugens en wettische hoop, … allen vinden tezamen hun begrafenis; of vliegen weg als kaf van de dorsvloer; of als schoorsteenrook; zodat er geen plaats voor gevonden wordt. Het is dit gezicht en geroep van de Serafs: "Heilig! Heilig! Heilig!", dat de profeet Jesaja het aangezicht deed bedekken en uitroepen Onrein! Onrein! Bij het gezicht der Goddelijke heiligheid in de wet, wordt de zonde levende, en de Gerechtigheid past het vonnis toe. De zondaar heeft ook geen enkele pleitgrond om er op aan te dringen waarom dat niet spoedig ten uitvoer zou worden gelegd. Zijn mond word gestopt en hij is schuldig voor God geworden. Zo'n zondaar ziet én gevoelt dat God strikt rechtvaardig is. Hier gaan al zijn vroegere inbeeldingen, van een God Die enkel genade is, hem verlaten en ontvallen. De waarheid Gods, is niet minder verschrikkelijk voor de zondaar dan Zijn gerechtigheid. Hij ziet dat God gesproken, en Zijn toorn tegen de zonden geopenbaard heeft; en Zijn vloek over de overtreder heeft uitgesproken, én verklaard heeft, dat Hij de onschuldige geenszins zal onschuldig houden. En trouw moet Hij zijn aan Zijn eer, en aan het woord dat uit Zijn. lippen gegaan is. Derhalve ziet de arme zondaar geen weg van ontkoming. Hij doet belijdenis; hij schreeuwt om genade; hij grijpt elke beweegreden aan die onder zijn bereik licht. Hij keert zijn voet naar het getuigenis, en haast zich, en vertraagt niet om de geboden te onderhouden. Hij maakt de wet zijn enig regel voor leven, wandel en gedrag; en zal zich, in gouden ernst aan de vervulling van elke plicht die hem recht toeschijnt, in hoop van zijn Formeerder te bewegen om hem barmhartig te zijn. Maar hier ontdekt zich de onveranderlijkheid Gods. Hij ervaart dat God één van gemoed is, en niemand Hem kan keren; en dat Hij doet wat Hem welbehaaglijk is. Dit vernielt zijn vroeger denkbeeld dat God veranderlijk, en evenals hij zelf zou zijn. Hij is genoodzaakt te erkennen dat er bij God een vreselijke Majesteit is; en betreffende de Almachtige en Zijn wegen, hij kan ze niet doorzoeken. En zondaar alzo gedagvaard, en overtuigd van de heiligheid, rechtvaardigheid, waarheid en onveranderlijkheid Gods, is ten einde raad. Hij is als een wilde stier in een net, vol van de woede en bestraffingen van zijn Formeerder. Elke wond die op het zachtst geheeld was, wordt opengerukt; elke uitweg of valse toevlucht, afgesneden; aan gerechtigheid en heiligheid door de wet, wordt geheel en al gewanhoopt; en de weg ten hemel door de werken - hetzij geheel of ten dele, - voor eeuwig toegesloten. Tot zover leert de zondaar in de wet, de enige waarachtige God kennen. Deze les vormt hem voor de verse, levende, en geheiligde Weg, door het voorhangsel. En zó de wet te gebruiken is die op wettelijke wijze te bezigen. Want zij is niet gemaakt voor de rechtvaardige mens, maar voor die zonder wet, en ongehoorzaam zijn; voor de goddelozen en voor de zondaars. Want wij weten, zegt Paulus, dat hetgeen de wet zegt, zij het zegt tot degenen die onder de wet zijn, opdat aller mond gestopt worde, en de gehele wereld voor God verdoemelijk licht. Zondaars, die nooit hun krankheid gevoelen, te wijzen op een Geneesheer, en hen aan Christus verloven voordat hun eerste man gestorven is, is hen tot hoererij te leiden. Een zondaar die het aldus van de Vader leert, komt tot Christus. Tot Wie niemand komt tenzij de Vader hem trekke. Het gezicht van deze zondaar is niet zodra naar Sion gekeerd, of de storm schijnt achter zijn rug, welke lieflijk bedaard wordt door een zachte stem achter hem, die hem te kennen geeft dat hij nu op de weg is. Stervende liefde weerklinkt, door de Geest van het kruis in zijn geweten; welke weder beantwoord wordt door de stem des geloofs. Maar dan nog zo onduidelijk dat de zondaar het nauwelijks verstaan kan, ofschoon de ziel er de uitwerksels van gevoeld.”


Huntington over de Geest der aanneming tot kinderen:
“Hierop begint het hart zijn natuurlijke hardheid te verliezen, en trapsgewijze te openen en te verruimen; terwijl elke kracht der ziel wakende is, en elke gedachte des harten gevestigd is op de nieuwe beweging. Totdat de Geest Gods een Goddelijke zalving op het verstand brengt, en de zondaar een gekruiste Zaligmaker. voorstelt, als het enig Voorwerp van hoop en van Hem als zodanig getuigt. Met een verlangend oog ziet de arme zondaar uit, en met bevend hart en wankelend geloof, smacht hij en smeekt God hem nabij te brengen, en Christus aan hem te openbaren. Gelijk het oog eens mans is op de hand zijns meesters, en zo het oog der dienstmaagd is op de hand harer meesteres, alzo wacht het oog des zondaars op God totdat Hij hem genadig zij. Zijn aangezicht naar Sion gekeerd zijnde, ziet hij daarheen. Want uit Sion, de volmaaktheid der schoonheid; verschijnt God blinkende. En in het hart van de zondaar schijnt Hij om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus. En in die heerlijke glans, daalt de Zaligmaker in zijn hart neer, en openbaart God Zijn Zoon aan hem. Wanneer de stem van het verzoenend bloed op eenmaal al de donderende vloekspraken van Sinaï versmoort, en elke beschuldiging in dat ontzettende gerechtshof tot zwijgen brengt, gevoelt de zondaar zich bij God aan de genadetroon, waar de rechtvaardigen, (in Christus), met Hem mogen redetwisten, en alzo voor eeuwig verlost worden van hun Rechter; (Job 23:6-7,) tenzij Hij het de kinderen der dienstbaarheid toelaat, zich weer in dienstbaarheid terug te voeren. De zondaar vond de rechtvaardigheid en waarheid Gods in de wet, die zijn oor voor de tucht opende; en nu vindt hij in Christus goedertierenheid en vrede in overeenstemming met waarheid en gerechtigheid. Waar goedertierenheid en waarheid elkaar ontmoetten, daar ontmoeten een verzoend God en de ware boetvaardige elkaar; en waar de gerechtigheid en vrede elkaar kusten, daar kust de Vader de verloren zoon, en de verloren zoon kust de Koning des Vredes. Zulk, een is de man die de berg Sinaï ontkomen is, die niet mocht worden aangeraakt, en die brandt met vuur. Hij is gegaan uit de donkerheid, en het onweder, en uit het geklank der bazuin, en de stem der woorden, en is gekomen tot de berg Sion, waar de Zaligmaker regeert, en tot de stad des levenden Gods, welke Hij heeft uitgekozen, gegrondvest en gesticht, en waar Hij woont, namelijk het hemels Jeruzalem. Deze is de gehuwde vrouw, de vrije vrouw, en de moeder van elke vrijgeboren zoon. Hij is gekomen tot een ontelbaar gezelschap, van engelen, die uitverkoren waren door de Vader, in hun staat bevestigd door de Zaligmaker, en die het gevolg des Heeren uitmaken; zijne dienstbare geesten ten dienste van de erfgenamen der belofte, en mededienaren der heiligen; en tot de algemene vergadering, beide der Joden en der heidenen; en tot de gemeente der eerstgeborenen, welke de oudste Broeder kocht met Zijn bloed, bekleedt met Zijn gerechtigheid, en geheiligd door Zijn bloed en Geest. Deze gemeente bestaat uit eerstgeboren zonen, erfgenamen der belofte, en der genade ten leven, welker namen geschreven zijn in de hemelen, in het boek des levens des Lams, verordineerd zijnde ten eeuwigen leven, of voorverordineerd beide tot genade en heerlijkheid. Hij is gekomen tot God de Rechter over allen, in Christus verzoend, en die de Rechtvaardiger is van dengene die in Jezus gelooft; en tot de geesten der volmaakte rechtvaardigen; volmaakt onder de invloed van dezelfde Geest der belofte, en in vereniging met hetzelfde Verbondshoofd; én tot Jezus de Middelaar des Nieuwen Testaments, Die de zonden van Zijn volk reinigt, Die vrede gemaakt heeft door het bloed Zijns kruises, en Die het verkondigt, en handhaaft in Zijn gehele rijk; Wiens koninkrijk niet van deze wereld is; en tot het bloed der besprenging, dat spreekt van schuldvergeving, vrede, verzoening, vriendschap met God, en toegang tot Hem. Deze, deze is de mens, die geestelijk en bevindelijk de enige waarachtige God kent, en Jezus Christus Die Hij gezonden heeft. Wie te kennen het eeuwige leven is. En zulk een heeft het leven door Christus in God verborgen; hij heeft leven in zijn Verbonds Hoofd. Hij heeft door het geloof het eeuwige leven aangegrepen. Hij heeft het leven in de belofte, en het leven en de onsterfelijkheid, zijn in zijn ziel aan het licht gebracht. Hij is levend en leeft door het geloof des Zoons Gods. En heeft een levende hoop, vast en zeker, welke ankert binnen het voorhangsel.” (Citaat uit brief in : De gebroken bak en de Springbron.)


Van der Groe over de Geest der dienstbaarheid:
“Maar aangezien in de weg van de gerechtigheid geen misdaad begrepen kan worden zonder straf, alzo volgt in de weg van de Geest op de overtuiging van de schuld of de zonde dan ook altijd onmiddellijk die van de vloek en de dood. Want de bezoldiging der zonde is de dood, Rom. 6:13. Daarom leidt de Catechismus ons van de zonde dan ook aanstonds tot haar tijdelijke en eeuwige straf, ons voorhoudende (vraag 9-11), de geduchte heiligheid en rechtvaardigheid van de almachtige God, de hoge Richter van hemel en aarde. Hiervan overtuigt de Heilige Geest de gelovige zondaar niet minder dan van de zonde zelf. Datzelfde Goddelijke licht van de waarheid, hetwelk de Geest in 's mensen hart ontsteekt, en dat hem de schuld en walgelijke onreinheid en de aangeboren besmetting van de zonde duidelijk ontdekt, stelt hem ook niet minder duidelijk en levendig de verdoemelijkheid en strafwaardigheid van zijn zonde in het gericht van de hemel voor ogen. Des Heeren Geest, verlichtende het hart met de heldere zonnestralen van de waarheid van de Schrift, acht het geenszins genoeg tot de mens slechts te zeggen: gij zijt een zondaar, in de zonde geboren en daarin opgevoed; gij hebt anders niet dan zonde gepleegd van de buik af aan; uw beste werk is enkel zonde; gij zijt geheel melaats en onrein van de voetzolen tot aan het hoofd; dit moet gij, o zondaar! kennen, belijden en betreuren. Alle zodanige overtuiging zou in genen dele genoegzaam zijn, om de zondige mens recht te vernederen voor de hoge God en om hem geheel en al te brengen tot een hartgrondige verslagenheid over zijn zonden, en tot een heilige radeloosheid en een ware armoede van de Geest, zoals vereist wordt om een gepast voorwerp te zijn voor Christus en voor de vrije genade van het Evangelie. Want als de mens alleen maar van zijn zonde overtuigd werd, zonder dat hem Gods rechtvaardigheid en zijn verdiende straf ook tevens met kracht op zijn hart gedrukt wordt, zo zou hij dan voor Gods ontzaggelijke hoogheid, heilige majesteit en almachtige toorn en gramschap geenszins vrezen, of zich daaromtrent veel bekommeren, en zo zou hem de zonde, vanwege haar bittere en dodelijke gevolgen dan ook nooit recht tot een drukkende last zijn voor zijn gemoed, maar hij zou slechts uit zichzelf een deel flauwe en geveinsde pogingen bij God aanwenden en altijd maar in een werkverbond heimelijk blijven steken, zonder gelovig oprecht met Hem te handelen door de Borg en Middelaar Christus naar de voorgeschreven weg van het heilige Evangelie. Ja, het is niet mogelijk, dat er een ware overtuiging van zonde zou kunnen zijn, zonder overtuiging van de straf en van de dood en de vloek, die onafscheidelijk aan de zonde vast zijn. Want de zonde wordt in haar ware gedaante en natuur nooit recht van ons gezien dan in het helderschijnend licht van Gods oneindige hoogheid, heiligheid, gerechtigheid enz. Daar bekent men dan eerst recht tegen welk een geduchte en vreselijke Majesteit men gezondigd heeft, die de alvermogende Heere van hemel en aarde is en die de minste versmading of ontering van Zijn hoogheid niet kan verdragen of dulde, dat Zijn heilige geboden van enig schepsel overtreden of veracht worden. Wij hebben maar iets van Gods oneindige heiligheid en oppermacht te kennen, om te bemerken, welk een vreselijk God Hij is, welk een haat Hij heeft tegen de minste zonde, hoe schrikkelijk Hij Zich daarover vertoornt en welk een grimmig wreker Hij is om de zondaars tijdelijk en eeuwig te straffen. Dit zal ons dan van zelf leiden tot de gestrenge vloek van de wet, die God aan de ongehoorzamen en overtreders bedreigd heeft, zeggende: "Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet om dat te doen," Gal. 3:10.

Deze Goddelijke sententie, eenmaal uitgesproken in het heilige gericht des hemels, is vast en onherroepelijk en even zomin als God Zijn wezen en deugden kan veranderen, kan Hij die sententie veranderen. Daarom zal nooit een enig zondaar uit genade gerechtvaardigd worden door het geloof in Christus, over wiens ziel dit veroordelend vonnis van de Goddelijke gerechtigheid niet eerst bevindelijk gegaan en uitgesproken is, door het inwendige licht van de Heilige Geest, hetwelk hem die waarheid duidelijk genoeg doet kennen, hartelijk geloven en personeel doet toe-eigenen, alzo dat de Geest hier zelf spreekt in het hart van de zondaar: gij zijt een goddeloos en vervloekt zondaar; gij ligt onder Gods toorn; gij zijt gevallen in de misdaad van de gekwetste Goddelijke Majesteit en hebt de dood en de helse straffen eeuwig verdiend; vervloekt is uw lichaam en ziel, uw gaan en staan, uw eten en drinken, ja ook uw eigenwillige en ongelovige godsdienst en uw beste deugden en werken; gij hebt met dat alles van Gods barmhartigheid niets te hopen; want Hij is een rechtvaardig Richter, een God die alle dagen toornt; "al wiest gij u schoon met salpeter en naamt u veel zeep, zo is toch uw ongerechtigheid voor Mijn aangezicht getekend, spreekt de Heere, Heere", Jer. 2:22. "O zondaar", zegt de Geest, "uw bidden uw schreien, uw kermen, uw op de borst slaan, uw vasten, uw aalmoezen, het kan u allemaal niets baten, omdat gij in de schuld en in de toorn zijt gevallen; want zo velen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder de vloek", Gal. 3:10. Op die wijze drukt de Heilige Geest dan Gods vloek en toorn de uitverkorenen, welke Hij oprecht wil bekeren en Christus inlijven door een zaligmakend geloof, zodanig op het hart, dat zij daaronder geheel vernederd worden, voor de voeten van Gods Majesteit. O, zij erkennen nu, uit een volkomen gemoedsoverreding, dat zij niet alleen zondaars zijn van de buik af aan, en dat al wat in of aan hen is, en wat ooit door hen gedaan is, enkel zonde is, maar dat zij ook vervloekte zondaars zijn, die de hel, dood en eeuwige verdoemenis zekerlijk verdiend hebben, en dat God oneindig heilig en vlekkeloos rechtvaardig is, die de schuldigen geenszins wil onschuldig houden. Zij moeten die rechtvaardigheid in God nu ook volkomen billijken en toestemmen, ja, die aanbidden en prijzen, daarvoor beven, en zich daaraan geheel onderwerpen, met te erkennen, dat God hun geenszins onrecht zou doen, indien Hij hen voor eeuwig in de hel wilde werpen. Hun mond is hier, voor de hoge en heilige God, geheel gesloten en verstomd, en zij hebben niets voor Hem in te brengen tot hun verschoning; ach nee, maar zij roepen uit met David: Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet open doen, Ps. 39:10. Bij U, o Heere, is de gerechtigheid, bij ons de beschaamdheid der aangezichten, Dan. 9:7. En zo wordt hier dan bevindelijk en praktikaal, met het gemoed, de waarheid erkend van de heilige leer van de Apostel, opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij. Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden voor Hem, Rom. 3:19, 20. Hier eindigen dan nu ook des mensen eigenwerk en gerechtigheid, waarin hij totnogtoe is blijven staan, onder al zijn voorgaande overtuigingen, arbeidende slechts alleen met zijn smekingen en tranen, en met een menigte van allerlei plichtsbetrachtingen, om Gods toorn te stillen, Zijn rechtvaardigheid af te wenden of te verzachten, en om Zijn genade en barmhartigheid te verwerven, zonder een hartelijk geloof in de Middelaar Christus Jezus. Want dit is gewoonlijk het uitwerksel van een onvolkomen overtuiging (indien de mens anders niet inkeert in een weg van volstrekte wanhoop, gelijk Kaïn, Saul, Judas en anderen), dat de drukkende last van de zonden op het hart en van de vrees van de dood zodanige ontwaakten en bekommerden enkel maar drijft in een wettische weg van eigen werkelijkheid, om God tot barmhartigheid over zich te bewegen. De mensen zijn uit hun ongelovige aard, en in hun diepe geestelijke blindheid toch al genegen, om eveneens met God te handelen, als een gevangen misdadiger doen zou, die wel genoeg overwonnen zijnde van zijn bedreven kwaad, dat des doods waardig is, zodat hij daartegen geen uitzonderingen, ijdele verschoningen of ontkennende pleitredenen weet aan te voeren, echter de heiligheid en de gestrengheid van het recht, dat tegen hem is, niet behoorlijk overweegt, en dus niet aanmerkt, dat hij met een onkreukbare en onverbiddelijke Richter te doen heeft, wiens ambt vereist, de gerechtigheid enkel maar te dienen en uit te voeren. Zulk een misdadiger, zoekende zijn leven nog te redden en te behouden, indien mogelijk, zou het dan immers alleen daarop toeleggen, om te trachten met tranen en smekingen en met goede beloften, het hart van de Richter te vermurwen, en Hem tot barmhartigheid en medelijden te bewegen. Maar zo ras hij overtuigd wordt van de onverbiddelijke rechtvaardigheid en gestrengheid van de Richter, en dat het vonnis, over hem geveld, onveranderlijk en onherroepelijk is, acht hij zijn leven verloren te zijn, en laat af, om het behoud van hetzelve nog langer te schreien en te smeken. Nu gevoelt hij eerst het gewicht van het doodvonnis, dat hem drukt. O, hoe bang en benauwd is het hem nu, hoe is die arme mens nu te moede! Nu ziet of weet hij geen uitkomst meer om zijn leven te behouden; hij moet zich nu tot de dood gaan schikken, zulks is het beste en het enigste, wat hij kan doen. Dit is een bekwaam afbeelding van een ware geestelijke en zaligmakende overtuiging van zonden. Zo wordt de uitverkoren zondaar eerst recht voor God verslagen en verootmoedigd, verbrijzeld en verbroken van hart. Zo komt hij geheel aan het einde van zijn eigen wettisch leven, en laat al zijn eigen werk en gerechtigheid geheel varen, en treedt in zijn verloren staat, als een arme Tollenaar, en roept uit: dat het nu buiten hoop is.


Van der Groe over de Geest der aanneming tot kinderen:
Zie, zo breekt Gods Geest dan nu de fundamenten van het oude Werkverbond in het hart van de zondaar geheel op, dat er ook zelfs niet een steen meer van blijft liggen, ten einde in die diepe, ledige en ontblote grond van 's mensen hart, het vaste en eeuwige fundament van het geloof, Christus Jezus, nu te plaatsen, door middel van de gewisse beloften van het Evangelie, en daarop dan het heerlijke gebouw van het nieuwe Genade verbond, in Zijn bloed, neer te zetten, hetwelk de poorten der hel niet zullen overweldigen. En op die wijze komt dan een ware Gereformeerde bekering, die geheel veel verschilt van alle Pelagiaanse of Enthusiastische schone konterfeitsels (namaaksels) van bekering, waar er zo velen ongelukkig mee gaan naar het eeuwige verderf. Mensen, die wel de genade van het Evangelie willen geloven, maar die de vloek van de wet nooit willen geloven. Waarlijk, dan is de genade geen genade meer, indien de mens die niet zuiver en alleen door Christus, maar ook door zijn tranen, gebeden en werken nog heeft weten te verkrijgen, hoe mooi Evangelisch de wijze van zijn wettische handel hier ook al mag liggen, en hoe subtiel zijn bedrog ook mocht zijn. Want waar slechts een half volkomen overtuiging is, die de mens niet geheel en al brengt tot het gevoelen van zijn verloren staat in Adam, gelijk als nu is aangewezen, daar wordt nooit oprecht gelovig, maar altijd wettisch, ongelovig en door eigenwerk met Christus en met het Evangelie gehandeld. De bekommerde ziel slaat daar haar ogen niet zuiver alleen op de beloften van Gods genade, en op de vrije aanbieding van Christus in dezelve aan alle arme radeloze zondaren, zonder onderscheid, die maar van harte gewillig zijn, om Hem, geheel om niet, te ontvangen en aan te nemen. Ach nee! Dat zalig Evangelie blijft voor haar dan nog bedekt, omdat het voorhangsel van haar vlees nog niet geheel in stukken gescheurd is, van boven tot beneden. De mens, hoe benauwd en bekommerd hij ook zijn mag, ligt dan nog zo vast niet gebonden onder de overtuiging van zijn schuld, vloekwaardigheid en onmacht, dat hij zichzelf niet meer roeren of bewegen kan, maar het in een heilige radeloosheid en waarachtige zielsverlegenheid allemaal aan zijn kant, voor de vrije genade Gods in Christus, geheel moet opgeven. Nee, hij werkt in een wettisch en een Evangelisch werkwijze, om met zijn tranen, gebeden en uitroepingen, met zijn belijdenis van zonde, en met allerhande arbeid en plichtsbetrachtingen, God te willen bewegen tot genade, en om een Zaligmaker aan hem te schenken, terwijl hij door enkele blindheid en ongelovigheid niets recht kan zien van de gewilligheid, van de algenoegzaamheid en van de nodiging en vrije aanbieding van Christus, in de beloften van het Evangelie. Indien zó een hier door een nadere ontdekking en inlichting van de Heilige Geest, van deze zijn ongelovigheid niet wordt overtuigd en niet recht wordt ingeleid in zijn verloren staat, hoe hij met al zijn bidden, tranen, werken en begeerten, enz. geheel verdoemelijk is voor God, dan blijft hij in dat ongelovig, wettische werk gewoonlijk zo lang bekommerd en verlegen staan, totdat hij op de een of andere wijze, door een waan- of tijdgeloof uit zijn benauwde angst en overtuiging gered wordt.” (Citaat uit : Toetssteen der ware en valse genade)


Thomas Boston over de Geest der dienstbaarheid tot vreze:
“Laten zij, die door de kracht van de Geest der dienstbaarheid, de wet voor zich hadden open gelegd in haar geestelijkheid, tot hun overtuiging, eens spreken en zeggen, of zij zichzelf bekwaam gevonden hebben om in dat geval hun harten daartoe te neigen. Nee, vonden zij niet, hoe meer dat licht in hun zielen scheen, hoe meer en meer hun harten onbekwaam waren zich daarnaar te voegen? Daar zijn sommigen die gebracht zijn geweest tot de kindergeboorte, die nog steeds in des duivels leger zijn en die uit hun ondervinding kunnen zeggen: licht, ingelaten in het verstand, kan geen leven geven aan de wil, om die bekwaam te maken zich naar de wet te schikken. Als zij wilden zouden zij daar getuigenis van kunnen geven. Maar neemt wat dit betreft het getuigenis van Paulus, die in zijn onbekeerde staat er ver vandaan was zijn uiterste onvermogen tot goed te geloven; maar Hij leerde dat door ondervinding (Rom. 7:9-13). Ik erken dat de natuurlijke mens een zeker soort liefde kan hebben tot de wet, maar hier ligt de kern van de zaak: Hij ziet op de heilige wet in een vleselijk optooisel, en zo denkt hij, terwijl hij een product van zijn eigen inbeelding omvat, dat hij de wet heeft, maar in feite is hij zonder de wet, want hij ziet die voor alsnog niet in zijn geestelijkheid. Indien hij dit deed, zou hij vinden dat de wet de averechtse zijde van zijn eigen natuur is, waar zijn wil zich niet mee kan verenigen, totdat hij veranderd is door de kracht van genade.” (….)


De Leer van de staat van toorn bevestigd en verdedigd
(1) Hoe volstrekt het dreigement van het eerste verbond is: Ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven (Gen, 2:17). Terwijl hierdoor zonde en straf tezamen zijn gehecht, verzekert de waarachtigheid van God de uitvoering van het dreigement. Omdat nu alle mensen van nature zich onder dat verbond bevinden, brengt het verbreken ervan hen onder de vloek.

(2) De rechtvaardigheid van God vordert dat een kind der zonde ook een kind des toorns is, dat als de wet verbroken wordt, de straf die daarop rust, ten uitvoer gebracht zou worden. God, Die de bestuurder en Rechter van de mens is, kan alleen maar recht doen (Gen. 18:25). Nu is het recht bij God zonde te vergelden met toorn (2 Thes. 1:6). Hij is te rein van ogen, dan dat Hij het kwade zou zien (Hab. 1:13). En Hij haat alle werkers der ongerechtigheid (Psalm 5:6).

(3) De verschrikkingen van de natuurlijke consciëntie bewijzen dit. Er is een consciëntie in de boezems der mensen, die hun kan zeggen dat zij zondaars zijn, en daarom onderworpen zijn aan de toorn van God. Laat mensen maar eens een ernstig gesprek houden met zichzelf, en zij zullen het merken dat zij een getuigenis in zichzelf hebben, daar zij het recht Gods weten (namelijk dat degenen, die zulke dingen doen,
des doods waardig zijn. (Rom. 1:32).

4) De weeën van de nieuwe geboorte, het werk van de geest der dienstbaarheid aan uitverkoren zielen, met betrekking tot hun bekering, bewijzen dit. Hierbij worden zij duidelijk geleerd dat hun natuurlijke zondigheid en ellende onderworpen zijn aan de toorn van God. Dit vervult hun hart met vrees voor die toorn. Welnu, omdat deze Geest van dienstbaarheid geen andere is dan de Geest van God, wiens werk is te overtuigen van zonde, en van gerechtigheid en van oordeel (Joh. 16:8), moet dit getuigenis noodzakelijk waar zijn, want de Geest der waarheid kan geen onwaarheid getuigen. Ware gelovigen echter, die bevrijd zijn van de staat van toorn, ontvangen niet den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze, maar zij ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen (Rom. 8:15). En daarom, als er vrees van dien aard oprijst, nadat de ziel verenigd is met Christus, dan komt die voort uit de eigen geest, of uit een ergere.

Ten vijfde. De lijdensweg van Christus bewijst deze leer duidelijk: Waarom was de Zoon van God een Zoon onder de toorn, dan alleen omdat de kinderen der mensen kinderen des toorns waren? Hij verdroeg de toorn van God niet voor Zichzelf, maar voor diegenen, die er aan onderworpen waren in hun eigen persoon. Ja, dit toont ons niet alleen aan, dat wij aan de toorn onderworpen zijn geweest, maar ook dat de toorn een uitweg moest hebben in het straffen van de zonde. Als dit aan het groene hout geschiedt, wat zal er aan het dorre geschieden? In wat voor ellendigen staat moet een zondaar zijn, die buiten Christus is, die niet levend verenigd is met Christus, en geen deelgenoot is van zijn Geest? God die zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, zal zulk een zeker niet sparen. De onwedergeboren mens, die geen grote waarde in de eer van God ziet, zal echter geneigd zijn om op te staan tegen zijn Rechter, en in zijn eigen hart Zijn rechtspleging te veroordelen. Nochtans moet het vonnis rechtvaardig zijn, aangezien de Rechter oneindig rechtvaardig is. Daarom moet u om uw mond te stoppen, o trotse zondaar, en om uw geroep tegen uw rechtvaardige Rechter te stillen, het volgende overwegen: Eerst. Dat u een zondaar zijt van nature, en dat het uitermate redelijk is dat schuld en toorn zo oud zijn als de zonde. Waarom zou God niet beginnen Zijn eer te verdedigen, zodra verachtelijke wormen die beginnen te verminderen? Waarom zou een slang de dief niet bijten, zodra hij over de afrastering springt? Waarom zou de bedreiging de zondaar niet aangrijpen, zodra hij het gebod verwerpt? De vergiftige natuur van de slang verleent een mens genoegzame grond om die te doden, zodra hij haar ook maar bereiken kan. Gij kunt er nu ondertussen wel van overtuigd zijn dat uw natuur één kluwen vijandschap is tegen God. (Citaat uit : De viervoudige staat)
Want, de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zaligen, dat verloren was.
http://www.dewoesteweg.nl
Gebruikersavatar
Mariavt
Berichten: 2095
Lid geworden op: 26 mar 2007, 13:11
Locatie: Haarlem

Re: Wedergeboorte

Bericht door Mariavt »

Mag ik het gewoon bij de bijbel houden? Ik word hier heel verdrietig van omdat ik het niet begrijp met mijn eenvoudige verstand...........Doe mij dan maar een dagboek of preek van RM.MC CHEYNE
Alleen wie door de duisternis van de nacht is gegaan, kan het licht van de morgen naar waarde schatten !

He will wipe away every tear from their eyes. Death shall be no more, neither shall be mourning nor crying nor pain anymore, for the former things have passed away. Revelation 21:4
theoloog
Berichten: 491
Lid geworden op: 04 feb 2004, 23:34
Locatie: Veenendaal
Contacteer:

Re: Wedergeboorte

Bericht door theoloog »

DWW schreef:
Fjodor schreef:
DWW schreef:@ Fjodor,

Het geloof in de wet mijnt z'n vonnis, en gaat altijd vooraf aan het geloof in het Evangelie.
Een geloof in het Evangelie, zonder een voorafgaand geloof in de wet, is een vals geloof.
Ja, dat geloof ik wel. Maar ik denk niet dat je dat het sterven met Christus van de bijbel mag noemen.
Want de eenwording van Christus is de de basis, de werkzame kracht tot zaligmaking.
En de rechtvaardigheid is niet uit de wet maar uit het geloof. Dus de eenwording met Christus is ook uit het geloof.

Waarom noem je het geloof in de wet eigenlijk geloof? Wat is dat dan voor geloof, rechtvaardigend geloof?
Omdat onze godzalige oudvaders daar ook over spraken.


Kohlbrugge over de Geest der dienstbaarheid tot vreze:
“Velen zijn er onder ons, die uiterlijk de Wet kennen en geleerd hebben, zonder evenwel de stem van God zo in het vuur vernomen te hebben, dat zij daardoor van doodsangst niet wisten, waar te blijven. Tot deze zeg ik, dat al wie Leven uit God ontvangt, een tijd kent, waarin hij de stem van God in zo'n donder en bliksem, in zo'n vuur vernomen heeft, zoals eertijds de kinderen Israëls Ik wens degene geluk, wie de stem Gods, de stem van Zijn Wet, zo in de oren gedonderd heeft of dondert, dat hij daarover geheel verschrikt en als doodgeslagen is. "Gij zult geen andere goden voor Mijn Aangezicht hebben! … Gij zult niet begeren", dat is de stem van de levende God uit het midden des vuurs! Dit gebod en verbod moet bij u waarheid worden; het recht der Wet moet in u vervuld zijn. Wat heeft God aan uw ganse christendom, als u voor zo'n stem niet beeft en uitroept: "Wee mij. Hier hoor ik tot mij het woord: u zult niet begeren, u zult niet dit, u zult niet dat! … En, ik ben een afgodendienaar, een moordenaar, een hoereerder en echtbreker, een dief en rover, een lasteraar van God en van mijn naaste, een weerspannige, en … ik kan niet geloven; ik heb de eeuwige dood verdiend." Ik herhaal het: Wat heeft de levende God aan al dat praten van uw geloof, als gij u vleit met dingen, die toch bij u geen waarheid, geen werkelijkheid zijn! De Wet laat zich niet in een graf werpen. Die mens bedriegt zichzelf, die Gods stem verneemt en niet verbrijzeld wordt, die niet verslagen in angst des doods belijdt: Dit "gij zult niet" is niet bij mij. De zodanige misleidt zijn hart, wie het er niet om te doen is, dat dit "gij zult niet" bij hem in vervulling gekomen zij. Waarheen dan nu, opdat dit bij u in vervulling gekomen zij? De berg der heiligheid op met uw verontschuldigingen? Met uw goede voornemens, met het u in achtnemen voor verdere zonden? Wie er lust toe heeft, die wage het, maar hij zal verpletterd worden. Naar God wilt u heen? Naar God met berouw, met boete, met veel tranen? Maar Hij spreekt in een vuur en in een gloed van toorn, die u verteert!


Kohlbrugge over de Geest der aanneming tot kinderen:
O, welgelukzalig hij, die met een verbrijzeld en verslagen hart, bij het gevoel van Zijn verdoeming, buigend onder het recht Gods, in doodsbenauwdheid het woord verneemt: "Uit het midden van u heb Ik een Profeet verwekt, naar Hem zult gij horen." God laat Zich met geen zondaar in. Geest kan Zich niet inlaten met het voor Hem verdoemde vlees. Maar God in Zijn ontferming geeft en heeft gegeven een Profeet, naar Hem moeten wij gaan. Dezen Profeet houd ik u voor; Zijn Naam is: Jezus Christus. Wie zich vervloekt en verdoemd gevoelt, wie in een doodsangst beeft voor de stem van de heilige God, die hore deze Profeet, gelijk God het heeft bevolen. Wie niet in overeenstemming is met de Wet, die is de eerste dood gestorven; wie echter Hem, deze Profeet, niet hoort of wie Hem veracht, die sterft de tweede dood; wie Hem hoort, die ademt Hij van Zijn lippen eeuwig leven in de ziel; van deze neemt Hij weg de drievoudige dood. Wat weten wij zonder deze Profeet van God? Slechts dit: Hij is een verterend Vuur, en wij zijn verloren. Wat doet deze Profeet, als u bij Hem ter school gaat, u door Hem laat onderwijzen? Hij bestraalt u met Zijn wonderbaar licht, Hij openbaart Zichzelf aan u als de Waarheid, en u ziet al de banden der duisternis en der onkunde van God van u afgeworpen. Hij openbaart u de ganse zaak uwer zaligheid, de ganse raad Gods, hoe dat alles waarheid is in Hem, de Heere Jezus, en Hij geeft u Zijn Geest. Hij neemt de blindheid, de aangeboren onwetendheid van u weg. Hij leert u, dat deze in vuur en gloed sprekende God, deze rechtvaardige Rechter door Hem uw Vader is; dat Hijzelf aan Diens gerechtigheid voldaan heeft, en dat Hij dit "Gij zult niet" voor u vervuld heeft. Voorts leidt Hij u in de hoofdstukken van Zijn leer, hoe Hij voor u van God is uitgezonden; hoe Hij is geworden uit een vrouw, geworden onder de Wet; hoe Hij een vloek geworden is voor u, om u van de vloek der Wet te verlossen, en hoe Hij u een eeuwige zegen, eeuwige gerechtigheid, eeuwig leven heeft aangebracht van de Vader, zodat er geen verdoemenis voor u is, omdat Hij u in Zich heeft opgenomen. En zo brengt Hij u naar Gethsémané, voert u voor de geestelijke en voor de wereldlijke rechterstoel; Hij neemt u met Zich op Golgotha, aan het kruis, in het graf; Hij staat met u op uit de doden, vaart met u op ten hemel. Als nu verrast Hij u, zeggende tot u: Zie, dit Mijn paradijs is het uwe; u hebt de verlossing van al uw misdaden in Mijn bloed; u hebt recht op de liefde Mijns Vaders, recht op de erfenis. En met dit Zijn onderwijs, waarin Hij gedurig het geloof in uw hart werkt, herschept Hij u, geeft u zijn gezindheid, ook Zijn Geest, en werpt aldoor Zijn licht, het licht van Zijn genade, op dit "Gij zult niet", opdat u gedurig op Hem ziet, u aan Hem houdt, en zo zult u niet alleen doen, maar zo doet u werkelijk de goede en heilige en volmaakte wil van God, zonder dat u het weet. Genoeg, dat u dit éne weet: "Zonder U, o mijn Profeet, mij van God gegeven, vermag ik niets." Vervloekt is het volk, dat de Wet niet bewaart, dat deze Profeet niet hoort en niet gelooft! Gezegend is het volk, dat bij Hem ter school gaat, en alleen dit weet, dat het zonder Hem niets weet en ook niets vermag! O, welk een goede, geduldige Leraar is Hij! "Spreek, Heere, Uw dienstknecht hoort!" AMEN.” (Citaat uit preek over Deut. 18:15-19)


Huntington over de Geest der dienstbaarheid tot vreze:
“Een bevindelijke, geestelijke, hartgrondige kennis van de Heere Jezus Christus, moet bezeten wonden voordat het eeuwige leven kan worden gekend, gevoeld af genoten. Hoofdkennis gaat van hoogmoed vergezeld, en stelt de mens aan de verdoemenis van de duivel bloot, terwijl hartgrondige kennis vergezeld is van het eeuwige leven. U begint uw verhandeling over de kennis aan het verkeerde einde. De zondaar leert zijn eerste les in de godsdienst niet uit het Evangelie maar uit de wet. Hij begint niet met Jezus Christus, maar met de Vader. Een iegelijk die het gehoord, en van de Vader geleerd heeft, komt tot Mij. De zondaar zal nimmer hongeren, noch dorsten naar de gerechtigheid, voordat het vonnis des doods hem eetlust geeft. God, die een verterend Vuur is, komt nabij de uitverkoren zondaar ten oordeel, en verschijnt in Zijn vurige wet. Dan roept hij tot God in zijn druk, en wordt verlost; maar is hij zeker dat hij zijn antwoord krijgt uit de schuilplaats des donders. Psalm 81 : 7. Hier krijgt de arme zondaar zijn eerste indrukken van de ontzaggelijke eigenschappen Gods, die te diep voor de tijd zijn en de eeuwigheid indringen om nooit meer onzichtbaar te worden. In de spiegel van de wet komt Gods heiligheid te voorschijn. In dit verbazend gezicht wordt de vreselijke melaatsheid van het hoofd tot de voeten, beide inwendig en uitwendig ontdekt. Deze beschouwing brengt de schuld en onreinheid van de bodem van het hart in beweging, terwijl de heersende besmetting een walgelijke ziekte blijkt te zijn. Alle uitwendig vernis, dode werken, droge vormelijkheid, goede naam, vals vertrouwen, toevlucht der leugens en wettische hoop, … allen vinden tezamen hun begrafenis; of vliegen weg als kaf van de dorsvloer; of als schoorsteenrook; zodat er geen plaats voor gevonden wordt. Het is dit gezicht en geroep van de Serafs: "Heilig! Heilig! Heilig!", dat de profeet Jesaja het aangezicht deed bedekken en uitroepen Onrein! Onrein! Bij het gezicht der Goddelijke heiligheid in de wet, wordt de zonde levende, en de Gerechtigheid past het vonnis toe. De zondaar heeft ook geen enkele pleitgrond om er op aan te dringen waarom dat niet spoedig ten uitvoer zou worden gelegd. Zijn mond word gestopt en hij is schuldig voor God geworden. Zo'n zondaar ziet én gevoelt dat God strikt rechtvaardig is. Hier gaan al zijn vroegere inbeeldingen, van een God Die enkel genade is, hem verlaten en ontvallen. De waarheid Gods, is niet minder verschrikkelijk voor de zondaar dan Zijn gerechtigheid. Hij ziet dat God gesproken, en Zijn toorn tegen de zonden geopenbaard heeft; en Zijn vloek over de overtreder heeft uitgesproken, én verklaard heeft, dat Hij de onschuldige geenszins zal onschuldig houden. En trouw moet Hij zijn aan Zijn eer, en aan het woord dat uit Zijn. lippen gegaan is. Derhalve ziet de arme zondaar geen weg van ontkoming. Hij doet belijdenis; hij schreeuwt om genade; hij grijpt elke beweegreden aan die onder zijn bereik licht. Hij keert zijn voet naar het getuigenis, en haast zich, en vertraagt niet om de geboden te onderhouden. Hij maakt de wet zijn enig regel voor leven, wandel en gedrag; en zal zich, in gouden ernst aan de vervulling van elke plicht die hem recht toeschijnt, in hoop van zijn Formeerder te bewegen om hem barmhartig te zijn. Maar hier ontdekt zich de onveranderlijkheid Gods. Hij ervaart dat God één van gemoed is, en niemand Hem kan keren; en dat Hij doet wat Hem welbehaaglijk is. Dit vernielt zijn vroeger denkbeeld dat God veranderlijk, en evenals hij zelf zou zijn. Hij is genoodzaakt te erkennen dat er bij God een vreselijke Majesteit is; en betreffende de Almachtige en Zijn wegen, hij kan ze niet doorzoeken. En zondaar alzo gedagvaard, en overtuigd van de heiligheid, rechtvaardigheid, waarheid en onveranderlijkheid Gods, is ten einde raad. Hij is als een wilde stier in een net, vol van de woede en bestraffingen van zijn Formeerder. Elke wond die op het zachtst geheeld was, wordt opengerukt; elke uitweg of valse toevlucht, afgesneden; aan gerechtigheid en heiligheid door de wet, wordt geheel en al gewanhoopt; en de weg ten hemel door de werken - hetzij geheel of ten dele, - voor eeuwig toegesloten. Tot zover leert de zondaar in de wet, de enige waarachtige God kennen. Deze les vormt hem voor de verse, levende, en geheiligde Weg, door het voorhangsel. En zó de wet te gebruiken is die op wettelijke wijze te bezigen. Want zij is niet gemaakt voor de rechtvaardige mens, maar voor die zonder wet, en ongehoorzaam zijn; voor de goddelozen en voor de zondaars. Want wij weten, zegt Paulus, dat hetgeen de wet zegt, zij het zegt tot degenen die onder de wet zijn, opdat aller mond gestopt worde, en de gehele wereld voor God verdoemelijk licht. Zondaars, die nooit hun krankheid gevoelen, te wijzen op een Geneesheer, en hen aan Christus verloven voordat hun eerste man gestorven is, is hen tot hoererij te leiden. Een zondaar die het aldus van de Vader leert, komt tot Christus. Tot Wie niemand komt tenzij de Vader hem trekke. Het gezicht van deze zondaar is niet zodra naar Sion gekeerd, of de storm schijnt achter zijn rug, welke lieflijk bedaard wordt door een zachte stem achter hem, die hem te kennen geeft dat hij nu op de weg is. Stervende liefde weerklinkt, door de Geest van het kruis in zijn geweten; welke weder beantwoord wordt door de stem des geloofs. Maar dan nog zo onduidelijk dat de zondaar het nauwelijks verstaan kan, ofschoon de ziel er de uitwerksels van gevoeld.”


Huntington over de Geest der aanneming tot kinderen:
“Hierop begint het hart zijn natuurlijke hardheid te verliezen, en trapsgewijze te openen en te verruimen; terwijl elke kracht der ziel wakende is, en elke gedachte des harten gevestigd is op de nieuwe beweging. Totdat de Geest Gods een Goddelijke zalving op het verstand brengt, en de zondaar een gekruiste Zaligmaker. voorstelt, als het enig Voorwerp van hoop en van Hem als zodanig getuigt. Met een verlangend oog ziet de arme zondaar uit, en met bevend hart en wankelend geloof, smacht hij en smeekt God hem nabij te brengen, en Christus aan hem te openbaren. Gelijk het oog eens mans is op de hand zijns meesters, en zo het oog der dienstmaagd is op de hand harer meesteres, alzo wacht het oog des zondaars op God totdat Hij hem genadig zij. Zijn aangezicht naar Sion gekeerd zijnde, ziet hij daarheen. Want uit Sion, de volmaaktheid der schoonheid; verschijnt God blinkende. En in het hart van de zondaar schijnt Hij om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus. En in die heerlijke glans, daalt de Zaligmaker in zijn hart neer, en openbaart God Zijn Zoon aan hem. Wanneer de stem van het verzoenend bloed op eenmaal al de donderende vloekspraken van Sinaï versmoort, en elke beschuldiging in dat ontzettende gerechtshof tot zwijgen brengt, gevoelt de zondaar zich bij God aan de genadetroon, waar de rechtvaardigen, (in Christus), met Hem mogen redetwisten, en alzo voor eeuwig verlost worden van hun Rechter; (Job 23:6-7,) tenzij Hij het de kinderen der dienstbaarheid toelaat, zich weer in dienstbaarheid terug te voeren. De zondaar vond de rechtvaardigheid en waarheid Gods in de wet, die zijn oor voor de tucht opende; en nu vindt hij in Christus goedertierenheid en vrede in overeenstemming met waarheid en gerechtigheid. Waar goedertierenheid en waarheid elkaar ontmoetten, daar ontmoeten een verzoend God en de ware boetvaardige elkaar; en waar de gerechtigheid en vrede elkaar kusten, daar kust de Vader de verloren zoon, en de verloren zoon kust de Koning des Vredes. Zulk, een is de man die de berg Sinaï ontkomen is, die niet mocht worden aangeraakt, en die brandt met vuur. Hij is gegaan uit de donkerheid, en het onweder, en uit het geklank der bazuin, en de stem der woorden, en is gekomen tot de berg Sion, waar de Zaligmaker regeert, en tot de stad des levenden Gods, welke Hij heeft uitgekozen, gegrondvest en gesticht, en waar Hij woont, namelijk het hemels Jeruzalem. Deze is de gehuwde vrouw, de vrije vrouw, en de moeder van elke vrijgeboren zoon. Hij is gekomen tot een ontelbaar gezelschap, van engelen, die uitverkoren waren door de Vader, in hun staat bevestigd door de Zaligmaker, en die het gevolg des Heeren uitmaken; zijne dienstbare geesten ten dienste van de erfgenamen der belofte, en mededienaren der heiligen; en tot de algemene vergadering, beide der Joden en der heidenen; en tot de gemeente der eerstgeborenen, welke de oudste Broeder kocht met Zijn bloed, bekleedt met Zijn gerechtigheid, en geheiligd door Zijn bloed en Geest. Deze gemeente bestaat uit eerstgeboren zonen, erfgenamen der belofte, en der genade ten leven, welker namen geschreven zijn in de hemelen, in het boek des levens des Lams, verordineerd zijnde ten eeuwigen leven, of voorverordineerd beide tot genade en heerlijkheid. Hij is gekomen tot God de Rechter over allen, in Christus verzoend, en die de Rechtvaardiger is van dengene die in Jezus gelooft; en tot de geesten der volmaakte rechtvaardigen; volmaakt onder de invloed van dezelfde Geest der belofte, en in vereniging met hetzelfde Verbondshoofd; én tot Jezus de Middelaar des Nieuwen Testaments, Die de zonden van Zijn volk reinigt, Die vrede gemaakt heeft door het bloed Zijns kruises, en Die het verkondigt, en handhaaft in Zijn gehele rijk; Wiens koninkrijk niet van deze wereld is; en tot het bloed der besprenging, dat spreekt van schuldvergeving, vrede, verzoening, vriendschap met God, en toegang tot Hem. Deze, deze is de mens, die geestelijk en bevindelijk de enige waarachtige God kent, en Jezus Christus Die Hij gezonden heeft. Wie te kennen het eeuwige leven is. En zulk een heeft het leven door Christus in God verborgen; hij heeft leven in zijn Verbonds Hoofd. Hij heeft door het geloof het eeuwige leven aangegrepen. Hij heeft het leven in de belofte, en het leven en de onsterfelijkheid, zijn in zijn ziel aan het licht gebracht. Hij is levend en leeft door het geloof des Zoons Gods. En heeft een levende hoop, vast en zeker, welke ankert binnen het voorhangsel.” (Citaat uit brief in : De gebroken bak en de Springbron.)


Van der Groe over de Geest der dienstbaarheid:
“Maar aangezien in de weg van de gerechtigheid geen misdaad begrepen kan worden zonder straf, alzo volgt in de weg van de Geest op de overtuiging van de schuld of de zonde dan ook altijd onmiddellijk die van de vloek en de dood. Want de bezoldiging der zonde is de dood, Rom. 6:13. Daarom leidt de Catechismus ons van de zonde dan ook aanstonds tot haar tijdelijke en eeuwige straf, ons voorhoudende (vraag 9-11), de geduchte heiligheid en rechtvaardigheid van de almachtige God, de hoge Richter van hemel en aarde. Hiervan overtuigt de Heilige Geest de gelovige zondaar niet minder dan van de zonde zelf. Datzelfde Goddelijke licht van de waarheid, hetwelk de Geest in 's mensen hart ontsteekt, en dat hem de schuld en walgelijke onreinheid en de aangeboren besmetting van de zonde duidelijk ontdekt, stelt hem ook niet minder duidelijk en levendig de verdoemelijkheid en strafwaardigheid van zijn zonde in het gericht van de hemel voor ogen. Des Heeren Geest, verlichtende het hart met de heldere zonnestralen van de waarheid van de Schrift, acht het geenszins genoeg tot de mens slechts te zeggen: gij zijt een zondaar, in de zonde geboren en daarin opgevoed; gij hebt anders niet dan zonde gepleegd van de buik af aan; uw beste werk is enkel zonde; gij zijt geheel melaats en onrein van de voetzolen tot aan het hoofd; dit moet gij, o zondaar! kennen, belijden en betreuren. Alle zodanige overtuiging zou in genen dele genoegzaam zijn, om de zondige mens recht te vernederen voor de hoge God en om hem geheel en al te brengen tot een hartgrondige verslagenheid over zijn zonden, en tot een heilige radeloosheid en een ware armoede van de Geest, zoals vereist wordt om een gepast voorwerp te zijn voor Christus en voor de vrije genade van het Evangelie. Want als de mens alleen maar van zijn zonde overtuigd werd, zonder dat hem Gods rechtvaardigheid en zijn verdiende straf ook tevens met kracht op zijn hart gedrukt wordt, zo zou hij dan voor Gods ontzaggelijke hoogheid, heilige majesteit en almachtige toorn en gramschap geenszins vrezen, of zich daaromtrent veel bekommeren, en zo zou hem de zonde, vanwege haar bittere en dodelijke gevolgen dan ook nooit recht tot een drukkende last zijn voor zijn gemoed, maar hij zou slechts uit zichzelf een deel flauwe en geveinsde pogingen bij God aanwenden en altijd maar in een werkverbond heimelijk blijven steken, zonder gelovig oprecht met Hem te handelen door de Borg en Middelaar Christus naar de voorgeschreven weg van het heilige Evangelie. Ja, het is niet mogelijk, dat er een ware overtuiging van zonde zou kunnen zijn, zonder overtuiging van de straf en van de dood en de vloek, die onafscheidelijk aan de zonde vast zijn. Want de zonde wordt in haar ware gedaante en natuur nooit recht van ons gezien dan in het helderschijnend licht van Gods oneindige hoogheid, heiligheid, gerechtigheid enz. Daar bekent men dan eerst recht tegen welk een geduchte en vreselijke Majesteit men gezondigd heeft, die de alvermogende Heere van hemel en aarde is en die de minste versmading of ontering van Zijn hoogheid niet kan verdragen of dulde, dat Zijn heilige geboden van enig schepsel overtreden of veracht worden. Wij hebben maar iets van Gods oneindige heiligheid en oppermacht te kennen, om te bemerken, welk een vreselijk God Hij is, welk een haat Hij heeft tegen de minste zonde, hoe schrikkelijk Hij Zich daarover vertoornt en welk een grimmig wreker Hij is om de zondaars tijdelijk en eeuwig te straffen. Dit zal ons dan van zelf leiden tot de gestrenge vloek van de wet, die God aan de ongehoorzamen en overtreders bedreigd heeft, zeggende: "Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet om dat te doen," Gal. 3:10.

Deze Goddelijke sententie, eenmaal uitgesproken in het heilige gericht des hemels, is vast en onherroepelijk en even zomin als God Zijn wezen en deugden kan veranderen, kan Hij die sententie veranderen. Daarom zal nooit een enig zondaar uit genade gerechtvaardigd worden door het geloof in Christus, over wiens ziel dit veroordelend vonnis van de Goddelijke gerechtigheid niet eerst bevindelijk gegaan en uitgesproken is, door het inwendige licht van de Heilige Geest, hetwelk hem die waarheid duidelijk genoeg doet kennen, hartelijk geloven en personeel doet toe-eigenen, alzo dat de Geest hier zelf spreekt in het hart van de zondaar: gij zijt een goddeloos en vervloekt zondaar; gij ligt onder Gods toorn; gij zijt gevallen in de misdaad van de gekwetste Goddelijke Majesteit en hebt de dood en de helse straffen eeuwig verdiend; vervloekt is uw lichaam en ziel, uw gaan en staan, uw eten en drinken, ja ook uw eigenwillige en ongelovige godsdienst en uw beste deugden en werken; gij hebt met dat alles van Gods barmhartigheid niets te hopen; want Hij is een rechtvaardig Richter, een God die alle dagen toornt; "al wiest gij u schoon met salpeter en naamt u veel zeep, zo is toch uw ongerechtigheid voor Mijn aangezicht getekend, spreekt de Heere, Heere", Jer. 2:22. "O zondaar", zegt de Geest, "uw bidden uw schreien, uw kermen, uw op de borst slaan, uw vasten, uw aalmoezen, het kan u allemaal niets baten, omdat gij in de schuld en in de toorn zijt gevallen; want zo velen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder de vloek", Gal. 3:10. Op die wijze drukt de Heilige Geest dan Gods vloek en toorn de uitverkorenen, welke Hij oprecht wil bekeren en Christus inlijven door een zaligmakend geloof, zodanig op het hart, dat zij daaronder geheel vernederd worden, voor de voeten van Gods Majesteit. O, zij erkennen nu, uit een volkomen gemoedsoverreding, dat zij niet alleen zondaars zijn van de buik af aan, en dat al wat in of aan hen is, en wat ooit door hen gedaan is, enkel zonde is, maar dat zij ook vervloekte zondaars zijn, die de hel, dood en eeuwige verdoemenis zekerlijk verdiend hebben, en dat God oneindig heilig en vlekkeloos rechtvaardig is, die de schuldigen geenszins wil onschuldig houden. Zij moeten die rechtvaardigheid in God nu ook volkomen billijken en toestemmen, ja, die aanbidden en prijzen, daarvoor beven, en zich daaraan geheel onderwerpen, met te erkennen, dat God hun geenszins onrecht zou doen, indien Hij hen voor eeuwig in de hel wilde werpen. Hun mond is hier, voor de hoge en heilige God, geheel gesloten en verstomd, en zij hebben niets voor Hem in te brengen tot hun verschoning; ach nee, maar zij roepen uit met David: Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet open doen, Ps. 39:10. Bij U, o Heere, is de gerechtigheid, bij ons de beschaamdheid der aangezichten, Dan. 9:7. En zo wordt hier dan bevindelijk en praktikaal, met het gemoed, de waarheid erkend van de heilige leer van de Apostel, opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij. Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden voor Hem, Rom. 3:19, 20. Hier eindigen dan nu ook des mensen eigenwerk en gerechtigheid, waarin hij totnogtoe is blijven staan, onder al zijn voorgaande overtuigingen, arbeidende slechts alleen met zijn smekingen en tranen, en met een menigte van allerlei plichtsbetrachtingen, om Gods toorn te stillen, Zijn rechtvaardigheid af te wenden of te verzachten, en om Zijn genade en barmhartigheid te verwerven, zonder een hartelijk geloof in de Middelaar Christus Jezus. Want dit is gewoonlijk het uitwerksel van een onvolkomen overtuiging (indien de mens anders niet inkeert in een weg van volstrekte wanhoop, gelijk Kaïn, Saul, Judas en anderen), dat de drukkende last van de zonden op het hart en van de vrees van de dood zodanige ontwaakten en bekommerden enkel maar drijft in een wettische weg van eigen werkelijkheid, om God tot barmhartigheid over zich te bewegen. De mensen zijn uit hun ongelovige aard, en in hun diepe geestelijke blindheid toch al genegen, om eveneens met God te handelen, als een gevangen misdadiger doen zou, die wel genoeg overwonnen zijnde van zijn bedreven kwaad, dat des doods waardig is, zodat hij daartegen geen uitzonderingen, ijdele verschoningen of ontkennende pleitredenen weet aan te voeren, echter de heiligheid en de gestrengheid van het recht, dat tegen hem is, niet behoorlijk overweegt, en dus niet aanmerkt, dat hij met een onkreukbare en onverbiddelijke Richter te doen heeft, wiens ambt vereist, de gerechtigheid enkel maar te dienen en uit te voeren. Zulk een misdadiger, zoekende zijn leven nog te redden en te behouden, indien mogelijk, zou het dan immers alleen daarop toeleggen, om te trachten met tranen en smekingen en met goede beloften, het hart van de Richter te vermurwen, en Hem tot barmhartigheid en medelijden te bewegen. Maar zo ras hij overtuigd wordt van de onverbiddelijke rechtvaardigheid en gestrengheid van de Richter, en dat het vonnis, over hem geveld, onveranderlijk en onherroepelijk is, acht hij zijn leven verloren te zijn, en laat af, om het behoud van hetzelve nog langer te schreien en te smeken. Nu gevoelt hij eerst het gewicht van het doodvonnis, dat hem drukt. O, hoe bang en benauwd is het hem nu, hoe is die arme mens nu te moede! Nu ziet of weet hij geen uitkomst meer om zijn leven te behouden; hij moet zich nu tot de dood gaan schikken, zulks is het beste en het enigste, wat hij kan doen. Dit is een bekwaam afbeelding van een ware geestelijke en zaligmakende overtuiging van zonden. Zo wordt de uitverkoren zondaar eerst recht voor God verslagen en verootmoedigd, verbrijzeld en verbroken van hart. Zo komt hij geheel aan het einde van zijn eigen wettisch leven, en laat al zijn eigen werk en gerechtigheid geheel varen, en treedt in zijn verloren staat, als een arme Tollenaar, en roept uit: dat het nu buiten hoop is.


Van der Groe over de Geest der aanneming tot kinderen:
Zie, zo breekt Gods Geest dan nu de fundamenten van het oude Werkverbond in het hart van de zondaar geheel op, dat er ook zelfs niet een steen meer van blijft liggen, ten einde in die diepe, ledige en ontblote grond van 's mensen hart, het vaste en eeuwige fundament van het geloof, Christus Jezus, nu te plaatsen, door middel van de gewisse beloften van het Evangelie, en daarop dan het heerlijke gebouw van het nieuwe Genade verbond, in Zijn bloed, neer te zetten, hetwelk de poorten der hel niet zullen overweldigen. En op die wijze komt dan een ware Gereformeerde bekering, die geheel veel verschilt van alle Pelagiaanse of Enthusiastische schone konterfeitsels (namaaksels) van bekering, waar er zo velen ongelukkig mee gaan naar het eeuwige verderf. Mensen, die wel de genade van het Evangelie willen geloven, maar die de vloek van de wet nooit willen geloven. Waarlijk, dan is de genade geen genade meer, indien de mens die niet zuiver en alleen door Christus, maar ook door zijn tranen, gebeden en werken nog heeft weten te verkrijgen, hoe mooi Evangelisch de wijze van zijn wettische handel hier ook al mag liggen, en hoe subtiel zijn bedrog ook mocht zijn. Want waar slechts een half volkomen overtuiging is, die de mens niet geheel en al brengt tot het gevoelen van zijn verloren staat in Adam, gelijk als nu is aangewezen, daar wordt nooit oprecht gelovig, maar altijd wettisch, ongelovig en door eigenwerk met Christus en met het Evangelie gehandeld. De bekommerde ziel slaat daar haar ogen niet zuiver alleen op de beloften van Gods genade, en op de vrije aanbieding van Christus in dezelve aan alle arme radeloze zondaren, zonder onderscheid, die maar van harte gewillig zijn, om Hem, geheel om niet, te ontvangen en aan te nemen. Ach nee! Dat zalig Evangelie blijft voor haar dan nog bedekt, omdat het voorhangsel van haar vlees nog niet geheel in stukken gescheurd is, van boven tot beneden. De mens, hoe benauwd en bekommerd hij ook zijn mag, ligt dan nog zo vast niet gebonden onder de overtuiging van zijn schuld, vloekwaardigheid en onmacht, dat hij zichzelf niet meer roeren of bewegen kan, maar het in een heilige radeloosheid en waarachtige zielsverlegenheid allemaal aan zijn kant, voor de vrije genade Gods in Christus, geheel moet opgeven. Nee, hij werkt in een wettisch en een Evangelisch werkwijze, om met zijn tranen, gebeden en uitroepingen, met zijn belijdenis van zonde, en met allerhande arbeid en plichtsbetrachtingen, God te willen bewegen tot genade, en om een Zaligmaker aan hem te schenken, terwijl hij door enkele blindheid en ongelovigheid niets recht kan zien van de gewilligheid, van de algenoegzaamheid en van de nodiging en vrije aanbieding van Christus, in de beloften van het Evangelie. Indien zó een hier door een nadere ontdekking en inlichting van de Heilige Geest, van deze zijn ongelovigheid niet wordt overtuigd en niet recht wordt ingeleid in zijn verloren staat, hoe hij met al zijn bidden, tranen, werken en begeerten, enz. geheel verdoemelijk is voor God, dan blijft hij in dat ongelovig, wettische werk gewoonlijk zo lang bekommerd en verlegen staan, totdat hij op de een of andere wijze, door een waan- of tijdgeloof uit zijn benauwde angst en overtuiging gered wordt.” (Citaat uit : Toetssteen der ware en valse genade)


Thomas Boston over de Geest der dienstbaarheid tot vreze:
“Laten zij, die door de kracht van de Geest der dienstbaarheid, de wet voor zich hadden open gelegd in haar geestelijkheid, tot hun overtuiging, eens spreken en zeggen, of zij zichzelf bekwaam gevonden hebben om in dat geval hun harten daartoe te neigen. Nee, vonden zij niet, hoe meer dat licht in hun zielen scheen, hoe meer en meer hun harten onbekwaam waren zich daarnaar te voegen? Daar zijn sommigen die gebracht zijn geweest tot de kindergeboorte, die nog steeds in des duivels leger zijn en die uit hun ondervinding kunnen zeggen: licht, ingelaten in het verstand, kan geen leven geven aan de wil, om die bekwaam te maken zich naar de wet te schikken. Als zij wilden zouden zij daar getuigenis van kunnen geven. Maar neemt wat dit betreft het getuigenis van Paulus, die in zijn onbekeerde staat er ver vandaan was zijn uiterste onvermogen tot goed te geloven; maar Hij leerde dat door ondervinding (Rom. 7:9-13). Ik erken dat de natuurlijke mens een zeker soort liefde kan hebben tot de wet, maar hier ligt de kern van de zaak: Hij ziet op de heilige wet in een vleselijk optooisel, en zo denkt hij, terwijl hij een product van zijn eigen inbeelding omvat, dat hij de wet heeft, maar in feite is hij zonder de wet, want hij ziet die voor alsnog niet in zijn geestelijkheid. Indien hij dit deed, zou hij vinden dat de wet de averechtse zijde van zijn eigen natuur is, waar zijn wil zich niet mee kan verenigen, totdat hij veranderd is door de kracht van genade.” (….)


De Leer van de staat van toorn bevestigd en verdedigd
(1) Hoe volstrekt het dreigement van het eerste verbond is: Ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven (Gen, 2:17). Terwijl hierdoor zonde en straf tezamen zijn gehecht, verzekert de waarachtigheid van God de uitvoering van het dreigement. Omdat nu alle mensen van nature zich onder dat verbond bevinden, brengt het verbreken ervan hen onder de vloek.

(2) De rechtvaardigheid van God vordert dat een kind der zonde ook een kind des toorns is, dat als de wet verbroken wordt, de straf die daarop rust, ten uitvoer gebracht zou worden. God, Die de bestuurder en Rechter van de mens is, kan alleen maar recht doen (Gen. 18:25). Nu is het recht bij God zonde te vergelden met toorn (2 Thes. 1:6). Hij is te rein van ogen, dan dat Hij het kwade zou zien (Hab. 1:13). En Hij haat alle werkers der ongerechtigheid (Psalm 5:6).

(3) De verschrikkingen van de natuurlijke consciëntie bewijzen dit. Er is een consciëntie in de boezems der mensen, die hun kan zeggen dat zij zondaars zijn, en daarom onderworpen zijn aan de toorn van God. Laat mensen maar eens een ernstig gesprek houden met zichzelf, en zij zullen het merken dat zij een getuigenis in zichzelf hebben, daar zij het recht Gods weten (namelijk dat degenen, die zulke dingen doen,
des doods waardig zijn. (Rom. 1:32).

4) De weeën van de nieuwe geboorte, het werk van de geest der dienstbaarheid aan uitverkoren zielen, met betrekking tot hun bekering, bewijzen dit. Hierbij worden zij duidelijk geleerd dat hun natuurlijke zondigheid en ellende onderworpen zijn aan de toorn van God. Dit vervult hun hart met vrees voor die toorn. Welnu, omdat deze Geest van dienstbaarheid geen andere is dan de Geest van God, wiens werk is te overtuigen van zonde, en van gerechtigheid en van oordeel (Joh. 16:8), moet dit getuigenis noodzakelijk waar zijn, want de Geest der waarheid kan geen onwaarheid getuigen. Ware gelovigen echter, die bevrijd zijn van de staat van toorn, ontvangen niet den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze, maar zij ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen (Rom. 8:15). En daarom, als er vrees van dien aard oprijst, nadat de ziel verenigd is met Christus, dan komt die voort uit de eigen geest, of uit een ergere.

Ten vijfde. De lijdensweg van Christus bewijst deze leer duidelijk: Waarom was de Zoon van God een Zoon onder de toorn, dan alleen omdat de kinderen der mensen kinderen des toorns waren? Hij verdroeg de toorn van God niet voor Zichzelf, maar voor diegenen, die er aan onderworpen waren in hun eigen persoon. Ja, dit toont ons niet alleen aan, dat wij aan de toorn onderworpen zijn geweest, maar ook dat de toorn een uitweg moest hebben in het straffen van de zonde. Als dit aan het groene hout geschiedt, wat zal er aan het dorre geschieden? In wat voor ellendigen staat moet een zondaar zijn, die buiten Christus is, die niet levend verenigd is met Christus, en geen deelgenoot is van zijn Geest? God die zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, zal zulk een zeker niet sparen. De onwedergeboren mens, die geen grote waarde in de eer van God ziet, zal echter geneigd zijn om op te staan tegen zijn Rechter, en in zijn eigen hart Zijn rechtspleging te veroordelen. Nochtans moet het vonnis rechtvaardig zijn, aangezien de Rechter oneindig rechtvaardig is. Daarom moet u om uw mond te stoppen, o trotse zondaar, en om uw geroep tegen uw rechtvaardige Rechter te stillen, het volgende overwegen: Eerst. Dat u een zondaar zijt van nature, en dat het uitermate redelijk is dat schuld en toorn zo oud zijn als de zonde. Waarom zou God niet beginnen Zijn eer te verdedigen, zodra verachtelijke wormen die beginnen te verminderen? Waarom zou een slang de dief niet bijten, zodra hij over de afrastering springt? Waarom zou de bedreiging de zondaar niet aangrijpen, zodra hij het gebod verwerpt? De vergiftige natuur van de slang verleent een mens genoegzame grond om die te doden, zodra hij haar ook maar bereiken kan. Gij kunt er nu ondertussen wel van overtuigd zijn dat uw natuur één kluwen vijandschap is tegen God. (Citaat uit : De viervoudige staat)
Hoe krijg je het toch voor elkaar zoveel in ene keer te citeren ;) Het is wel lastig als antwoord op een bewering. Het helpt vaak beter om in eigen woorden samen te vatten. Er zullen nl. niet veel op dit forum zo'n lap tekst lezen. Misschien kun je het in ieder geval voor mij samenvatten.
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 24594
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Re: Wedergeboorte

Bericht door refo »

In theologienet.nl is veel geplagieerd.
theoloog
Berichten: 491
Lid geworden op: 04 feb 2004, 23:34
Locatie: Veenendaal
Contacteer:

Re: Wedergeboorte

Bericht door theoloog »

refo schreef:In theologienet.nl is veel geplagieerd.
Hoe bedoel je dat. Het is toch geen plagiaat om gedachten van anderen samen te vatten. Ik lees zoveel boeken en dan ook nog vaak in het Engels dat ik vaak niet eens weet waar ik iets precies vandaan heb. Voor een theologisch essay in de wetenschap kan dat natuurlijk niet zonder bronvermelding, maar hier op een forum mag je best zelf zaken samenvatten lijkt me. Als toegift vermeld je de bron. Ik begrijp echt wel dat niemand hier zelf hele originele gedachten heeft ;) Het helpt mij enorm in ieder geval als het niet hele lappen tekst zijn, die ik dan zelf nog moet samenvatten.
Fjodor
Berichten: 2970
Lid geworden op: 11 jun 2009, 23:13

Re: Wedergeboorte

Bericht door Fjodor »

Mariavt schreef:Mag ik het gewoon bij de bijbel houden? Ik word hier heel verdrietig van omdat ik het niet begrijp met mijn eenvoudige verstand...........Doe mij dan maar een dagboek of preek van RM.MC CHEYNE
Ja, dat mag:)
Als DWW iets concreter had gepost dan was dat wat nuttiger geweest voor de discussie.
Daartoe zijn de dingen gegeven, dat ze gebruikt worden; maar niet, opdat ze vergaard zouden worden - D. Bonhoeffer
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 24594
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Re: Wedergeboorte

Bericht door refo »

theoloog schreef:
refo schreef:In theologienet.nl is veel geplagieerd.
Hoe bedoel je dat. Het is toch geen plagiaat om gedachten van anderen samen te vatten. Ik lees zoveel boeken en dan ook nog vaak in het Engels dat ik vaak niet eens weet waar ik iets precies vandaan heb. Voor een theologisch essay in de wetenschap kan dat natuurlijk niet zonder bronvermelding, maar hier op een forum mag je best zelf zaken samenvatten lijkt me. Als toegift vermeld je de bron. Ik begrijp echt wel dat niemand hier zelf hele originele gedachten heeft ;) Het helpt mij enorm in ieder geval als het niet hele lappen tekst zijn, die ik dan zelf nog moet samenvatten.
Ik bedoel: een hoop boeken zijn daar schaamteloos gecopieerd en op internet gezet. Dat is makkelijk als je eens wat wilt aanhalen van een schrijver. Copy-paste en scannen of overtypen is niet nodig. (En soms 'eigenlijk' ook verboden)
theoloog
Berichten: 491
Lid geworden op: 04 feb 2004, 23:34
Locatie: Veenendaal
Contacteer:

Re: Wedergeboorte

Bericht door theoloog »

refo schreef:
theoloog schreef:
refo schreef:In theologienet.nl is veel geplagieerd.
Hoe bedoel je dat. Het is toch geen plagiaat om gedachten van anderen samen te vatten. Ik lees zoveel boeken en dan ook nog vaak in het Engels dat ik vaak niet eens weet waar ik iets precies vandaan heb. Voor een theologisch essay in de wetenschap kan dat natuurlijk niet zonder bronvermelding, maar hier op een forum mag je best zelf zaken samenvatten lijkt me. Als toegift vermeld je de bron. Ik begrijp echt wel dat niemand hier zelf hele originele gedachten heeft ;) Het helpt mij enorm in ieder geval als het niet hele lappen tekst zijn, die ik dan zelf nog moet samenvatten.
Ik bedoel: een hoop boeken zijn daar schaamteloos gecopieerd en op internet gezet. Dat is makkelijk als je eens wat wilt aanhalen van een schrijver. Copy-paste en scannen of overtypen is niet nodig. (En soms 'eigenlijk' ook verboden)
Als ik die site lees dan denk ik dat bijna alles rechtenvrij is. De meeste mensen zijn nl. 50 jaar of langer geleden overleden en dan is er geen sprake meer van rechten. Of bedoel je iets anders.
Fjodor
Berichten: 2970
Lid geworden op: 11 jun 2009, 23:13

Re: Wedergeboorte

Bericht door Fjodor »

@ DWW, ik heb Kohlbrugge en Boston gelezen, en dat zegt niets over mijn vraag.
Namelijk: is het geloof in de wet volgens jou rechtvaardigend? Nee, mag ik hopen. Dan zijn we het eens dat we dat in wezen geen geloof mogen noemen (in de praktijk snap ik het gebruik wel).

Het geloof in de wet leidt volgens jou echter tot de eenwording aan Christus' dood. En die eenwording is wél rechtvaardigend van aard. Dus klopt er in jouw redenering ergens iets niet.
Het is namelijk zo dat niet het geloof in de wet mij één maakt met Christus' dood, maar het geloof in Christus doet dat.
Daartoe zijn de dingen gegeven, dat ze gebruikt worden; maar niet, opdat ze vergaard zouden worden - D. Bonhoeffer
learsi
Berichten: 391
Lid geworden op: 21 apr 2009, 10:27

Re: Wedergeboorte

Bericht door learsi »

Ben blij dat DWW dit op het forum zet, Kohlbr. en de 4-voud sta. kende ik al, ben het er ook mee eens(vanuit de beleving,bevinding, ervaring)Als DWW zelf bepaalde zaken uitlegt vind ik het vaak moeilijker te pakken :). Samenvatten is een kunst die ik ook nog niet zo goed beheers.


h.g. Learsi
learsi
Berichten: 391
Lid geworden op: 21 apr 2009, 10:27

Re: Wedergeboorte

Bericht door learsi »

Fjodor schreef:@ DWW, ik heb Kohlbrugge en Boston gelezen, en dat zegt niets over mijn vraag.
Namelijk: is het geloof in de wet volgens jou rechtvaardigend? Nee, mag ik hopen. Dan zijn we het eens dat we dat in wezen geen geloof mogen noemen (in de praktijk snap ik het gebruik wel).

Het geloof in de wet leidt volgens jou echter tot de eenwording aan Christus' dood. En die eenwording is wél rechtvaardigend van aard. Dus klopt er in jouw redenering ergens iets niet.
Het is namelijk zo dat niet het geloof in de wet mij één maakt met Christus' dood, maar het geloof in Christus doet dat.
Daar waar de wet mij(door het geloof in de wet) doodt krijg ik toch een blik op Christus dood? En leer(!) ik zien, dat als Hij daar sterft, het de bedoeling is dat ik mijn vlees in zekere zin hecht aan Zijn vlees dat daar sterft, opdat Zijn dood, mijn dood wordt? Toch?

Learsi
Plaats reactie