Reus Diábolus, eens een engel en nu aartsvijand van El-Schaddaï, heeft plannen gemaakt om stad Mensziel in handen te krijgen. John Bunyan beeldt in ’De heilige oorlog’ het listige werk van de duivel in het paradijs uit. Hij laat Diábolus vermomd als slang de Oorpoort naderen, waar deze een gesprek aangaat met enkele stadbestuurders die op de muur zijn verschenen.
Mensziel ingenomen
Na erop gewezen te hebben dat het voor de inwoners van Mensziel toch wel heel ondraaglijk moet zijn dat ze juist díé vrucht niet mogen eten, waardoor ze meer voordeel kunnen ontvangen, komt Diábolus openlijk met de kern van zijn bezwaren tegen de gehoorzaamheid aan Koning El-Schaddaï en Diens Zoon Immanuël naar buiten. ’Moet u niet toestemmen, dat er geen vorst is die u onder ergere slavernij en meer knellende dienstbaarheid houdt, dan die u op dit ogenblik gehoorzaamt? U wordt overheerst en ligt in allerlei ellende, zoals ik u duidelijk heb laten zien. Want welke slavernij is erger dan blind te worden gehouden? Is het niet beter ogen te bezitten dan te missen? Is het niet beter in vrijheid rond te lopen dan in een donkere, stinkende spelonk te zijn opgesloten?’
Terwijl hij spreekt wordt kapitein Tegenstand getroffen door een pijl van Tisiphone2. Deze valt dood van de muur. Daarmee is de enige krijgsman van de stad uitgeschakeld en verliezen de inwoners van Mensziel alle moed. Daar heeft Diábolus op gewacht.
Nu komt Kwaderust tevoorschijn, een van de mannen van Diábolus die zich tot op dat moment hebben schuilgehouden. Hij wordt de redenaar van de reus genoemd, de woordvoerder van Diábolus. Kwaderust onderstreept, zeer diep buigend voor zijn meester, de liefde die de leugenaar voor de stad heeft en die hij toont op het gevaar af dat hij de toorn van Koning El-Schaddaï op zijn hals haalt. Hij raadt de stadsbestuurders vervolgens aan naar de veelbelovende vrucht van de boom te kijken en te bedenken dat deze hen meer wijsheid kan geven. Hij voegt eraan toe dat het hem zal tegenvallen als ze niet naar die raad luisteren en dat ze dan dommer zijn dan hij dacht.
Terwijl Kwaderust tot hen spreekt, zakt de tweede stadsbestuurder plotseling ineen. Het is heer Oprecht. Bunyan schrijft dan dat het niet duidelijk is wat de oorzaak is: een vanuit een hinderlaag afgeschoten pijl, een beroerte of ’harts-beklemming’ óf een vergiftiging vanwege ’de stinkende adem van die lelijke Kwaderust’. Bunyan kiest voor het laatste. Twee goede mannen zijn nu omgekomen, mannen die tot sieraad en heerlijkheid van Mensziel waren.
Vervolgens haalt Bunyan de woorden van Gen. 3:6a aan: Maar toen de burgers van de stad zagen dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom die begeerlijk was om verstandig te maken, deden zij wat Kwaderust hen aangeraden had. Zij namen en aten daarvan. Daarmee doen zij als mensen, ’die het Paradijs der dwazen gevonden hebben’, zoals Bunyan kernachtig omschrijft.
Dronken geworden door het eten van de vrucht worden de Oor- én de Oogpoort geopend en trekken de legers van Diábolus de stad in. Daarmee vergeet men niet alleen de goede El-Schaddaï en Zijn wetten, maar ook Zijn oordeel over het verbreken van Zijn wet.
Slavernij - vrijheid
De satan beseft dat de mens vrijheid als hoogste goed beschouwt. Hij weet met mooie woorden de mens te bespelen: het redelijke schepsel is niet vrij, zolang deze zich nog laat regeren door zijn Schepper. Het dienen van God is gebonden te zijn, is volgens hem ten diepste slavernij.
De duivel roept op tot revolutie: ’Geen heer en geen meester’, dus ook: geen Heere en geen Meester! Geen wetten die oproepen tot liefde tot God boven alles en tot de naaste als zichzelf, geen gebondenheid aan een godsdienst, geen begrenzingen om te zeggen wat en te beledigen wie je wilt, geen plicht om de zondag in te richten naar Zijn wil en wet, geen beperkingen wat betreft allerlei relaties, geen opgedrongen vrouw- of man-zijn, maar vrijheid van godsdienst (en ongodsdienstigheid), vrijheid van meningsuiting, vrijheid om de zondag door te brengen zoals je zelf wilt, vrijheid in relaties, vrijheid van geslachtskeuze, vrijheid … die de satan en de zonde als harde heer en meester heeft, die uiteindelijk ontaardt in losbandigheid en daarmee niet los is van de banden van zonde-slavernij en eindigt in de eeuwige dood.
Dan stond Paulus een andere vrijheid voor ogen, een vrijheid die werkelijk vreugde geeft. Vrijheid, zoals hij aan de Galaten voorhield (hoofdstuk 5): Staat dan in de vrijheid met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen (vers. 1). En: Want gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders; alleenlijk gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees, maar dient elkander door de liefde (vers. 13).
Bron: De Wachter Sions, uit de reeks De Heilige Oorlog (beschreven door T. Vlot)
https://www.digibron.nl/zoeken/bron/De% ... 20oorlog)/