Forummer schreef:Maar dat God Zijn eigen werk gaat afbreken, dat vind ik toch moeilijk om te geloven. Ik denk dat het helemaal niet kan. Dit is een vraag waar ik niet uitkom.
Probeer erachter te komen wat er wordt bedoeld, in plaats van woorden te isoleren. In de Bijbel is bijvoorbeeld ook sprake van een afbreken van het scheppingswerk ('het berouwde den HEERE'):
"En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was. Toen berouwde het den HEERE dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan Zijn hart. En de HEERE zeide: Ik zal den mens, dien Ik geschapen heb, verdelgen van den aardbodem, van den mens tot het vee, tot het kruipend gedierte en tot het gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij dat Ik hen gemaakt heb."
Er is veel geschreven en gezegd over wat hier bedoeld wordt.
Het is mij onmogelijk om andermans gedachten te weten zonder hem gesproken te hebben. Dat geldt ook voor diegene van wie jij bovengenoemde uitspraak hebt gehoord. Daarom hier slechts mijn gedachten.
Als de Heere Zijn werk gaat afbreken, wordt het beproefd. Was de Heere voor de waarneming toentertijd niet bezig om het geloof van de Kananese vrouw af te breken? "Doch Hij antwoordde haar niet een woord." "Maar Hij antwoordende zeide: Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis Israëls." "Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen en den hondekens voor te werpen." (waarop zij begon te antwoorden met "Ja Heere".)
Wat dacht je hoe het voelt als iemand ziet dat Zijn Heere hem of haar in het vuur brengt? "En Ik zal dat derde deel in het vuur brengen, en Ik zal het louteren gelijk men zilver loutert, en Ik zal het beproeven gelijk men goud beproeft."
Petrus dacht goed bekeerd te zijn (ook al zou iedereen Jezus verlaten, hij niet); maar de Heere ging hem waarschuwen dat Hij dat ging afbreken! Jesaja schrijft: "Zie, Ik heb u gelouterd, doch niet als zilver, Ik heb u gekeurd in den smeltkroes der ellende. Om Mijnentwil, om Mijnentwil zal Ik het doen, want hoe zou hij ontheiligd worden? En Ik zal Mijn eer aan geen ander geven."