Gedichten

Mara
Berichten: 23141
Lid geworden op: 15 jun 2010, 15:54

Re: Gedichten

Bericht door Mara »

Sonnet

Zij ging zoo rustig door de jaargetijden
Des levens, of het altijd winter was
En avond, en zij bij het haardvuur las
Van eigen leed, dat andren moesten lijden.

Zij werkte zonder weerzin of verblijden:
Boende het huis en zeemde 't vensterglas;
Bereidde 't maal en deed de groote wasch
En liet zich roerloos in den slaap verglijden.

Zij wist van vreugde niet, bedwong geween,
Maar louter, als een zacht patina scheen
Iets zilverigs om haar eenvoudig wezen.

Zij was zoo zuiver en zij deed zoo klaar
Alsof ze één van Gods milde handen waar',
Druk bezig om de wereld te genezen.


Willem de Mérode
Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
Susan
Berichten: 417
Lid geworden op: 18 sep 2019, 19:19

Re: Gedichten

Bericht door Susan »

Over de Jabbok:
Toen ik het einde had bereikt
van mijn verdorvenheden,
stond God op uit het slijk,
en weende:
en ik stond naast Hem, ziende neder
op een verloren eeuwigheid.
En Hij zei: je had geen gelijk;
maar dat is nu voorbij, van heden
tot aan die ander eeuwigheid,
is maar één schrede.

Gerrit Achterberg (1905-1962)
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8916
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gedichten

Bericht door J.C. Philpot »

Ds. J. Groenewegen schreef:Gy zult zyn naam heeten Jezus

Een zoeten reuk die stervent hert verkwikt,
Dat angstig in zijn zonden schult verstikt,
Verspreyt zig in Gods kerk van Iezus name,
Voor elk die zynen naam bevind’lijk kent,
En heeft de kragt deszelfs in ’t hert geprent,
In al zijn namen is hy God de amen.

De name Iezus stroomt van lieflijkheid,
En zegt in kragt een God van zaligheid,
Voor alle die op hem vertrouwen stellen,
Ziet dees is God wy hebben hem verwagt,
Hy maakt ons zalig in een volle kragt,
Geen dood nog vloek der wet kan ons meer kwellen.

Een Zaligmaker in de naam en daat,
Hy maakt ons zalig van het hoogste kwaat,
En brengt ons toe een eeuwig zalig leven,
In Gods gemeenschap hier en na de dood,
Hy voert ons in zielrust in Abrams schoot.
En hy bevrijd ons van een eeuwig leven.

Ia niemant zalig dan die Iezus heeft,
En dagelijks in zijn gemeenschap leeft,
In hem gebouwt gewortelt en gegrondet,
Met hem vereent als wortel tak en stam,
Als d’Offeraar outtijds met ’t Offer-lam,
Die Iezus dood als zijn randzoen verkondet.

Wie gaf te hoog van zynen Iezus op,
Verhef vry uw geluk tot in den top,
Van Gods oneyndig algenoegzaamheden,
Want al wat dezen God is voor hem zelf,
Op zynene throon in ’s hemels hoog gewelf,
Dat is hy voor zijn volk in eeuwigheden.

Al heb ik dan een ziel vol zondenschult,
Die met een heyr van zonden is vervult,
Ik vlugt na hem wiens naam een sterke tooren
Is voor zijn volk, daar hulpen is bestelt,
Die held die vyands magt ter neder velt,
En die van heyl bezit een vollen hooren.

Og was mijn ziel aan Iezus zoo gekleeft,
Dat al wat niet als God volzalig leeft,
Verdween uyt oog en hert als ydelheden.
Als blinkent schoon met eenen valschen glans,
Vol ziels fenijn en ziels vergif nogtans,
Waardeerende mijn Gods weldadigheden.

Hy is een Heyland die het weerdig is,
Alleen gelieft gedient gezogt, ik mis
Niet in de zaak ’k word niet door schijn bedrogen,
Ik heb gevoelt zijn liefden aan mijn hert,
Die trane droogt verzwaart de zwaarste smert,
Og kon ik Iezus meer door lof verhogen.

Ik gunt hem zoo zijn zaligheid en eer,
Hy is het weerdig ja oneyndig meer,
Als aller Engelen prijs en lof gezangen,
Wie is van hem een kint en gunsteling,
Die niet in liefden en verwondering,
Gestaag aan Iezus wenst te blyven hangen.

Hy stroomt van liefde en barmhertigheid,
En vol oneyndig algenoegzaamheid,
Een eyndelooze zee van zaligheden,
O hemellingen werpt u Eere kroon,
Voor ’t Lam gezeten op zijns vaders throon,
Hy voerden uwe ziel in eeuwig vreden.

Elendelinge die zoo diep gewond,
En gantsch rampzalig uwe ziel bevond,
Werpt uw verlore ziele voor zijn voeten,
Klaagt hem met tranen en gebeën u nood,
En pleyt op zijn geregtigheid en dood,
God zal in vreeden u nog eens ontmoeten.

En gy verloste volk geef hem u hert,
Dan is het nu en eeuwig vry van smert,
Laat uwe ziel in liefde vlamme branden,
Geef uwen Iezus maar gedurig lof,
’t Ontbreekt u nimmermeer aan ryke stof,
Begint dat hemel-werk in vreemde landen.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Mara
Berichten: 23141
Lid geworden op: 15 jun 2010, 15:54

Re: Gedichten

Bericht door Mara »

De herders

Zij werden in hun schamelheid
omschenen door Gods heerlijkheid.
Een engel Gods ging spreken.
Met grote vrees werd 't aangehoord.
Z'ontroerden door het blijde woord
en van het vreemde teken.

De wolken scheurden voor hun oog.
Zij hoorden zingen van omhoog
door grote hemelscharen.
En zij verstonden 't schone lied.
Zij huiverden en wisten niet
of zij op aarde waren.

Toen werd de hemel dichtgedaan.
Zij zagen zich in 't duister staan,
terug weer op de aarde.
Laat ons dan gaan naar Bethlehem,
en zien wat werd verteld van Hem,
het Kind, zo groot van waarde.

Zij liepen haastig door de nacht
en zagen Hem, zo lang verwacht,
stil liggen in de doeken.
Zij zagen door 't geloof Hem aan;
Zijn liefde hebben zij verstaan:
Hij kwam 't verloor'ne zoeken.

Toen maakten zij alom bekend,
dat God Zich tot hun had gewend,
want Christus was geboren,
op Gods tijd, in donk're nacht.
Genade heeft Hij aangebracht
voor mensen gans verloren.

Marinus Nijsse
Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
Jantje
Berichten: 16185
Lid geworden op: 18 mei 2017, 20:42
Locatie: Walcheren - jantjevanrefoforum@gmail.com

Re: Gedichten

Bericht door Jantje »

Op de drempel van het einde van het tweede decennium en het begin van het derde decennium van deze eeuw...

  1. Uren, dagen, maanden, jaren,
    vliegen als een schaduw heen.
    Ach, wij vinden, waar wij staren,
    niets bestendigs hier beneên!
    Op de weg, die wij betreden,
    staat geen voetstap die beklijft.
    Al het heden wordt verleden,
    schoon 't ons toegerekend blijft.
  2. Voorgeslachten kwijnden henen,
    en wij bloeien op hun graf.
    Ras zal 't nakroost ons bewenen:
    't mensdom valt als blaad'ren af.
    't Stof, door eeuwen saâmgelezen,
    houdt hetzelfde graf bewaard.
    Buiten U, o eeuwig Wezen,
    ach, wat was de mens op aard!
  3. Dat de tijd hier 't al verover',
    aan geen tijdperk hangt mijn lot.
    Gij, Gij blijft mij altijd over,
    Gij blijft eindeloos mijn God.
    Welk een ramp mij hier ook nader',
    'k vind in U mijn rustpunt weer.
    Gij blijft in Uw Zoon mijn Vader,
    wat verander', wat verkeer'.
  4. Vader, onder al mijn noden,
    Vader, onder heil en straf,
    Vader, ook in 't rijk der doden,
    Vader, ook in 't zwijgend graf,
    waar ik ooit verand'ring schouwe,
    Gij, o God, houdt eeuwig stand.
    Ook mijn stof rust op uw trouwe,
    sluimert in uw Vaderhand!
  5. Snelt dan, jaren, snelt vrij henen
    met uw blijdschap en verdriet.
    Welk een ramp ik moog' bewenen,
    God, mijn God, verandert niet!
    Blijft mij alles hier begeven,
    voortgeleid door Zijne hand,
    schouw ik uit dit nietig leven
    in het eeuwig Vaderland!
Was getekend,
uw medeforummer Jantje
Gebruikersavatar
Arja
Berichten: 2057
Lid geworden op: 30 mei 2019, 15:57
Locatie: Provincie Utrecht
Contacteer:

Re: Gedichten

Bericht door Arja »

Profundus

"God" zeg ik, en alleen maar: "God".
Ik zeg het woord stil voor mij heen
O God, wat voel ik mij alleen,
hoe komt mijn levensschip weer vlot?

"God" zeg ik, en dat kleine woord
is als een kreet om hulp, om kracht.
Ik heb zó lang op U gewacht,
maar hebt U wel mijn stem gehoord?

"God" zeg ik, en ik weet niet meer
wat ik U verder zeggen moet;
Uw naam is mijn gebed om moed,
maar ook mijn opstand, mijn verweer.

"God" zeg ik, en alleen maar: "God".
Tot eindelijk, in een zachte wind,
Uw antwoord komt: "Mijn kind, Mijn kind",
en ik het uitsnik: "God, mijn God!"
Jantje
Berichten: 16185
Lid geworden op: 18 mei 2017, 20:42
Locatie: Walcheren - jantjevanrefoforum@gmail.com

Re: Gedichten

Bericht door Jantje »

Arja schreef:Profundus

"God" zeg ik, en alleen maar: "God".
Ik zeg het woord stil voor mij heen
O God, wat voel ik mij alleen,
hoe komt mijn levensschip weer vlot?

"God" zeg ik, en dat kleine woord
is als een kreet om hulp, om kracht.
Ik heb zó lang op U gewacht,
maar hebt U wel mijn stem gehoord?

"God" zeg ik, en ik weet niet meer
wat ik U verder zeggen moet;
Uw naam is mijn gebed om moed,
maar ook mijn opstand, mijn verweer.

"God" zeg ik, en alleen maar: "God".
Tot eindelijk, in een zachte wind,
Uw antwoord komt: "Mijn kind, Mijn kind",
en ik het uitsnik: "God, mijn God!"
Heel mooi!
Was getekend,
uw medeforummer Jantje
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8916
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gedichten

Bericht door J.C. Philpot »

Ds JG van Minnen schreef:Jezus vraagt

Gij noemt Mij de HEILAND; hadt ge ooit pijn?
Waar zijn uw wonden, om uw Heler te zijn?
Voeldet g'uw krankheid een dood'lijk venijn?
Weet g'u gebeten om uw Heiland te zijn?

Kunt gij nog danken in farizeeërsgewaad?
zaagt gij uw bidden nooit nog als een kwaad?
Noemt gij mij PRIESTER; die bede en dank,
zonder Mijn voorbêe, Gode verklankt?

Ben Ik VERLOSSER; door welk ene macht,
wordt ge geketend bij dag en bij nacht?
Voelt gij de banden, de kluisters der hel,
de macht van de zonde, kent gij die wel?

Moet Ik uw BORG zijn; en drukt u geen schuld,
zo onbetaalbaar, die met schrik u vervult?
Rijk en verrijkt, aan geen ding nog gebrek...
zijt g' aan uw armoe en schuld wel ontdekt?

Zoekt gij een MIDD'LAAR; en weet gij u wel
gans en al schuldig, en waardig de hel?
Zaagt gij de kloof niet, zo breed en zo diep;
nooit t' overbruggen, die uw zonde u schiep?

Spreekt ge van VOORSPRAAK; en kent gij geen stond;
waar God als uw richter, 't vonnis u zond;
gij voor God neerviel, met zwijgende mond,
niets tot weerlegging uw ziele toen vond?

Zegt gij: "Mijn JEZUS", en zingt gij dan niet
't lied der verlossing; hoe in grondeloos diep
van uw ellende, in donkere nacht,
licht en verlossing u toen werd gebracht?

Ben ik uw CHRISTUS en kent gij u al
één en al duister, vanwege uw val?
Begeert g' als PROFEET mij, om te verstaan,
hoe de weg van de dood naar 't leven zal gaan?

Kent gij uw schuld, uw onreinheid, uw smet?
Zijt gij daarmee in uw ongeluk gezet?
Ben Ik u onmisbaar als PRIESTER of weet
g' u zelf nog te weven, tot dekking een kleed?

Kent gij Mij reeds als uw KONING, uw Heer,
Die u door Woord en door Geest zacht regeer'?
Is het de wereld, uw goud en uw eer,
wat u bekoort; buig g' u daarvoor nog neer?

Kent gij Mij dan, in uw ziel, door Mijn Woord?
Zegt u Gods Geest, dat ge Mij toebehoort?
IMMANOEËL ben IK, God weer met u!
Uw VREDE voor eeuwig; uw vrede reeds nu!
Laatst gewijzigd door J.C. Philpot op 31 dec 2019, 19:03, 1 keer totaal gewijzigd.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8916
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gedichten

Bericht door J.C. Philpot »

Ds JG van Minnen schreef:Advent Anno Domini 1964
Adventslicht boven de stervenssponde van m'n geliefde vriend en broeder Ds. F. Bakker.

Advent – is óók Uw komen Heer,
tot uwe kind'ren zwak en teer;
die moe zijn, ziek zijn, uitzien naar
het ogenblik van 't brengen daar
waar alle smart en droefenis
voor immer dan verleden is;
waar 't donker 't licht nooit meer verdringt;
waar moe – de ziel niet weg meer zinkt.

Advent – ik wacht Uw komen af:
dat zachtkens Gij mij vlijt in 't graf;
dat Gij mij toedekt met dat kleed
geweven uit Uw lijdensleed.
Mijn ziel dan naar Uw hemel vaar -
Gij fluist'rend zegt: Ik toch bewaar
uw stof tot aan de jongste dag -
dan Jezus ...... ik niet huiv' ren mag!

Advent – m'n ziele luistert stil
- verenigt met Uw heil' ge wil -:
of eng' len komen halen mij
voor 't altijd blijvend feestgetij.
Laat zó mij bij U slapen gaan;
'k ben nu toch aan het eind der baan!?
U prijs ik Jezus, Gij krijgt d' eer -
geen leed, geen angst, geen pijn dan meer!

Advent – ja kom Drieënige God!
En leidt Gij mij – óók 'haar' eens tot
de grote Bruiloft van het Lam
waartoe Gij 't kruis op aarde nam.
't Is welbehagen, 't is gena
Als 'k in Uw armen slapen ga.
Gij waakt dan over dit mijn stof -
mijn ziel zingt dan al eeuwig lof.
Laatst gewijzigd door J.C. Philpot op 31 dec 2019, 19:04, 1 keer totaal gewijzigd.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8916
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gedichten

Bericht door J.C. Philpot »

Ds JG van Minnen schreef: Daar zijn geen woorden

Daar zijn geen woorden, die vertolken,
dierb're Heiland, smetloos Lam!
Toen ik U zag, enkel zonde,
God'lijk toornen op U kwam.

Daar zijn geen woorden, die vertolken,
toen Gij daar op Golgotha,
hing aan 't vloekhout, enkel wonde;
enkel wonder van gena.

Daar zijn geen woorden, die vertolken,
toen in Uwe reine ziel
torsend 's werelds schuld en zonde
brandend 's Vaders toornen viel.

Daar zijn geen woorden, die vertolken,
schreit m'n ziel ontroerd ''gena";
drager van mijn dood, mijn zonde!
'k Kan slechts staam'len van "gena".
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gedichten

Bericht door -DIA- »

  • GEBED OP OUDEJAARSAVOND 2019
  • Geef 't wild gediert', dat niets in 't woên ontziet,
    De ziele van Uw tortelduif niet over;
    Laat, grote God, om een gehaten rover
    Uw kwijnend volk niet eeuwig in 't verdriet.

    Rijs op, o God, rijs op, toon Uw gezag;
    Betwist Uw zaak, wees onze pleitbeslechter;
    't Is meer dan tijd; gedenk, o hoogste Rechter,
    Wat smaad de dwaas U aandoet dag op
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
CvdW
Berichten: 2928
Lid geworden op: 23 mar 2015, 13:07

Re: Gedichten

Bericht door CvdW »

Psalm 90:1 berijmd

Gij zijt geweest ons toevlucht, Heer genadig,
En t' allen tijd ons toeverlaat geprezen;
Ja zelfs eer de bergen waren in 't wezen,
Eer dat gemaakt werd 't aardrijk ongestadig,
Zo waart Gij God, alzo Gij nu ook zijt,
En voortaan blijven zult t' eeuwigen tijd.
Jantje
Berichten: 16185
Lid geworden op: 18 mei 2017, 20:42
Locatie: Walcheren - jantjevanrefoforum@gmail.com

Re: Gedichten

Bericht door Jantje »

CvdW schreef:Psalm 90:1 berijmd

Gij zijt geweest ons toevlucht, Heer genadig,
En t' allen tijd ons toeverlaat geprezen;
Ja zelfs eer de bergen waren in 't wezen,
Eer dat gemaakt werd 't aardrijk ongestadig,
Zo waart Gij God, alzo Gij nu ook zijt,
En voortaan blijven zult t' eeuwigen tijd.
Mooi! Ook Datheen is nog heel actueel.
Was getekend,
uw medeforummer Jantje
Mara
Berichten: 23141
Lid geworden op: 15 jun 2010, 15:54

Re: Gedichten

Bericht door Mara »

Op een besneeuwde rozenstruik

Stuif vrij, gevlokte sneeuw! op 't rozenstruikje neder
dat eenzaam in de tuin ontbladerd staat en kwijnt.
Uw wollig kleed bedekk' 't voor vorst en winterweder,
totdat de lente weer in al haar glans verschijnt!
Dan groei' het schoner op met nieuw verkregen kleuren
door 't glanzig purperrood des dageraads bestraald!
De dampkring van rondsom versprei de zoetste geuren
en heerlijk zij de bloem die op de stengel praalt!

Zo moge ook eens deze aarde ons stofflijk deel bedekken
als de opgestoven sneeuw dit dorre struikje doet!
Eens zal de morgenstond der eeuwigheid ons wekken
en 'tgeen hier duister is, wordt Hemelzonnegloed.


Lubbertus Rietberg (1783-1826)
Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
Gebruikersavatar
Adagio
Berichten: 906
Lid geworden op: 22 feb 2018, 15:06

Re: Gedichten

Bericht door Adagio »

Zie toe hoe men spreekt
en in wat zin,
want is het woord de lippen uit,
het wil er niet meer in.
HET SCHOT VOOR STEENWIJK (1580)

't Stond-bang en veeg in Steenwijks muur,
Met Rennenberg er voor:
De wrakke wallen brokten door,
Het regende in de straten vuur;
Er viel niet enkel moordend lood,
Er vloog ook ijzer, gloeiend rood.

Voor Dantzig was, eerst onlangs nog,
Die helsche vond bedacht;
Doch schoon zij Dantzig onderbracht,
't Mislukte haar met Steenwijk toch:
Schoot Rennenberg de huizen plat,
Toch hield hem Kornput uit de stad.

En of de wind de vlammen joeg,
Die loeiden door den wal;
En of het scherpste zwaard van al,
De honger, door de wijken sloeg,
De vest bleef voor den Prins gespaard,
Spijt Rennenberg en vuur en zwaard.

Dat had de bende niet verwacht,
Die slobberde in ’t moeras:
Zij zwoer, als ze eens er binnen was,
Den muur te domplen in de gracht,
En 't leed te wreken met het bloed
Der hopliên en des poorters goed.

Een Duitsche huurling, plomp van taal,
En even ruw van ziel,
Kwam, toen een mistige avond viel,
En klauterde op een bolwerkpaal,
En schreeuwde en riep - dat ieder woord,
Tot op het marktplein werd gehoord.

Hij schold den Prins, verwenschte 't land,
Met lasterkreet op kreet,
En zwoer met telkens zwaarder eed
Schoffeering, plundering, moord en brand;
Hij zwetste zich den gorgel heesch,
En vloekte, dat er 't hair van rees.

Dat stond een jonge borst niet uit,
Die wacht hield aan de poort
Hij schoof met stille schreden voort
Tot in de richting van 't geluid;
Hij velt het roer en spant den haan,
En legt door mist en duister aan.

De lucht was dik; geen star kwam door,
Geen schemer in ’t verschiet,
Doch, hielp het loerend oog hem niet,
Te beter hielp hem 't luistrend oor.
Daar klonk de kreet weer langs den muur,
En op 't gerucht af geeft hij vuur.

Het schot brandt los, er volgt een plof,
En met den plof een gil.
En eensklaps - eensklaps is het stil
De welgemikte kogel trof;
De snorker lag zoo lang hij was,
Zieltogend in een modderplas.

En door den knal van 't schot gewekt,
Schiet wacht en voorpost aan;
De wolken dreven van de maan
Men vond den huurling uitgestrekt,
En sleurde 't lijk door dras en nat
Tot op het marktveld in de stad.

Maar als men toorts en pekkrans brengt
En 't lichaam wendt en keert –
't Is ongekwetst en onbezeerd;
Niet eens de kolder was gezengd,
Er was geen blijk van lood of kruit:
En niemand lei zich 't raadsel uit.

Doch zie! Doch zie! is dáár geen wond?
Het bloed vloeit langs de kin!
Men zag de blauwe lippen in…
Er was geen tong meer in den mond!
In 't open keelgat viel het schot,
En 't lood bleef steken in den strot.

De menigt’ zag elkander aan,
En stond ontzet, en dacht,
Of niet misschien een Hooger Macht
Dat snaphaanschot had af doen gaan;
Of mooglijk geen onzichtbre Hand
Die vuige tong had uitgebrand.

Nog jaren werd in Steenwijks wal
Van 't wondre schot verteld;
Het staat in 's Lands kroniek vermeld:
‘t Verdiende ‘t wel, het vreemd geval!
‘t Zegt ons: Daar is een God, Die leeft,
En op deze aarde vonnis geeft!
Plaats reactie