In 1935 ontstond een nieuwe politieke groepering de CNA (Christelijk Nationale Actie). Deze groep werd geleid door H. Visscher. Al snel werd geopperd om als SGP en CNA samen te werken. Tijdens de eerste ontmoeting (waarbij namens de SGP ds. Zandt, ds. Kersten en ir. Van Dis) werd al duidelijk, dat de CNA-afgevaardigden vrijheid van godsdienst voorstaan, terwijl de SGP-ers daarvoor geen ruimte willen laten. Uiteindelijk stuurt Visscher dan een briefje naar de SGP.
Ds. Zandt in 1956: "Het getal dergenen die met God en Zijn geboden openlijk hebben afgedaan, neemt nog steeds onrustbarend toe. In één woord, de wetgeving en ook de Regeringsmaatregelen werken er hard aan mede, dat de dagen vóór de ondergang der eerste wereld, die van Noachs tijdperk onder ons volk terugkeren." "Ten aanzien daarvan heeft de Regering als dienaresse Gods wel terdege een roeping. Zij mag zich in dezen niet gedragen als Kaïn, zeggende: Ben ik mijns broeders hoeder?"H. Visscher schreef:Hoewel het eigenlijk overbodig is, deel ik U naar aanleiding van Uw laatste schrijven mede, dat ik daarin niet kan treden. Ik heb mij met ds. Kievit nog eens over Uw voorstellen beraden en hij denkt er precies zoo over als ik. Hij zeide, dat Uw voorstel, zooals het door ds. Zandt geïnspireerd werd, niet berust op grondige en juiste kennis der zaken. Hij misschien nog vaster dan ik zeide: Dit is onmogelijk! Wat men, afgezien van de vraag of het juist zou zijn, misschien zou kunnen vorderen, als heel het volk een Calvinistische levensbeschouwing aanhing, dat zou nu er toe leiden, dat mede door onzen invloed een totaalstaat voorbereid werd, die de Gereformeerde kerken het eerst sloot. Het is niet mogelijk daartoe mede te werken. Het doet mij leed, dat het zoo moet afloopen, maar dat is dan voor de verantwoording van hen, die zulke onbekookte eischen stellen.
Toch raad ik U aan voorzichtig te zijn in Uwe verwachtingen. Ik heb tot nu toe over onze onderhandelingen gezwegen, doch zal natuurlijk te eeniger tijd rekenschap geven moeten. En ik heb grond voor de vrees, dat gij de kans loopt met een stemmental uit te komen, dat de SGP niet meer met 3 man in de Kamer vertegenwoordigen zal. Ds. Kievit was het ook daarin met mij eens, dat het met de SGP zoo niet kan voortgaan. Intusschen, dit is mijne zaak niet. Het spijt mij om Gods Naam en zaak, dat het niet anders kan, maar het onmogelijke doe ik niet, na zoo ver mogelijk tegemoet gekomen te zijn. En hiermede dus: basta!
Intusschen, met vr. gr., Uw H. Visscher. Huis ter Heide, 26 Nov. 1936