Gedichten

Gebruikersavatar
Dodo
Berichten: 5643
Lid geworden op: 15 jun 2013, 15:40
Locatie: dodo.refoforum@gmail.com

Re: Gedichten

Bericht door Dodo »

Het is echt een gedicht van zestig jaar terug. Dat de deurbel steeds gaat, is waarschijnlijk voor de bakker, slager en groenteman. Ze hoefde niet eens de deur uit voor de boodschappen, maar had het toch drukker.
Met strijken kun je je net zo druk maken als je wilt. Sommigen strijken letterlijk de hele was, anderen (ik) alleen wat nodig is. Overhemden, een enkel shirt. De slopen. Dat is het wel.
-DIA-
Berichten: 32705
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gedichten

Bericht door -DIA- »

LENTE EN ZOMERTIJD
Ach, wat is ons weder schoon
Onz’ vogelkens op hoge toon
zij zingen lied'ren prachtig
En veld en beemd bloeit prachtig
Daarom gaan wij de paden op
De lanen in, te voet of in galop
Op onz’ paarden en in wagens
bevolken wij in ons schone land,
onz’ wegen, en geniete veel
En zien dan veel zo heel erg veel
Van auto’s en van bomen
Ook buien blijven komen
Het weer zo schoon zo groeizaam
Zo gaan we blijde op onz’ paân
Verlustigen ons in vogelzang
Maar van het onweer zijn we bang

(een 3-muntengedicht, © DIA)
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Jantje
Berichten: 16185
Lid geworden op: 18 mei 2017, 20:42
Locatie: Walcheren - jantjevanrefoforum@gmail.com

Re: Gedichten

Bericht door Jantje »

Mijn geest verheugt zich, dat bij God
't bestier is van mijn weg en lot,
dat Hij mij vreugd' of ongeval
naar mijn behoefte zenden zal.

Hij, die mijn gans bestaan doorziet,
houdt ook de schaal van mijn verdriet.
Zijn wijsheid weet, welk ongeneugt
mij best bereidt voor hemelvreugd.

Hij, die zijn eigen weg wil gaan,
ziet dwaallicht soms voor starren aan.
En gaat hij op dat schijnsel door,
Dan dwaalt hij licht van 't rechte spoor.

God kent alleen het naaste pad,
dat uitloopt op de hemelstad.
Hij weet, wanneer in ons gemoed
een roos of doornen voordeel doet.

'k Neem dan vertrouw'lijk, wat Hij geeft.
Daar die verwachting in mij leeft,
dat elke last, mij opgeleid,
een bron zal zijn van zaligheid.

Ik wandel gaarne bij het licht
van Zijn vertroostend aangezicht.
'k Gevoel 't met vreugd, als Zijne kracht
in mijne zwakheid wordt volbracht.

Maar is mijn ziel van licht beroofd,
van vreugd ontledigd, afgesloofd,
dan blijf ik zien, in dat gemis,
op Hem, Die licht en leven is.

Die dragen wil, en redden zal,
Wien nooit de wolf één schaap ontstal,
heeft Zijne liefd' en trouw verpand,
voor onze komst in 't Vaderland.

Waar ons geen schepsel helpt, helpt Hij;
als alles vlucht, staat Hij nabij.
In rust en vreugd, in nood en strijd,
blijft Hij Dezelfde, t' allen tijd.

Als wij de doodsvallei betreên,
laat ons de beste vriend alleen.
Maar Jezus draagt ons in Zijn schoot,
tot aan, en over graf en dood.

Die tijd komt stil, maar zeker, aan,
als ik mijn grafplaats in zal gaan.
Bereid u voor dien stond, man Geest,
opdat ge dan niet ijdel vreest.

Maar ach, hoe houd' ik mij gereed?
'k Heb halssieraad noch staatsiekleed!
Hoe ga ik Jezus in 't gemoed,
en val Hem waardiglijk te voet?

In Zijnen mantel ingehuld,
heb ik een deksel voor mijn schuld.
En 't kleed van Zijne heiligheid
is mij tot sieraad toebereid.

Ach, niets van ons, maar 't al van Hem!,
zó komt men in Jeruzalem!
Zó treedt men, ned'rig, onbevreesd,
Gods tempel in, bij 't eeuwig feest!

Hieronymus van Alphen

Dit gedicht is eventueel te zingen op de melodie van Psalm 100 of Psalm 134.
Was getekend,
uw medeforummer Jantje
Gebruikersavatar
Arja
Berichten: 2059
Lid geworden op: 30 mei 2019, 15:57
Locatie: Provincie Utrecht
Contacteer:

Re: Gedichten

Bericht door Arja »

IK BEN EEN SCHULDENAAR

In mijn ziel valt menig keer
Nog een donk're schaduw neer,
Maar als d'angst mij 't meeste pijnt,
Komt Gij, en de morgen schijnt!
Och, dat elk het ziet en hoor,
Jezus, dat ik U behoor.

Dirkwerf, als de zonde loert,
Wordt mijn aarz'lend hart ontroerd;
Maar Gij stort mij krachten in:
'k Waak en bid, en overwin.
Zo ik wandel in Uwe schreen,
'k Dank het aan Uw Geest alleen!

Onder tranen en verdriet
Kwijnt mijn vast gelove niet;
onder ziekte en doodsgevaar,
Straalt de hoop, zo Godd'lijk klaar:
De eeuw'ge schuld der dankbaarheid
Wordt met woeker opgeleid.

Robert Murray M'Cheyne
Mara
Berichten: 23141
Lid geworden op: 15 jun 2010, 15:54

Re: Gedichten

Bericht door Mara »

Avondimpressie

Hoe komen de boomen zoo zwart?
De wolken zijn klein en verdwijnend,
De hemel is licht en doorschijnend,
Hoe zien dan de boomen zoo zwart?

De weiden zijn groen als smaragd
En zacht als fluweel, maar de beesten
Zijn donker, ten minste de meesten,
Want al, wat rechtop staat, ziet zwart.

De wieken der molens zijn zwart
En draaien – een dwaze vertooning –,
En zwart is de arbeiderswoning,
En de kerk en de toren zien zwart.


Jacqueline van der Waals
Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
-DIA-
Berichten: 32705
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gedichten

Bericht door -DIA- »

Het 'levenslied' van mijn opa. Hij was er niet voor om in de kerk gezangen te zingen, maar hij had wel zijn
lievelingsliederen waaronder ook gezangen, die de toets van het Woord konden doorstaan.

Nooit kan 't geloof te veel verwachten,
des Heilands woorden zijn gewis.
't Faalt aardse vrienden vaak aan krachten,
maar nooit een vriend als Jezus is.
Wat zou ooit zijne macht beperken?
't Heelal staat onder zijn gebied!
Wat zijne liefde wil bewerken,
ontzegt Hem zijn vermogen niet.

Die hoop moet al ons leed verzachten.
Komt, reisgenoten, 't hoofd omhoog!
Voor hen, die 't heil des Heren wachten,
zijn bergen vlak en zeeën droog.
O zaligheid niet af te meten,
o vreugd, die alle smart verbant!
Daar is de vreemd'lingschap vergeten,
en wij, wij zijn in 't Vaderland!
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8917
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Gedichten

Bericht door J.C. Philpot »

-DIA- schreef:Het 'levenslied' van mijn opa. Hij was er niet voor om in de kerk gezangen te zingen, maar hij had wel zijn
lievelingsliederen waaronder ook gezangen, die de toets van het Woord konden doorstaan.

Nooit kan 't geloof te veel verwachten,
des Heilands woorden zijn gewis.
't Faalt aardse vrienden vaak aan krachten,
maar nooit een vriend als Jezus is.
Wat zou ooit zijne macht beperken?
't Heelal staat onder zijn gebied!
Wat zijne liefde wil bewerken,
ontzegt Hem zijn vermogen niet.

Die hoop moet al ons leed verzachten.
Komt, reisgenoten, 't hoofd omhoog!
Voor hen, die 't heil des Heren wachten,
zijn bergen vlak en zeeën droog.
O zaligheid niet af te meten,
o vreugd, die alle smart verbant!
Daar is de vreemd'lingschap vergeten,
en wij, wij zijn in 't Vaderland!
Mooi, ook je toelichting!
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Gebruikersavatar
Desiree
Berichten: 2099
Lid geworden op: 09 dec 2006, 19:10

Re: Gedichten

Bericht door Desiree »

Geeft iets van je opa weer.. mooi!
We moeten ons niet alleen in God verblijden om wat we van Hem ontvangen hebben en nog dagelijks ontvangen,
maar ook om wat Hij beloofd heeft en wat we nog van Hem hopen te ontvangen.

Matthew Henry


HersteldHervormd
Berichten: 5990
Lid geworden op: 29 jun 2019, 21:20

Re: Gedichten

Bericht door HersteldHervormd »

Bedankt allen voor de gedichten, het is waardevol!
Kom haastig tot Christus. Hij heeft zielen gereinigd die even vuil waren als die van u. – Thomas Boston
mail: broederhh@gmail.com
Adje
Berichten: 621
Lid geworden op: 11 jan 2019, 10:09

Re: Gedichten

Bericht door Adje »

In een moeilijke periode in ons leven kregen wij een kaart met daarop een prachtig gedicht.

Mijn rechterhand gevat…

Gij hebt, o Heer, mijn rechterhand gevat,
en zult mij door Uw raad steeds veilig leiden.
O, dit te weten is een kost’bre schat,
waarin ik mij gedurig mag verblijden.
In Uw handen gegraveerd te zijn,
geeft me zo’n troost. Ik mag het heerlijk weten
dat U, in al mijn noden, angst en pijn,
mij niet verlaat en nimmer zult vergeten.
Maar word ik tóch door twijfel overmand,
en moet ik in gevaren angstig beven.
Druk dan in liefde eventjes mijn hand,
zodat ik voel: ‘God zal mij niet begeven’.
Hij leidt mij veilig door de golven heen,
en houdt me bij de hand; ‘k hoef niet te vrezen.
Moet ik dan hier een ruwe weg betreên,
in heerlijkheid zal ik straks bij Hem wezen.

(M.A. Groeneweg-de Reuver)
-DIA-
Berichten: 32705
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gedichten

Bericht door -DIA- »

Groot en eeuwig Opperwezen,
Zeer te vrezen,
Straf mij in Uw gramschap niet;
Toon mij toch, dat Uw kastijden,
In mijn lijden,
Uit geen grimmigheid geschiedt.

Want Uw pijlen doen mij dragen
Bitt're plagen;
Zij doorgrieven vlees en been;
'k Voel Uw hand in d' ongelukken,
Die mij drukken,
Neergedaald op al mijn leên.

Door Uw gramschap, fel ontstoken,
Is verbroken
Al mijn vlees en lichaamskracht;
Rust, noch vrede wordt gevonden,
Om mijn zonden,
In mijn beend'ren, dag of nacht.

Want mijn hoofd is als bedolven
In de golven
Van mijn ongerechtigheên;
Zulk een last van zond' en plagen,
Niet te dragen,
Drukt mijn schouders naar beneên.

'k Voel door stinkend' etterzweren
Mij verteren;
Walg'lijk zijn zij voor het oog;
Mijne dwaasheid deed die builen
Dus vervuilen,
Daar ze mij tot kwaad bewoog.

'k Ben, door Uwe wet te schenden,
Krom van lenden,
Vol van druk, benauwd van hart;
Zeer gebogen en verslagen,
Moe van klagen,
Ga ik al den dag in 't zwart.

Mijn ontstoken ingewanden
Doen mij branden,
En voor elk veracht'lijk zijn;
'k Voel mij van de smart doorsneden;
In mijn leden
Is niets heel, of vrij van pijn.

Uitgeteerd door al mijn klachten
Zijn mijn krachten,
Zeer verbrijzeld en vergaan;
'k Brul van bitt're zielesmarte,
Want mijn harte
Is verzwakt, door al Uw slaan.

Maar wat klaag ik, HEER der heren?
Mijn begeren
Is voor U, in al mijn leed,
Met mijn zuchten en mijn zorgen,
Niet verborgen;
Daar Gij alles ziet en weet.

't Hart schokt in mij heen en weder,
Op en neder;
't Lichaam valt mij kracht'loos neer;
d' Ogen, bijna blind gekreten,
Uitgebeten,
Zien het daglicht nauw'lijks meer.

Die voorheen mij teêr beminden,
En mijn vrinden,
Wijken, angstig voor mijn plaag;
Nabestaanden gaan ter zijden,
Wegens 't lijden,
En d' ellenden, die ik draag.

Zij, die mijnen dood bejagen,
Leggen lagen,
Dreigen mij den laatsten slag;
Spreken, hoe mij 't best te krenken;
En bedenken
Mijn verderf, den gansen dag.

Maar ik ben, in d' ongelukken,
Die mij drukken,
Als een dove, die niet hoort,
En uit wiens verstomde lippen
Niet kan glippen
't Flauwst geluid van enig woord.

Ja, ik ben als een, wiens oren
Niet meer horen,
Wat men zegge, kwaad of goed;
Wien de tegenreên ontbreken,
Om te spreken,
En die daarom zwijgen moet.

Want, o trouw en eeuwig Wezen,
In mijn vrezen
Staat mijn hoop op U alleen;
Gij, mijn God, zult in ellenden
Bijstand zenden,
En verhoren mijn gebeên.

'k Zei: "Laat nooit mijn bitter lijden
Hen verblijden
In hun trotsen euvelmoed;
Wijl die bozen juichen zouden,
Als z' aanschouwden
't Wank'len van mijn zwakken voet."

Want, o HEER, ik ben aan't zinken
En tot hinken
Ieder ogenblik gereed;
'k Heb mijn smart en onvermogen
Steeds voor ogen,
Bij 't vooruitzicht van mijn leed.

'k Wil mijn misdaân, die U tergen,
Niet verbergen;
Ik bedek voor U die niet;
'k Ben vanwege al mijn zonden,
Die mij wonden,
Vol van kommer en verdriet

Maar mijn vijand zie ik leven,
Hoog verheven,
Machtig, vrij van smart en nood;
Die, om valse reên verbolgen,
Mij vervolgen,
Nemen toe en worden groot.

Zij, die kwaad voor goed vergelden,
Last'ren, schelden,
En vervolgen mij gestaâg.
Ja, zij zijn op mij gebeten,
Want zij weten,
Dat ik naar het goede jaag.

Zie mij, HEER, wien elk moet duchten,
Tot U vluchten.
O mijn God, verlaat mij niet;
Blijf niet, wegens mijn gebreken,
Ver geweken;
Toon, dat Gij mijn rampen ziet.

HEER, ik voel mijn krachten wijken
En bezwijken;
Haast U tot mijn hulp, en red,
Red mij, Schutsheer, God der goden,
Troost in noden,
Grote Hoorder van't gebed.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
huisman
Berichten: 17257
Lid geworden op: 12 nov 2009, 23:38

Re: Gedichten

Bericht door huisman »

-DIA- schreef:Groot en eeuwig Opperwezen,
Zeer te vrezen,
Straf mij in Uw gramschap niet;
Toon mij toch, dat Uw kastijden,
In mijn lijden,
Uit geen grimmigheid geschiedt.

Want Uw pijlen doen mij dragen
Bitt're plagen;
Zij doorgrieven vlees en been;
'k Voel Uw hand in d' ongelukken,
Die mij drukken,
Neergedaald op al mijn leên.

Door Uw gramschap, fel ontstoken,
Is verbroken
Al mijn vlees en lichaamskracht;
Rust, noch vrede wordt gevonden,
Om mijn zonden,
In mijn beend'ren, dag of nacht.

Want mijn hoofd is als bedolven
In de golven
Van mijn ongerechtigheên;
Zulk een last van zond' en plagen,
Niet te dragen,
Drukt mijn schouders naar beneên.

'k Voel door stinkend' etterzweren
Mij verteren;
Walg'lijk zijn zij voor het oog;
Mijne dwaasheid deed die builen
Dus vervuilen,
Daar ze mij tot kwaad bewoog.

'k Ben, door Uwe wet te schenden,
Krom van lenden,
Vol van druk, benauwd van hart;
Zeer gebogen en verslagen,
Moe van klagen,
Ga ik al den dag in 't zwart.

Mijn ontstoken ingewanden
Doen mij branden,
En voor elk veracht'lijk zijn;
'k Voel mij van de smart doorsneden;
In mijn leden
Is niets heel, of vrij van pijn.

Uitgeteerd door al mijn klachten
Zijn mijn krachten,
Zeer verbrijzeld en vergaan;
'k Brul van bitt're zielesmarte,
Want mijn harte
Is verzwakt, door al Uw slaan.

Maar wat klaag ik, HEER der heren?
Mijn begeren
Is voor U, in al mijn leed,
Met mijn zuchten en mijn zorgen,
Niet verborgen;
Daar Gij alles ziet en weet.

't Hart schokt in mij heen en weder,
Op en neder;
't Lichaam valt mij kracht'loos neer;
d' Ogen, bijna blind gekreten,
Uitgebeten,
Zien het daglicht nauw'lijks meer.

Die voorheen mij teêr beminden,
En mijn vrinden,
Wijken, angstig voor mijn plaag;
Nabestaanden gaan ter zijden,
Wegens 't lijden,
En d' ellenden, die ik draag.

Zij, die mijnen dood bejagen,
Leggen lagen,
Dreigen mij den laatsten slag;
Spreken, hoe mij 't best te krenken;
En bedenken
Mijn verderf, den gansen dag.

Maar ik ben, in d' ongelukken,
Die mij drukken,
Als een dove, die niet hoort,
En uit wiens verstomde lippen
Niet kan glippen
't Flauwst geluid van enig woord.

Ja, ik ben als een, wiens oren
Niet meer horen,
Wat men zegge, kwaad of goed;
Wien de tegenreên ontbreken,
Om te spreken,
En die daarom zwijgen moet.

Want, o trouw en eeuwig Wezen,
In mijn vrezen
Staat mijn hoop op U alleen;
Gij, mijn God, zult in ellenden
Bijstand zenden,
En verhoren mijn gebeên.

'k Zei: "Laat nooit mijn bitter lijden
Hen verblijden
In hun trotsen euvelmoed;
Wijl die bozen juichen zouden,
Als z' aanschouwden
't Wank'len van mijn zwakken voet."

Want, o HEER, ik ben aan't zinken
En tot hinken
Ieder ogenblik gereed;
'k Heb mijn smart en onvermogen
Steeds voor ogen,
Bij 't vooruitzicht van mijn leed.

'k Wil mijn misdaân, die U tergen,
Niet verbergen;
Ik bedek voor U die niet;
'k Ben vanwege al mijn zonden,
Die mij wonden,
Vol van kommer en verdriet

Maar mijn vijand zie ik leven,
Hoog verheven,
Machtig, vrij van smart en nood;
Die, om valse reên verbolgen,
Mij vervolgen,
Nemen toe en worden groot.

Zij, die kwaad voor goed vergelden,
Last'ren, schelden,
En vervolgen mij gestaâg.
Ja, zij zijn op mij gebeten,
Want zij weten,
Dat ik naar het goede jaag.

Zie mij, HEER, wien elk moet duchten,
Tot U vluchten.
O mijn God, verlaat mij niet;
Blijf niet, wegens mijn gebreken,
Ver geweken;
Toon, dat Gij mijn rampen ziet.

HEER, ik voel mijn krachten wijken
En bezwijken;
Haast U tot mijn hulp, en red,
Red mij, Schutsheer, God der goden,
Troost in noden,
Grote Hoorder van't gebed.
Hopelijk geeft dit ernstige gedicht bij veel forummers herkenning. Buiten deze kennis is er geen leven.
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Jantje
Berichten: 16185
Lid geworden op: 18 mei 2017, 20:42
Locatie: Walcheren - jantjevanrefoforum@gmail.com

Re: Gedichten

Bericht door Jantje »

Herkenning zeker. Maar is dat genoeg? Met alleen een tekstje en een versje kunnen we de eeuwigheid toch niet in?
Was getekend,
uw medeforummer Jantje
Gebruikersavatar
Arja
Berichten: 2059
Lid geworden op: 30 mei 2019, 15:57
Locatie: Provincie Utrecht
Contacteer:

Re: Gedichten

Bericht door Arja »

-DIA- schreef:
Zie mij, HEER, wien elk moet duchten,
Tot U vluchten.
O mijn God, verlaat mij niet;
Blijf niet, wegens mijn gebreken,
Ver geweken;
Toon, dat Gij mijn rampen ziet.

HEER, ik voel mijn krachten wijken
En bezwijken;
Haast U tot mijn hulp, en red,
Red mij, Schutsheer, God der goden,
Troost in noden,
Grote Hoorder van't gebed.
Wat me raakt is dat David na al die klachten bidt: "Verlaat mij niet, o HEERE, mijn God! wees niet verre van mij. Haast U tot mijn hulp, HEERE, mijn Heil!"

C. H. Spurgeon zegt bij deze psalm:
Uitstel zou verderfelijk blijken te zijn. De arme bidder was reeds "ver weg"; op het punt van te sterven. Alleen door spoedige hulp zou hij gered kunnen worden. Zie, hoe smart de aandrang van het gebed versterkt! Dit is een van de liefelijke gevolgen van de beproeving. Het geeft nieuw leven aan ons pleiten en drijft ons uit tot God. "HEERE, mijn Heil!" ... Het geloof voorziet de gezegende uitslag van al zijn pleiten, en in dit vers begint het reeds God de eer toe te schrijven van al de verwachte genade. Wij zullen door de Heere niet verlaten worden. Zijn genade zal ons te rechte tijd staande houden, en in de hemel zullen wij zien, dat wij geen enkele beproeving te veel hadden, dat geen enkele angst of smart te streng was. De bewustheid van zonde zal wegzinken in blijdschap der verlossing; smart zal leiden tot dankbaarheid, en dankbaarheid tot onuitsprekelijk en volle heerlijkheid. ~ Bron: De Psalmen Davids, eerste deel.
-DIA-
Berichten: 32705
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gedichten

Bericht door -DIA- »

SIONS KLACHTE

In welken tijd verkeren wij,
O droeve zonden heerschappij.
Waaronder wij verkeren;
Een leugengeest is uitgegaan.
Van hoogmoed en van trotse waan,
Een ieder wil regeren.

Een ieder wil thans Koning zijn.
Een ieder heeft een kroon in schijn,
En 't wezen wordt vergeten;
Gedaante van Godzaligheid,
Geen schijnsel van Godvrezendheid,
De waarheid ligt versmeten.

Men vraagt naar waarheid noch naar recht.
Het kwaad heet goed, het goede slecht,
In omgekeerde rede;
De waarheid struikelt op de straat,
Wat moet er worden van deez' staat.
Men speelt met trouw en eden.

O! ongelukkig Nederland,
Een zonde-vloed heeft d' overhand,
En stroomt in onze velden;
De vloek is in het huis alrêe.
De breuk is groter dan de zee,
Wie kan haar diepte melden?

Wij waren Efraïm gelijk,
Hoe bloeide voormaals Hollands rijk.
Een wijkplaats voor de vromen;
Een schuilplaats voor de vluchteling,
Een toevlucht voor de vreemdeling,
Met vree tot ons gekomen.

En wat is nu ons Nederland?
Het slaat de waarheid in de band,
En wil geen waarheid horen;
Het opent de gevangenis,
Hem die voor recht en waarheid is,
En zoekt ze zo te smoren.

o Neêrland! hoe zijt gij verminkt,
Gij die met volle stromen drinkt,
Uit Belialse beken;
Gij wilt het zo, wel nu 't geschied',
Gelijk gij wilt, maar ook geniet
De vruchten van uw streken.

Ds. L.G.C. Ledeboer
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Plaats reactie