Meditatie

-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Ter Overweging
(Voorafspraak van een preek van Wulfert Floor over Johannes 3 vers 3)

De hel is een verschrikkelijke,
de aarde is een moeilijke,
en de hemel is een gelukkige, een zalige plaats.


1. Als ik over de hel denk, dan denk ik onwillekeurig, ach mocht ik en mijn familie daar toch voor bewaard blijven! Mocht ik en mijn buren daar toch voor bewaard blijven!
Het zijn mensen daar ik zoveel dienst en genot van gehad heb, en zoveel vriendschap van heb ondervonden. Het zou mij toch een pijnlijke gedachte zijn, als ik mij moest voorstellen, dat zij zouden verloren gaan.
Ja, maar niet alleen mijn buren, maar ook mijn vrienden, veraf en nabij, jong en oud, en ook mijn vijanden, hetzij of ik er veel of weinig heb, en of ze mij veel of weinig leed betonen. Ach, mochten zij toch van het helse vuur verschoond blijven. De hel is een vreselijke plaats, daar knaagt de worm van een pijnlijk naberouw. over de kwalijk doorgebrachte genadetijd, en over al te jammerlijk verzuimde genademiddelen.
Daar zijn honderdduizenden verdoemde mensen, die elkaar niet liefhebben, die elkaar haten, die elkaar vloeken en met verwijtingen benauwen, dat de een de ander mede ten verderve geholpen heeft.
Daar zijn legio duivelen, onreine geesten, waar Paulus zo van ontsteld was, toen hem slechts één engel des satans met vuisten sloeg.
Daar is gramschap van een lang getergd Opperwezen, een opgaande rook der pijniging, een buitenste duisternis, een onuitblusselijk vuur.
Daar is geen Evangelie meer, geen verkwikkingen voor ziel noch lichaam, zelfs geen enkele waterdruppel om een gloeiende tong te verkoelen, hoe men daarom ook smeken mocht. De hel is een zeer vreselijke gevangenis.
Maar die er in komt behoeft er niet lang in te blijven? O, ja wel! En dat is nog het vreselijkste van alle vreselijke dingen; zij moeten er een eeuwigheid doorbrengen, die echter nooit door te brengen is. Zij moeten er eeuwig smart lijden in de vlammen, eeuwig pijn en angst en naberouw uitstaan naar ziel en lichaam.
Kom ik nu voorbij de steenoven, of zie ik het vreselijke vuur in een gasfabriek, of zie de grote blaasbalg in een ijzersmederij, of beschouw ik een gloeiend heet gemaakte bakoven, dan moet ik altijd denken aan de hel, en bij mijzelf zeggen: O wee de arme mens die daarin komt! Het ware hem beter niet geboren te zijn, of onder de wormen behoord te hebben, die op het voetpad kruipen.

2. Van deze aarde zei ik, dat het is een moeilijke plaats. Ja, menigeen sukkelt daarop met een zwakke maag of een enge borst, of met een half verteerde long, of met een zieke lever, of met een pijnlijk hoofd, of met een lichaam dat opgegeten wordt van reumatische pijnen, of met een andere lichaamsongesteldheid.
Anderen zijn wel gezond, maar zo arm als de mieren; zij moeten hun brood evenzo opeten, als zij het uit de bakkerij gehaald hebben, zonder er schier iets op te kunnen doen. De sobere penning die zij verdienen is niet toereikend om hen en hun kinderen van genoegzaam voedsel en kleding te voorzien. Zij waren misschien reeds arm in hun kindsheid, en als zij in hun grijze dagen aan de mond van het graf wandelen, zijn ze nog even arm, en moeten een heel leven lang smakelijke spijzen en overvloed van kleding ontberen, die door anderen ook een heel leven lang in overvloed genoten worden.
Anderen zijn niet ziekelijk en ook niet arm, en toch, zij ondervinden het moeilijke van de wereld soms in ruime mate. Sommigen van hun hebben reeds een of twee echtgenoten verloren, of zij hebben de dood van anderen van hun betrekkingen telkens te betreuren gehad, en zelf lijden ze aan het nare vooruitzicht dat zij eerlang in de groeve der vertering zullen moeten neerdalen.
Ieder in zijn stand en verschillend in leeftijd, ondervindt al eens telkens het moeitevolle van ons leven in deze huilende wildernis, waar wel vele zegeningen van de Heere, maar ook vele bittere vruchten van Adams val ondervonden worden.

3. Ten derde, zei ik, de hemel is een zeer vermakelijke en zalige plaats. U kunt nauwelijks de laatste twee hoofdstukken van de Bijbel lezen, of u zou, zo zou men zeggen, op de hemel verliefd worden. Daar zal geen nacht meer zijn, geen zonde, geen verberging van Gods aangezicht, geen pijn of droefheid, geen honger of dorst, geen armoede of gebrek, geen twist of verschil, geen onkunde of ongeloof, geen verzoeking van de duivel, geen vijandschap van de wereld, geen ziekte of dood, geen zwakheid of vermoeidheid, geen traagheid of slaapzucht.
Daar zal Jezus gekend en gezien worden, een eeuwig verkeer met de engelen en gezaligde mensen zijn, altijd blij, altijd heilig, altijd veilig, altijd wonen in het hemelse Vaderland, en altijd rusten en met vreugde verkeren met het dan altijd volmaakte volk van God.
Niemand kan het beschrijven, niemand kan het vertellen, niemand kan het bevatten, wat daar zal zijn en eeuwig genoten zal worden. Die er komt zal over de wonderlijke heerlijkheid verstomd zijn en met de koningin van Scheba moeten zeggen: de helft daarvan was mij niet aangezegd.

Nu, op de moeitevolle wereld ben ik, en ik kan het er ook wel op uithouden, want ik vind hier veel zuurs als gevolg van de zonde, maar telkens ook veel zoets als een bewijs van Gods gadeloze goedheid en lankmoedigheid. Maar dit is zeker, ik kan, ik mag hier niet lang blijven. Ik moet eerlang naar de eeuwigheid, en waar zal ik dan aankomen? Kom ik dan in de gelukzalige hemel, of ga ik naar die nare gevangenis, naar die ongelukkige strafplaats van de verdoemde zielen? Alle mensen worden geenszins zalig. Eén zaak moet ik ondervinden of reeds ondervonden hebben. Als ik mij de zaligheid met grond beloven kan, moet ik wedergeboren zijn! Ben ik dat, dan zal mijn gebrek en struikelingen mij niet buiten de hemel houden. Ben ik het niet, dan kom ik niet binnen, al was ik nog zo zedig als de rijke jongeling. Wedergeboorte, daar komt alles op aan, en ook daarvan zullen wij in de predicatie nader handelen.

De tekst is: Johannes 3: 3
Voorwaar, zeg Ik u: tenzij dat iemand wedergeboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
CvdW
Berichten: 2928
Lid geworden op: 23 mar 2015, 13:07

Re: Meditatie

Bericht door CvdW »

Dia, heeft u dit helemaal overgetypt?
Zo ja, dan heb ik de volgende tip. Op theologienet staan vele werken van oef. W. Floor. Bundel 6 oefening 9 gaat over Joh. 3:3.
Ctrl-C en ctrl-V zorgen ervoor dat het snel klaar is.
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

CvdW schreef:Dia, heeft u dit helemaal overgetypt?
Zo ja, dan heb ik de volgende tip. Op theologienet staan vele werken van oef. W. Floor. Bundel 6 oefening 9 gaat over Joh. 3:3.
Ctrl-C en ctrl-V zorgen ervoor dat het snel klaar is.
Maar ik heb wel veel verouderde woorden vervangen, als daar zijn: "Uwe" "Zijne" "door den", enz.
Toch dank voor de tip!
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

GRIMMIGHEID IS BIJ MIJ NIET.

Mijn geliefden,
de tekstwoorden voor deze ure kunt u opgetekend vinden in de profetie van JESAJA, het 27e hoofdstuk, het 4e vers, het eerste gedeelte. Ik herzeg: Jesaja 27 het 4e vers, alleen deze woorden:
Grimmigheid is bij Mij niet.
tot dusver.

Dan staan we ten eerste stil bij:
1. Door de Vader gesproken
2. Door de Zoon bevestigd
3. Door de Heilige Geest toegepast


Dat predikt het Kerstevangelie. Gemeente, in het u voorgelezen Schriftgedeelte, in dat gezegende hoofdstuk, Johannes 3 gaat de Koning van Zijn Kerk aan een nachtdiscipel onderwijs geven. En dat onderwijs, in Zijn profetische bediening, dat is voor Nicodemus niet zonder vrucht gebleven. Maar door de zaligmakende bearbeiding des Geestes is hij niet alleen het voorwerp, maar ook het onderwerp gemaakt. Dat heeft hij in de vrucht van zijn leven bewezen.
Het was een man, die ongerust was gemaakt, en die alles in het werk stelde om de Heere Jezus persoonlijk onder vier ogen te kunnen spreken. Kent u dat ook in uw leven?

Nee, ik vraag niet of u bekeerd bent, maar in de Naam van mijn Zender: Kent u dat ook? Dat uitgaan om de Heere te spreken onder vier ogen. Nicodemus zag maar een oplossing, en dat was in het holle van de nacht. Hij is eropuit getrokken, toen alles sliep in Jeruzalem. Toen heeft hij zijn mantel omgedaan, en is gegaan naar de woning waar de Heere Jezus vertoefde.
Nee, die nacht sliep de Heere Jezus niet. En waarom niet, gemeente? Al wat Mij de Vader gegeven heeft zal tot Mij komen. Daar ligt de oorzaak.
Dat was de vrucht der prediking, die Hij Zelf predikt: En wat tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen.
Daar hebt ge het volle Evangelie voor die zielen die ongerust zijn gemaakt, en waarvan we zongen uit Psalm 51: Mijn zonden zie ik mij steeds voor ogen zweven. En nu ligt het buiten het bestek van onze tekst om daar verder op in te gaan. Er liggen Goddelijke onderwijzingen in dat gezegende Johannes 3. Alleen in het 16e vers, daar gaat Christus de oorzaak verklaren. En weet ge wat dan zo wonderlijk is, gemeente? Dat Christus het welbehagen des Vaders komt te prediken.

O, wat een aanstoot is dat in onze dagen! Voor duizenden en tienduizenden! Een aanstoot voor de Joden. Want in Lukas 4, om maar één bewijs te noemen, daar hebben we hetzelfde: Het welbehagen des Vaders gaat Christus prediken in de Synagoge waar Hij was groot gebracht; over het welbehagen des Vaders. Er waren vele melaatsen, en niemand werd er genezen dan Naäman. Daar waren veel weduwen, maar tot niemand anders werd de profeet Elia gezonden dan tot de weduwe te Serepta Sidonis.
En hebben ze het genomen? Nooit! Ze hebben Hem beet gepakt en door de straten gesleurd van Nazareth en ze willen Hem van de hoogte van de stad te pletter laten vallen.

Christus predikt het welbehagen des Vaders: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn enig geboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
De Heere Jezus zegt niet: Ik ben vrijwillig gekomen. Nee, dat heeft Nicodemus later geleerd, want er wordt niet een volk op één dag geboren. En zo is het ook met de weg en de handelingen die God met Zijn Kerk op aarde houdt. Hij gaat ze maar leiden van stap tot stap.
En gemeente, zo is het nu ook met die Nicodemus. Heeft hij het allemaal begrepen? Welnee! Hij heeft er niets van begrepen! Want, geliefden, in het 10e vers kunnen we het lezen: Zijt gij een leraar Israëls, en weet ge deze dingen niet? Nee, daar wist ie niks van! En een knappe man! En, geliefden, als God in ons leven komt, dan weten wij er niets van. Dat gaat de Heere de blinden leiden langs paden die ze niet hebben geweten.

Zijt gij een leraar Israëls, en weet gij deze dingen niet? Nee. Omdat ze geestelijk onderscheiden moeten worden. En nu dat heilgeheim, dat gaat Christus prediken. En door de vleeswording is dat door de Vader in Zijn Kind geschonken. En dát rijke Evangelie mocht nu ook Jesaja prediken. De Evangelist, zoals die door verscheidene oudvaders genoemd wordt, in het midden van Zijn volk.

Voor wie de hele preek van ds. G. Schipaanboord (op Prekenweb) wil beluisteren, de link werd door iemand (ik weet niet meet wie het was) doorgeven te midden van de ellendige discussie.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Een deel uit de
afscheidspreek van ds. Lamain
van Rijssen,
Uitgesproken op 11 februari 1947

"De Heere mocht de afgevaardigden van de classis gedenken, die ook in deze ure met die van andere gemeenten in ons midden vertegenwoordigd zijn. We hebben veel arbeid, broeders, ook in uw gemeenten mogen verrichten. We hebben veel lust mogen ontvangen en kunnen niet anders zeggen, God heeft ons een plaats gegeven in de gemeenten. Ik hoop dat de Heere u samen moge gedenken en naar de rijkdom van Zijn genade Zijn Kerk mag bezoeken, ook hier in Rijssen en beide gemeenten nog eens mochten verenigen, en de tijd mocht aanbreken, wat wij niet hebben kunnen bewerken, maar dat God alle breuken nog eens weg mocht nemen en dat op grond van waarheid die eenheid gezocht mocht worden, die Gode welbehagelijk is. Want waar verwarring en boze handel is, daar wil God niet wonen. Maar waar liefde is, daar gebied God Zijn zegen.

De tijden zijn donker, en wij staan voor een donkere avond om een duistere nacht in te gaan met Europa. O mijne hoorders, ik vrees, ik vrees voor bange tijden. Want God heeft Nederland verlost zonder vernedering, zonder verootmoediging, en wat zal het einde zijn? Doorzonigen, doorzondigen. Wil dit volk niet bukken, het wordt ras verneerd. God mocht des ontfermens gedenken als de tijd straks zal aanbreken. Wij kunnen het nog wel beleven, dat men in de kerk niet meer zal komen, maar dat de kerk in bossen en struiken, in sloten en greppels naar elkander toe zal kruipen en dat ze zullen zeggen: ‘Leef je ook nog?’ En dat ze samen vanwege de nood tot God zullen zuchten en vluchten.

De Heere zegene het onderwijs op de catechatiën, ook als straks een ouderling het doen zal. Ik hoop dat hij spoedig door eenj leraar vervangen zal worden, maar blijf niet onnodig thuis. Zoek de onderwijzing van de waarheid."
(einde citaat)

Tenslotte nog een persoonlijke opmerking.
Waarom ik dit gedeelte hier plaats is de waarschuwing voor de donkere nacht die ds. Lamain al begin 1947 zag aankomen voor Europa. Het was februari 1947, dus de EGKS, de EEG noch de EG bestonden toen nog niet. Moeten wij nu niet constateren dat het er niet beter op is geworden? God blaast in Europa, en wat zal het einde zijn?
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Een klein gedeelte uit de DANKDAGPREEK die landelijk werd uitgeroepen door de overheid,
na de Bevrijding van ons land na de bezetting van Duitsland.
Deze preek werd uitgesproken door ds. W.C. Lamain,
te Rijssen, op de eerste Bevrijdingsdag, het jaar 1946.


Voorwaar, God heeft een twist met de inwoners der wereld. Een nieuwe oorlog dreigt uit te breken. En wat daar het gevolg van zijn zou? Een vernietiging, zoals de wereld nog nooit aanschouwd heeft. Dan zal geen schuilkelder meer helpen en geen onderduiken meer mogelijk zijn.
O, wij moesten wel sidderen en beven bij het vernemen van de donder van Gods mogendheid. God laat niet met Zich spotten. Wees er van verzekerd, als wij doorgaan in onze wegen, die lijnrecht tegen God gericht zijn, dat God ook doorgaat.

Duitsland had met God afgerekend en Hitler tot god verheven, al bazelde die man nog van een voorzienigheid! Maar, de tijd is gekomen dat God gaat afrekenen en wat blijft er nu nog van het Derde Rijk over? God vervult Zijn Woord er aan, wat wij lezen in Jesaja 14:23, En Ik zal haar stellen tot een erve der nachtuilen en tot waterpoelen; en Ik zal haar met een bezem des verderfs uitvagen, spreekt de HEERE der heirscharen.
Och, arm geslacht van Nederland, zondigt maar door, danst maar volop, drinkt de zonde maar in als water, scheurt u los van uw vader en uw moeder, leraar en onderwijzers! God komt op Zijn tijd! Weet, dat God het laatste woord heeft. Maar wat ik u bidden mag, als een gezant van Christus, alsof God door mij bade: laat u toch met God verzoenen. Laat mijn raad u toch behagen. Keert terug van het pad der zonde. Vraagt naar de Heere en Zijn sterkte! ‘Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden’ (Psalm 2:12)
Dat God Zijn Kerk bezoeken mocht, daar Sion als een akker geploegd is, en de doodsschaduw op alles verspreid ligt. De Waarheid mocht eens zegevieren en de leer van vrije genade in zijn glans geopenbaard worden.
De inzinking van Gods Kerk neemt toe, na de zware oordelen en gerichten. Dat God Zijn Geest nog eens uitstorten mocht. Dat er bij oveheid en onderdaan een terugkeren plaats mocht vinden, tot die God, Die zo veel wonderen heeft verricht.
Ons vorstenhuis mocht verwaardigd worden ons gehele volk terug te roepen tot de wet en de getuigenis. Dan zou er nog hoop zijn voor een zinkend vaderland. O, dat de God van onze vaderen, die hooggeplaatstten, die God tot onze grote blijdschap nog terug deed keren op- onze vaderlandse bodem, genade mocht verlenen, om te erkennen, met Manasse, dat de Heere God is. Hun ballingschap zou gezegend zijn voor henzelf, maar ook zou het zijn ten goede voor ons vaderland. God bestendige en bevestige het Huis van Oranje op de troon, ook in de volgende geslachten.

Naschrift: Mijn ouders waren onder deze preek aanwezig, en ook bij de preek waaruit ik hierboven citeerde. Ik weet hoe zij met veel eerbied en achting voor deze Godsgezant vervuld waren. Het af af- en indruk. Wellicht dat iemand het verstaat.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

TEGEN VALSE GERUSTHEID

Maar bekommeren zich niet over de verbreking van Jozef.
Amos 6:6b

Wij leven in een tijd van grote veranderingen, ook op kerkelijk gebied, maar Hij, Die in de eeuwigheid woont en Wiens naam is Heere der Heirscharen, Die de tijd in het aanzijn riep, blijft eeuwig dezelfde. Hij verandert niet, ja, kan ook niet veranderd worden.
Dit is zeker, de donkere wolken, die reeds zo veel jaren dreigend samenpakten, hangen nog steeds boven ons hoofd vanwege onze zonde en schuld. Zonde en schuld in het persoonlijke, huiselijke, maatschappeliike, staatkundige en kerkelijke leven. In het jaar 1981 spreken we veel over het verval van de zeden en uitbrekende zonden in de steden en van mensen, die niet behoren tot onze gemeenten.
Er is veel bekommering over de vraag: „Is het niet alsof wij leven in het jaar 1939, toen de tweede wereldoorlog uitbrak?" Ja, waarlijk, er is nog een bekommering, dat er geen vrede is over de mensen en de volkeren, dat de wrevel, waarmee de aarde voor de zondvloed vervuld was, steeds erger wordt. Ja, de mens levende in het jaar 1981 roept om het oordeel Gods.
Erger dan een oorlog is, volgens Gods Woord, het oordeel der verharding. Wij als kerkelijke mensen weten zo goed, dat het oordeel der verharding gekomen is bij de inwoners der wereld. Hebt u, lezer(es), ook reeds bekommering, dat het oordeel der verharding ook reeds daar is waar men nog de leer van vrije genade kan beluisteren?
Er is een overblijfsel op aarde, dat uit vrije genade de breuk, die wij in het paradijs geslagen hebben, gaat bewenen. Dat volk gaat zuchtende over de aarde of de Heere uit vrije genade hun iets mocht schenken om het woord van Amos te leren verstaan: „Maar bekommeren zich niet over de verbreking van Jozef". Dan wordt alles schuld. Het oordeel begint vanaf het huis Gods.
In de dagen van de profeet Amos waren er vele mensen, die zich niet bekommerden over de verbreking van Jozef. Onder de verbreking van Jozef hebben we verstaan de breuk, die geslagen was tussen het rijk van Juda en het rijk der tien stammen. Doch velen bekommerden zich niet over die breuk. Men vond het wel goed, dat de broedervolken gescheiden naast elkaar heen leefden. Men berustte in de scheiding, hoewel Jozef (Efraim) toch een leidende positie had in het tien-stammenrijk.
Amos, die met de Heilige Geest Gods vervuld was, dacht er echter anders over. Hij vond het erg, dat ze zich niet bekommerden over de verbreking van Jozef. Hij vond het zo erg om de ere Gods, dat zij dronken van weelde in overmatig zingenot voortleefden; waar zij lagen op elpenbenen bedsteden en weelderig waren op hun koetsen, de lammeren der kudde aten en de kalveren uit het midden van de meststal wegnamen en op het geklank der luit kwinkeleerden en zichzelf instrumenten der muziek uitdachten en wijn uit schalen dronken en zich zalfden met voortreffelijke olie.
Was het niet erg, dat ze met hun godsdienst David, de koninklijke zanger, nog nadeden? Is dat ook niet de breuk van onze tijd willen nadoen het geklank der ouden, die uit het beginsel van vrije soevereine genade mochten leven? Niet alleen voorwerpelijk, maar juist onderwerpelijk en bevindelijk. O, de ongerechtigheden van de leiders des volks waren zo groot in de dagen van Amos, dat hij móest getuigen, ook al zou hij alleen overblijven.
Niet minder erg was het, dat zij de boze dag van verre stelden en de stoel des gerichts nabij brachten. Waarom vond hij dat zo erg? Waarom rekende hij het hun zo zwaar aan, dat zij zich niet bekommerden over de verbreking van Jozef? Omdat het voor de profeet een bewijs was, dat er nog een veel ernstiger breuk bestond. De breuk tussen God en hun onsterfelijke zielen. Want als zij een volk waren, dat met de Heere in vereniging leefde, dan zouden ze toch de verbreking van Jozef gevoelen en inleven. Dan zou het een smartelijke wonde zijn.
Maar nu kon het oordeel niet uitblijven en het oordeel wordt aangezegd met deze woorden: „De Heere heeft gezworen bij zichzelf: Ik heb een gruwel aan Jacobs hovaardij en ik haat zijn paleizen, daarom zal Ik de stad en zijn volheid overleveren". Ontzettend om het eeuwige oordeel te erven van de eeuwige rampzaligheid, goddeloos of levende in uitwendige godsdienst.
Ook nu moet het woord van de Godsman worden overgenomen als het wel is. Wij willen wel luisteren naar de spraak van grote geleerden in het jaar 1981, maar wie wil luisteren naar de veeherder van Thekóa? O, het is een eeuwig wonder als de Heere het geeft voor jong en oud. Wederom bedrijft het volk tweeërlei boosheid. Ja, Gods volk is van zijn plaats.
Er was een tijd: „Als Efraim sprak zo beefde men". Het spreken en getuigen tegen de zonde en de wereldgelijkvormigheid wordt in onze kringen zo weinig vernomen. Mocht het in waarheid worden: „Hoort dit, gij priesters en merkt op, gij huis Israels en neemt ter ore, gij huis des konings, want gij zijt een strik geworden te Mizpa en een uitgespannen net te Thabor" (Hosea 5:1).
De zonden hebben een scheiding gemaakt, maar wat een wonder, de Heere is en blijft dezelfde. Zijn goedertierenheid is van eeuwigheid tot in eeuwigheid over degenen, die Zijn verbond houden en die aan Zijn bevelen denken om die te doen. In onze tijd heeft er zo veel plaats onder de toelating Gods, maar niet in de gunst Gods. De verachtering in de genade sluit de gunst uit. De Heere mocht ons allen in de schuld brengen. Er moet een wederkeren plaatsvinden om de verbreking van Jozef te bewenen. In wederkeren ligt behoudenis.
In ons verbondshoofd Adam liggen wij verloren. Wij zullen wedergeboren moeten worden om de eerste breuk in het paradijs te leren bewenen. Dan komt er plaats voor de tweede breuk. Ja, die breuk, wat wordt daar weinig van vernomen. Gods volk is van elkaar gescheiden; de geestelijke liefde wordt zo gemist; wij zijn zo hoog, zo groot, zo klaar; de liefdeloosheid heeft uiteengedreven wat naar het bestel Gods bijeenhoort. Dan moeten we allen in de schuld.
Mocht het ervaren worden in de verzuchting, dat we ons waarlijk bekommeren mogen over de verbreking Jozefs. Zo gij uit vrije genade U wel bekommeren moogt, dan zult gij het recht Gods inleven, daar de Heere kwam te getuigen: „Ik zal heengaan en keren weder tot Mijn plaats, totdat zij zichzelf schuldig kennen en Mijn aangezicht zoeken; als het hun bange zal zijn, zullen zij Mij vroeg zoeken".
De Heere is machtig om grote wonderen te doen. Hij kan helen, want Zijn naam is Heiland. Ja, zo wonderbaar kan Hij helen, dat Jozef, dat is Gods volk, weer een vruchtbare tak wordt, een vruchtbare tak aan de fontein. Dan komt er in plaats van verbreking een samenbinding. Dan zal zeker de bekommering wijken. Onbekeerde lezer of lezeres, waag het niet op gemoedelijkheid, waag het niet met de godsdienst van onze tijd, die niet van schuld wil horen. Wij moeten eerst zondaar voor God worden om de ware samenbinding in Christus te leren kennen.
Maar wat groot; het is nog het heden der genade. De algemene roeping wordt U nog voorgehouden. De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot de Heere, zo zal Hij zich zekerlijk ontfermen. Jakob is dun geworden. Toch is er nog een overblijfsel. Moge de Heere geven, dat er ware droefheid mocht komen in de weg van ontdekking, ook bij ons.
Wanneer nu dat benaarstigen om de enigheid des Geestes door de band des vredes te behouden, in beoefening wordt gebracht, dan zullen als vrucht van het genadeverbond de handen ineen gelegd worden en dan zal de lofzang worden aangeheven:
Gij zijt toch mijn Koning van ouder tijd.
Die mij wilt en openlijk kunt bewaren.
Als mij zware nood hier is wedervaren;
Gij hebt mij duizendmaal daarvan bevrijd.


Ermelo, Ds. C. Hegeman, 1981
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Bij het lezen van onderstaand stukje kwamen zo de woorden in mijn gedachten: Gedenkt dan hoe gij het ontvangen en gehoord hebt. En ik kan niet anders zeggen dat wij het zo ontvangen en gehoord hebben. Dan de oproep erbij tot mij en een ieder die het leest, dat staat in de brief aan de gemeente van Sardis (Openbaring 3:1-6)

ZIENDE GEMAAKT
DS. P. BLOK
En dit hoorden enigen uit de farizeeën, die bij Hem waren, en zeiden tot Hem: Zijn wij dan ook blind?
(Johannes 9:40)

‘Zijn wij dan ook blind?’ Het zijn de woorden van enkele farizeeën. Jezus heeft een jongen die blind was, genezen en hem het vermogen gegeven om te zien. Daarvan mocht de jongen getuigen: ‘Een ding weet ik, dat ik blind was en nu zie.’
Het wonder van de genezing werd verdacht en bestreden. Daarop heeft Jezus gewezen naar Zijn middelaarsopdracht: Jezus zeide: 'Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, opdat degenen die niet zien, zien mogen, en die zien, blind worden.'
De farizeeën meenden ziende te zijn en te kunnen oordelen over het werk van vrije genade. Het bewees dat ze geen kennis hadden aan de doodstaat van de mens met al de gevolgen van dien. Dat in het wonder van de wedergeboorte de mens wordt vernieuwd in alle delen was voor hen veborgen.
Jezus sprak eenmaal tot Nocodémus: ‘Zijt gij een leraar Israëls, en weet gij deze dingen niet?’ Nicodémus had geen kennis aan de bijzondere arbeid van de Heilige Geest. Hij was een leraar Israëls en toch geestelijk blind. Het is het bijzondere werk van Christus als de Gezalfde van de Vader om blinden het gezicht te geven.
De beeldspraak is duidelijk. Door de geestelijke blindheid is er geen onderscheiden kennis, omdat de zuivere waarneming ontbreekt. Door genade ontvangt de vernieuwde mens een innerlijke waarneming, die in het verleden ontbrak. ‘Wij tasten naar den wand gelijk de blinden, en gelijk die geen ogen hebben, tasten wij; wij stoten ons op den middag als in de schemering, wij zijnin woeste plaatsen gelijk de doden,’
Daarom is het nodig om verlichte ogen des verstands te ontvangen.
‘Opdat de God van onzen Heere Jezus Christus, de Vader de heerlijkheid, u geve den Geest de wijsheid en der openbaring in Zijn kennis; namelijk verlichte ogen uws verstands, opdat gij moogt weten welke is de hoop van Zijn roeping, en welke de rijkdom is der heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen.’

In de avondschemering van het leven ontmoetten wij een oude leraar. Hij had gesproken over het wonder aan de blinden te Jericho. Er was wat nalezing en de vraag werd gesteld daar wat meer over te zeggen.
Met diepe bewogenheid sprak hij van het genadewonder in zijn persoonlijk leven. Zijn levensweg was in diepe duisternis, maar dat benauwde hem niet. Hij behoorde bij het geslacht dat bouwde aan het levenshuis zonder fundament. Maar daar was hij blind voor.
Totdat het de Heere behaagde licht te geven over de waarheid van zijn leven. Het was een leven zonder God. De heilige en rechtvaardige God, Die het hart doorzoekt, deed bij het ontdekkend licht van de Heilige Geest zien de ijdelheid van het leven en van een ijdel en vermeend bezit.
Het huis van de toekomstverwachting stortte als een hoop puin in elkaar. Voor het eerst zag hij de waarheid van zijn leven.
De alwetendheid Gods ontdekte de bron van zijn bestaan. De vuile bron van zijn leven ging open. De alomtegenwoordigheid Gods voerde hem terug tot aan de kleuterjaren toe. Als een walgelijk zondaar stond hij voor de rechtvaardige God, Die de zonde niet ongestraft kon laten. Hij doorzag de heiligheid Gods en doorleefde dat hij een onrein schepsel was en verfoeilijk voor God. In het puin van zijn leven doorleefde hij de scheiding met God. Hoe kon hij voor zulk een God een bestaan vinden? Het hart-doorzoekend werk van de Heilige Geest vernederde voor God.
Als in het natuurlijke leven de ogen opengaan, ziet de mens wat voorheen verborgen was. Wanneer in een donkere kamer de ogen geopend geworden kan hij niets onderscheiden. Er zijn dus twee zaken nodig. Er moeten ogen zijn om te zien en licht om te aanschouwen.
Van nature is de mens geestelijk volkomen blind. Wil het wel zijn, dan moet hij ziende gemaakt worden. Dat kan alleen door een soevereine en almachtige daad Gods. De Heere moet ook licht schenken over en goddelijke zaken. Alleen daardoor krijgt hij kennis van God, van zichzelf en van Christus.
De Heere schenkt de innerlijke eerbied voor God, en geeft de ware kennis van de zonde en de gemaakte schuld en doet buigen voor de veroordelende kracht van de heilige wet. De doorleving van het geestelijke onvermogen breekt alle zelfverlossingspogingen af en ontneemt het vergaderde koopgeld. Op de weegschaal van Gods recht verliest de ziel alle vermeende gronden. Als een verloren mens wordt hij uitgedreven uit zichzelf en leert door het ontdekkende licht dat de zaligheid in een Ander is.
Het is het bijzondere werk van de Heilige Geest om de ogen te openen voor de Persoon van de Middelaar. De Heilige Geest ontsluit het Woord en het geschonken geloof ziet Hem in Zijn dierbaarheid, gepastheid, noodzakelijkheid en beminnelijkheid. Zo zagen de blinden de Zone Davids, nadat hun ogen door Hem geopend waren. Wat ze door gerucht hadden vernomen werd nu bevestigd. Ze zagen de Zone Davids en geloofden dat bij Hem ontferming was.
De oude leraar werd teruggeleid in Zijn leven en het genadewerk werd opnieuw levendig. De vraag werd gesteld: ‘En hoe is het nu verder gegaan?’.
Het antwoord was duidelijk. Op de school van de genade wordt geleerd, dat voor alle genadeleidingen de ogen geopend moeten worden. De vernieuwde mens kan niet leven met conclusies. ‘Een iegelijk dan die het van den Vader geleerd heeft, die komt tot Mij’.

’t Is de HEER’ Wiens mededogen
Blinden schenkt het lieflijk licht;
Wie in ’t stof ligt neergebogen,
Wordt door Hem weer opgericht.
God, Die lust aan waarheid heeft,
Mint hem die rechtvaardig leeft.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Jantje
Berichten: 16185
Lid geworden op: 18 mei 2017, 20:42
Locatie: Walcheren - jantjevanrefoforum@gmail.com

Re: Meditatie

Bericht door Jantje »

We begrepen dat hij weer in het ziekenhuis ligt. Dat zei ds. Hogchem gisteren tijdens zijn toespraak.

In al zijn zwakheden leeft hij echter intens mee met het wel en wee binnen de gemeenten.

Hij had mogen zeggen dat de beker (van Gods toorn) voor hem leeg was geworden. Wat een troost!
Was getekend,
uw medeforummer Jantje
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

Meteen na het plaatsen van deze meditatie kwam hier een een felle bliksemschicht en harde donderslag en dit internet werd getroffen. De zekeringen doorgeslagen.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

DE LEVENSVERWACHTING IN DE LEVENSTIJD

Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbijgaat. Werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heeerlijkheid.
[2 Kor. 4:17]

Ieder mens heeft zijn eigen levensstrijd. De mens, van een vrouw geboren, is kort van dagen en zat van onrust. Het uitnemendste van het leven is moeite en verdriet. Wij leven onder de druk van de zonde. De oorzaak van alle ellende wordt door de mens der zonde niet gekend en ook niet aanvaard.

Als de apostel schrijft over de verdrukking dan sluit hij zichzelf daarbij in. Hij spreekt immers over 'onze' lichte verdrukking. Hij bedoelt hier de verdrukking van Gods kinderen op aarde. Enerlei wedervaart den rechtvaardige en den goddeloze. De tegenspoeden zijn velerlei. Het woord van Christus gaat in vervulling: 'In de wereld zult gij verdrukking hebben; maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen' en: die hier bedrukt met tranen zaait, zal juichen als hij vruchten maait.

Het genadeleven ontkomt niet aan de strijd en de aanvallen van de macht der duisternis. De gemeente Gods draagt haar schat in aarden vaten. In verband met de tekst schrijft de apostel: 'Als die in alles verdrukt worden, doch niet benauwd; twijfelmoedig doch niet mismoedig, vervolgd, doch niet daarin verlaten, nedergeworpen, doch niet verdorven'.

De verdrukking is een lichte verdrukking. Dat wil niet zeggen dat zij gering is te achten. De apostel weet dat zeer goed, want hij draagt de littekenen van de Heere Jezus in zijn lichaam.
Hij heeft in zijn ambtelijk leven de voetstappen leren drukken van zijn grote Meester. Hij is opgejaagd, vervolgd, geslagen, bespot als een beroerder van de wereld voor de rechter gesleept. Hij is door de godsdienstige Jood gehaat en uit de stad geworpen. Hij werd door de wettische Galaten van een slordig leven verdacht, maar door de Heere is hij staande gebleven en door Gods ware kinderen bemind.

De verdrukking is licht in het besef van de naderende eeuwigheid. Elke stap van Gods kinderen is een stap nader bij de volkomen verlossing.
De heerlijkheid, die de gemeente des Heeren wacht, doet het hoofd uit de druk opheffen tot de God van hun leven. Bezwijkt hun vlees en hun hart, zo is God de Rotssteen huns harten en hun Deel in eeuwigheid.

Gij maakt eerlang mij ’t levenslicht bekend,
Waarvan, in druk, ’t vooruitzicht mij verheugdep;
Uw aangezicht, in gunst tot mij gewend,
Schenkt mij in ’t kort verzadiging van vreugde;
De lieflijkheên van ’t zalig hemelleven
Zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven.

[Psalm 16:6]

Wijlen ds. P. Blok
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32701
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Meditatie

Bericht door -DIA- »

De prediking van de Gekruisigde

"Doch wij prediken Christus, den Gekruisigde, de Joden weleen ergernis en de Grieken een dwaasheid."
[1 Korinthe 1 : 23]

De toezegging des Heeren: "Ik ben met ulieden tot aan de voleinding der wereld", zal worden bevestigd. Dit is tot troost bij al de wederwaardigheden van het leven. Het schijnt soms dat de Heere Zich van Zijn gemeente onttrokken heeft. De satan kan schijnbaar zijn triomfen vieren. De beroeringen in het leven kunnen zijn als een opgejaagde zee bij stormwind. Het ongeloof en bijgeloof schijnt in zijn opmars niet te stuiten. De vijand kan ter plaatse van het gebed brullen als een leeuw bij het zegevieren. En te midden daarvan leeft de Gemeente des Heeren. Zij zijn een plaats bereid in de woestijn. Daar zullen zij onderhouden worden dagen en nachten. De Heere zal voor Zijn eigen werk instaan. Het goede werk wat Hij begonnen heeft, zal Hij voleinden tot op de dag van Jezus Christus. De Heere zal ook instaan voor de uitbreiding en de toebrenging van Zijn Gemeente. Daarom zal de bediening van het Woord blijven.

Er zullen ambtsdragers zijn tot de komst van Christus toe. De opdracht van de opgestane Levensvorst zal in vervulling gaan. Predikt het Woord, houdt aan tijdelijk en ontijdelijk, wederkerig, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer.
Zo zal de Heere de heilgeheimen van Zijn Woord openbaren tot dat de laatste der uitverkorenen zal zalig zijn. Daarover spreekt de apostel Paulus in de brief aan de Korintiërs. In Korinthe plantte de Heere Zijn Gemeente. In de grote, wufte handelsstad mocht Paulus op de tweede zendingsreis zijn arbeid aanvangen. Het leven van de stad was zorgeloos, zedeloos en goddeloos. Ook zij leefden als ieder mens hun doodsstaat uit.

De Griekse wijsheid was tot grote hoogte geklommen. Zij beheerste het leven van Korinthe. Paulus preekte eerst in de synagoge der Joden. Maar al spoedig werd hij daaruit geworpen. Het heeft de apostel diep beroerd. Hij wilde zelfs in moedeloosheid de stad verlaten. De Heere heeft echter zijn moedeloze knecht bemoedigd. Hij heeft Paulus er op gewezen dat er nog veel volk in de stad was. Dat was een Volk dat nog lag onder het zegel van de Goddelijke verkiezing. Zij moesten openbaar komen. Zij zouden door de prediking van het Woord en de toepassing daarvan door de Heilige Geest tot waarachtige bekering worden gebracht. Daarom mocht Paulus Korinthe niet verlaten. De Heere opende voor hem de deur van het Woord en gaf een vergaderplaats in het huis van Justus. Daar klonken de woorden ten leven en de Heere wrocht mee. Ook daar werden de plantingen van Gods naam gevonden. De apostel heeft, nadat hij de gemeente verlaten heeft, deze brieven geschreven. Hij krijgt vanuit het gezin van Chloë ongunstige berichten over de gemeente. In de gemeente werkt ook de satan. Immers, waar de Heere werkt, probeert ook de duivel binnen te komen. De verklager der broederen, de lasteraar dringt binnen.

Hij werkt in het hart en bootst het leven van Gods kinderen na. Hij geeft van de genade een geheel andere voorstelling en werkt op de gevoeligheid van het hart, dat onherboren immers zijn eigendom is. Wij zijn de satan toegevallen en hij heerst in het mensenhart. Hij laat de mens geloven wat hij wil en zonder onderscheid van de hemel gaat de mens verloren in een door de duivel voorgesteld geloofsleven. Juist dat vraagt heilig onderzoek. Het werk van de hel en van de hemel zijn dan ook duidelijk te onderscheiden. Zeker, er kan een schijnbare gelijkheid zijn. Ook de duivel gebruikt Gods Woord. Hij laat de mens op zijn eigen wijze ook geloven. Hij laat hem zelfs over Jezus spreken en brengt in eigenwaan zelfs aan de tafel des Heeren. Hij kan een bewogenheid geven en doen bidden als de Baaipriesters. Maar waar ligt dan het onderscheid? Wel, wat van God is, is van God uitgegaan en wat van de duivel is, is van de mens uitgegaan.
Het onderscheid is te vinden in de werkende God of in de werkende mens. Het werk der genade openbaart zich in het uur der wedergeboorte in het hart van de buiten God liggende mens. Zie, daar wil het nabijkomende leven niet van weten. De doodsstaat van de mens wordt verdoezeld. Dat zowel bij de aanvang van het wonder van de genade als bij de oefening van de genade. Het is God, Die in ons werkt! Daarin is de mens totaal lijdelijk. Hij heeft geen handen om te grijpen, geen voeten om te gaan en geen hart om te geloven. Ezechiël spreekt: "Ik zal u een nieuw hart geven en een nieuwe Geest in het binnenste van u en Ik zal maken dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen en Mijn rechten zult bewaren en doen."

Waarin komt dit alles openbaar?
De hoofdzonde is de opgeblazenheid en de geestelijke hoogmoed. De mens der zonde, door de duivel een bekering opgedrongen, is vervuld met Godsdienst, maar niet met de Levende God. De geestelijke hoogmoed verheft zulk mens, hij zweeft in de wolken van zelfgenoegzaamheid en ziet laag neer op de arme kruipers. Zij zijn verheven boven het bekrompen leven van Gods kinderen. Zij hebben een ruim geloofsleven. Zij zijn ontdaan van wat zij spottend noemen een wettisch leven. Dat openbaart zich dan ook in de wereldgelijkvormigheid. Het onderscheid tussen Gods kinderen en hen is dus niet alleen het ware bevindelijke leven, maar ook het ganse levenspatroon is niet gelijk aan het leven van Gods kinderen. Er is een vrijheid welke in kleed en gedrag openbaar komt. Ook in het zoeken van een andere waarheid dan de bevinding van Gods Volk. De klanken van: wij trekken de kerkmuren niet zo hoog zijn een bewijs dat het eten aan eigen tafel niet smaakt en soms maar al te bitter is voor dezulken. De smaak der genade schijnt dan ook vreemd te zijn. De vermeende werkzaamheden zijn enkel bedrog. Ja, de duivel is een kunstenaar en heeft er duizenden met een schijnbekering betoverd. Het is niet gepaard gegaan met een loslating van de zonde en de werelddienst.

Het nieuwe leven echter valt terstond op naar buiten. Dan moeten vrienden verlaten worden. Dan wordt de breuk in de ziel ervaren. Dan zoekt men de gezelschappen der vromen en de rechte ontdekkende waarheid. Het gaat immers op een eeuwigheid aan. Ons wufte kleed brandt dan aan ons lichaam. Onze gekapte hoofden veroordelen ons. De dag des Heeren wordt ons bovenmate lief. Onze plaats in Gods huis is dan dierbaarder dan welke plaats ook op de wereld. Onze oren zijn geopend om leven en dood te onderscheiden. Korinthe, de grote handelsstad, openbaart al deze zon¬den. Zij twisten over de genadegaven en genadeweldaden welke nimmer werden geschonken. Zij spraken over zaken welke bevindelijk niet werden gekend.

Welsprekend en in eigen oog wijs verhieven zij zich boven de bediening van Paulus en verdachten de roeping en de zalving van Paulus'' apostelambt. De prediking van Paulus was immers veel te scherp voor de vleesminnende mens. Daar waar Gods kinderen profijtelijk onder verkeerden, werkte de satan een verzet in het hart van de schijngelovige. Daarom begint de apostel Paulus deze brief: "Paulus een geroepen apostel van Jezus Christus, door de wil van God."

Hij is zich van zijn ambtelijke autoriteit bewust. Hij schrijft dan ook over zijn bediening. "Doch wij prediken Christus! De Gekruisigde!" Hij zegt niet: "Wij prediken Christus!" Maar: "Wij prediken Christus, de Gekruisigde!" Het onderscheid is duidelijk. De Gekruisigde wijst op de arbeid van Vaders Knecht. Hij is de Zichzelf overgevende Borg. In de gangen van Zijn vernedering en verhoging moet Hij worden gekend. Maar Hij zal niet in de gangen van Zijn verhoging gekend kunnen worden, tenzij Hij in de gangen van Zijn vernedering is geopenbaard in het hart. De arbeid van Christus staat in betrekking tot het recht Gods. Door het recht te verheerlijken heeft Hij de enige weg ter zaligheid geopenbaard. De Gekruisigde! Het wijst op zijn vloekdood. Zijn vloekdood wijst op de hitte van Gods toorn tegen de zonde.
Zal Hij benodigd worden voor het hart, dan zal door de geestelijkheid van de wet de ziel zich moeten hebben leren kennen als een wetsovertreder en daardoor als een vervloekte voor God. Wij horen veel over gelovige mensen, maar hoe weinig wordt beluisterd hoe een mens een vervloekte voor God is geworden. Maar als dit niet gekend wordt, hoe kan er dan ware benodiging van Christus zijn? De Gekruisigde wijst op Zijn plaatsbekleding. In de plaats van Zijn gemeente heeft Hij al de voorwaarden voldaan welke de Vader van Hem eiste. Zal daar de bate van gekend worden, dan zal toch geleerd moeten worden dat wij Gode het rantsoen niet meer kunnen geven. Juist de inleving van de doodsstaat van de mens doet hem wanhopen aan zichzelf en drijft de ziel uit om buiten zichzelf de zaligheid te zoeken. Daar waar over het geloof zonder de inleving van de doodsstaat wordt gesproken wordt de mens bedrogen voor de eeuwigheid.

Wijlen ds. P. Blok
(bron: De Saambinder - Digibron)
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Johannes S
Berichten: 581
Lid geworden op: 22 dec 2017, 16:55
Locatie: Dordrecht

Re: Meditatie

Bericht door Johannes S »

Waar haalde Kaïn zijn vrouw vandaan?

De kennis van de bijbel neemt steeds meer af. Daarentegen nemen de onzinnigste vooroordelen over de bijbel steeds meer toe. Hiervan wil ik twee voorbeelden vertellen. De belevenissen liggen 25 jaar uit elkaar.

1927

In onze mannenkring verschijnt een ‘nieuwe’. Hij wordt hartelijk verwelkomd. Maar hij gedraagt zich heel koel. En nauwelijks zijn we begonnen, of hij vraagt of hij ook eens iets mag zeggen.

“Ga je gang! Graag!”

“Nu dan – u leest hier de bijbel. Ik vind, dat dat een stelselmatige dom-makerij is.”

Pijnlijk getroffen kijken wij elkaar aan. Maar hij laat zich niet van de wijs brengen: “Ik zal u dat bewijzen. In de bijbel wordt verteld, dat de eerste mensen Adam en Eva heetten. Zij hadden twee zonen: Kaïn en Abel. Kaïn sloeg Abel dood. En dan wordt er gezegd: ‘Kaïn ging naar een ver land en nam een vrouw’. Waar kwam deze vrouw vandaan? Er waren immers helemaal nog geen mensen behalve het gezin van Adam – volgens de bijbel. Zo ziet u dat de hele bijbel onzin is.”

Nu kijkt de ‘nieuwe’ pijnlijk getroffen op. Want de mannen – het waren ruige mannen die onder de grond in de mijnen werkten – barsten in schaterend gelach uit. Ze slaan van plezier op de tafel en lachen, dat de muren trillen.

De ‘nieuwe’ wordt behoorlijk verlegen. Dat spijt de mannen en zij leggen hem uit: “Kijk, ieder van ons, die nieuw in deze mannenkring kwam, heeft geprobeerd met dit stomme verhaal de dominee voor de gek te houden. En die heeft toen aan iedereen de zaak juist uitgelegd”.

Ze knikken mij aanmoedigend toe: ik mag het ook aan de ‘nieuwe’ duidelijk maken.

Ik wend me tot hem: “Weet u, waar dat staat in de bijbel: ‘Kaïn ging naar een vreemd land en nam een vrouw’?”.

Hij schudt verlegen het hoofd. “Weet u het niet? Goed! Ik ook niet! Het staat namelijk helemaal niet in de bijbel. Daar staat, we zullen het even opslaan: Genesis 5:4, dat Adam en Eva vele zonen en dochters hadden. Voordat Kaïn naar dat vreemde land ging, had hij één van zijn zusters getrouwd. U kunt het namelijk in de bijbel nalezen: God heeft uit één enkele het gehele menselijke geslacht gemaakt. – Toen nu het mensengeslacht zich had uitgebreid, verbood God het huwelijk tussen broer en zus. Is dat duidelijk?”

Ja, het is heel duidelijk, vooral als wij weer een keer de moeite nemen alle bijbelteksten op te slaan, die hierover iets te zeggen hebben.

“Begrepen?” vragen de mannen de ‘nieuwe’. Versuft knikt hij.

“Dan kunnen we nu komen tot ons eigenlijke onderwerp”, geef ik te kennen. Maar nu veert één van de mannen op. “Ik moet nog iets zeggen! Is het niet opvallend, dat ieder – jawel! – ieder van ons met dit domme verhaal aankwam? En toen de vijfentwintigste ermee naar buiten kwam, hebben we eindelijk gemerkt: Niet de bijbel maakt ons dom! Nee, zonder de bijbel zijn wij dom gemaakt – zo dom, dat het ten hemel schreit. En jou…” met die woorden wendt hij zich tot de ‘nieuwe’ die er zeer verlegen bijzit, “jou hebben ze dus ook zo dom gemaakt…”

“Ja”, zeg ik. “En het is daarom zo erg, aangezien het immers in de bijbel eigenlijk helemaal niet om Kaïns vrouw gaat, maar om ons, om onze zonden en om onze verlorenheid en om onze houding tegenover de levende God en om onze zaligheid…”



1952

Ik kom in een kamp voor jeugdige mijnwerkers en ga een kamer binnen. Twee mannen liggen op bed stuiverromans te lezen.

Ik ga op de rand van het bed zitten en probeer een gesprek te krijgen. Maar ik kom niet ver.

“Zo! Bent u dominee? Nou, smeer ‘m dan maar weer! Wij laten ons niet dom maken. Bijbel! Man! dat is toch een boek met zulke dwaze tegenspraken…”

“Maar dat heb ik nog helemaal niet gemerkt.”

“Nou, dan zal ik u eens helpen!” zegt de één hautain en komt een beetje overeind. “Let u dus maar op! Er komt toch in de bijbel zo’n echtpaar voor – nou, hoe heten ze toch? Juist!, Maria en Jozef! Nou – Maria en Jozef hadden twee zonen: Kaïn en Abel. Kaïn sloeg Abel dood. En toen ging Kaïn naar een vreemd land en nam een vrouw. Neemt u mij niet kwalijk, hoe kwam hij aan die vrouw?”

Verschrikt kijkt hij op. Ik moet zo lachen, dat het me pijn doet. “Man!”, zeg ik, “misschien heeft hij een huwelijksadvertentie laten plaatsen!”.

Dan merkt hij nu eindelijk toch, dat er iets met zijn verhaal niet helemaal klopt. En dan kan ik met beiden verstandig praten. Ik kan hen duidelijk maken wat er in Psalm 119 staat: “Uw woord maakt mij wijs.”

En als ik afscheid neem, is het toch een beetje tot hen doorgedrongen, dat de duivel de mensen goddeloos, verwaand en – dom maakt.

Bron: Unter Menschen, Wilhelm Busch
Filippenzen 3:20 Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus;
Gebruikersavatar
Zita
Moderator
Berichten: 10418
Lid geworden op: 11 aug 2007, 13:12

Re: Meditatie

Bericht door Zita »

Johannes S schreef:Waar haalde Kaïn zijn vrouw vandaan?

De kennis van de bijbel neemt steeds meer af. Daarentegen nemen de onzinnigste vooroordelen over de bijbel steeds meer toe. Hiervan wil ik twee voorbeelden vertellen. De belevenissen liggen 25 jaar uit elkaar.



Bron: Unter Menschen, Wilhelm Busch
Wat een rare verhalen.
GJdeBruijn
Berichten: 2198
Lid geworden op: 09 mar 2010, 13:37

Re: Meditatie

Bericht door GJdeBruijn »

Zita schreef:
Johannes S schreef:Waar haalde Kaïn zijn vrouw vandaan?

De kennis van de bijbel neemt steeds meer af. Daarentegen nemen de onzinnigste vooroordelen over de bijbel steeds meer toe. Hiervan wil ik twee voorbeelden vertellen. De belevenissen liggen 25 jaar uit elkaar.



Bron: Unter Menschen, Wilhelm Busch
Wat een rare verhalen.
Maar wel waar gebeurd.
Plaats reactie