GKVerontrust schreef:Ik snap hier niet zo veel meer van. Wel de vergeving, maar niet de vrijspraak?
Hiervoor laat ik Ds. Verschuure zelf maar aan het woord.
[b]Ds. A. Verschuure[/b] in [i]De melaatse gereinigd (4e preek, pag. 104-106)[/i] schreef:De les waar we vooral nog naartoe willen, is deze: de priester moest bevestigen dat die man gereinigd was. Het was niet het werk van Christus om de man rein te verklaren, maar was het werk van de priester in de tempel om die man rein te verklaren. De grondtaal zegt het nog scherper dan zoals het in de Nederlandse tekst staat. In de tekst staat: ‘Hij deed hem terstond van Zich gaan.’ De kanttekening zegt: ‘Eigenlijk staat er in het Grieks: dreef Hij hem uit. Dat is: Hij deed hem haastiglijk van Zich weggaan.’De Heere Jezus wil die man leren: Nu ben je door Mij wel rein gesproken, maar je moet bij de priester zijn om rein verkláárd te worden.’
Daar ligt nu de grote les in voor Gods Kerk. Ik hoop dat u het begrijpt. Misschien heeft de Middelaar in uw leven rijk gesproken, dat je niet alleen een gerucht van Hem hoorde, niet alleen Hem mocht kennen als de Persoon des Middelaars, maar dat je zelfs op Goede Vrijdag uit Zijn mond gehoord hebt: ‘Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood hadt moeten sterven.’ Maar nu zegt de Heere: Mijn kinderen, weet je wat nodig is? Niet alleen dat je hoort dat Ik je Borg wil zijn, dat Ik alles voor volbracht heb, maar weet je wat nu nodig is tot Gods eer en tot de zekerheid van je staat? Dat je naar de Priester gaat en dat Hij je zaak bevestigt. Wat bedoel ik? Dat het in het leven van de Kerk erop aankomt, niet alleen of Christus gesproken heeft in hun leven, maar dat ze ook uit de mond van de Rechter hebben gehoord: ‘Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet.’ Waarover gaat het hier, kinderen des Heeren? Om uw roeping en verkiezing vást te maken. Ik lees u nog eens de kanttekening voor. Wat staat er in het Grieks? ‘Drééf hem uit!’ Zou dat niet meer in de prediking moeten worden neergelegd? Dat de zaak pas volkomen recht en opgelost is, niet als je de Borg mag omhelzen, maar als je de vrijspraak beluisteren mag uit de mond van de Rechter. De Rechter, Die op grond van de arbeid van Christus in de ziel afdrukt: ‘Ik ben het, Die uw ongerechtigheden uitdelg om Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet.’
Gemeente, het gaat hier over de weldaad van Pasen, de weldaad van de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie. Het gaat er hier over bevestigd te mogen worden in de genadestaat. Het gaat hier over de noodzaak van de nadere weldaad van Hemelvaart, om door Christus teruggebracht te mogen worden in de gemeenschap met de genadige Vader. Om aan het Vaderhart gelegd te mogen worden, zodat je als een echt kind het Vaderhart mag horen kloppen met die eeuwige liefdeskloppingen. Het gaat over de verzegelende arbeid van de Heilige Geest, Die als Geest van Pinksteren komt inwonen in het hart. Die het werk van een Drie-enig God bevestigt en verzegelt in het leven van zulk een zondaar. Opdat een Drie-enig God al de eer zou mogen ontvangen.
Kom, er staat zo in de tekst: ‘dreef Hij hem uit’. Als er ooit Eén geweest is Die de rechtvaardigmaking heilig gedreven heeft, dan is het Christus Zelf. Hij heeft tegen die man gezegd dat hij zo snel mogelijk naar de priester moest gaan. Hij moet bevestigen dat je werkelijk rein bent. Dat je zaak opgelost is. Kom, Kerk, zouden we dan vanuit deze geschiedenis niet heilig achter u aandrijven? Achter u allen tezamen - en ik zeg het ook tegen mezelf. Om niet te rusten, hoe groot een ontsluiting in het Woord ook is. Om niet te rusten, hoe groot ook de openbaring van de Middelaar is. Om niet te rusten, zelfs niet op Goede Vrijdag. Maar om te staan naar de weldaad van Pasen. Om te staan naar de weldaad van Hemelvaart. Om te staan naar de weldaad van Pinksteren. Opdat de Drie-enige God en Zijn gemeenschap weer ontvangen en doorleefd mag worden.