DGG schreef:-DIA- schreef:Ik zat te denken aan
Hosea 2:
1 Twist tegen ulieder moeder, twist, omdat zij Mijn vrouw niet is, en Ik haar Man niet ben; en laat ze haar hoererijen van haar aangezicht, en haar overspelerijen van tussen haar borsten wegdoen.
2 Opdat Ik ze niet naakt uitstrope, en zette ze als ten dage, toen zij geboren werd; ja, make ze als een woestijn, en zette ze als een dor land, en dode ze door dorst;
3 (En Mij harer kinderen niet ontferme, omdat zij kinderen der hoererijen zijn.
4 Want hunlieder moeder hoereert, die henlieden ontvangen heeft, handelt schandelijk; want zij zegt: Ik zal mijn boelen nagaan, die mij mijn brood en mijn water, mijn wol en mijn vlas, mijn olie en mijn drank geven.
5 Daarom, ziet, Ik zal uw weg met doornen betuinen, en Ik zal een heiningmuur maken, dat zij haar paden niet zal vinden.
6 En zij zal haar boelen nalopen, maar dezelve niet aantreffen; en zij zal hen zoeken, maar niet vinden; dan zal zij zeggen: Ik zal henengaan, en keren weder tot mijn vorigen Man, want toen was mij beter dan nu.
7 Zij bekent toch niet, dat Ik haar het koren, en den most, en de olie gegeven heb, en haar het zilver en goud vermenigvuldigd heb, dat zij tot den Baäl gebruikt hebben.
8 Daarom zal Ik wederkomen, en Mijn koren wegnemen op zijn tijd, en Mijn most op zijn gezetten tijd; en Ik zal wegrukken Mijn wol en Mijn vlas, dienende om haar naaktheid te bedekken.
9 En nu zal Ik haar dwaasheid ontdekken voor de ogen harer boelen; en niemand zal haar uit Mijn hand verlossen.
10 En Ik zal doen ophouden al haar vrolijkheid, haar feesten, haar nieuwe maanden, en haar sabbatten, ja, al haar gezette hoogtijden.
11 En Ik zal verwoesten haar wijnstok en haar vijgeboom, waarvan zij zegt: Deze zijn mij een hoerenloon, dat mij mijn boelen gegeven hebben; maar Ik zal ze stellen tot een woud, en het wild gedierte des velds zal ze vreten.
12 En Ik zal over haar bezoeken de dagen des Baäls, waarin zij dien gerookt heeft, en zich versierd met haar voorhoofdsiersel, en haar halssieraad, en is haar boelen nagegaan, maar heeft Mij vergeten, spreekt de HEERE.
13 Daarom, ziet, Ik zal haar lokken, en zal haar voeren in de woestijn; en Ik zal naar haar hart spreken.
14 En Ik zal haar geven haar wijngaarden van daar af, en het dal Achor, tot een deur der hoop; en aldaar zal zij zingen, als in de dagen harer jeugd, en als ten dage, toen zij optoog uit Egypteland.
15 En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE, dat gij Mij noemen zult: Mijn Man; en Mij niet meer noemen zult: Mijn Baäl!
16 En Ik zal de namen der Baäls van haar mond wegdoen; zij zullen niet meer bij hun namen gedacht worden.
17 En Ik zal te dien dage een verbond voor hen maken met het wild gedierte des velds, en met het gevogelte des hemels, en het kruipend gedierte des aardbodems; en Ik zal den boog, en het zwaard, en den krijg van de aarde verbreken, en zal hen in zekerheid doen nederliggen.
18 En Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid; ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden.
19 (En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof; en gij zult den HEERE kennen.
20 (En het zal te dien dage geschieden, dat Ik verhoren zal, spreekt de HEERE; Ik zal den hemel verhoren, en die zal de aarde verhoren.
21 En de aarde zal het koren verhoren, mitsgaders den most en de olie; en die zullen Jizreël verhoren.
22 En Ik zal ze Mij op de aarde zaaien, en zal Mij ontfermen over Lo-ruchama; en Ik zal zeggen tot Lo-ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen: O, mijn God!
A. Heeft dit ook betekenis voor het geestelijk leven in de praktijk?
B. Beleeft elk kind van God dit...?
(Het voeren in de woestijn, ten eerste, en daarna, het spreken naar haar hart?
Ik meen dat wijlen ds. A.F. Honkoop eens uitdrukte op een vraag,
hoe lang kan een mens in de woestijn verkeren? dat hij antwoorde:
"Dat kan zijn hele leven zijn.")
C. Wat betekent dit voor het geestelijk leven in de praktijk?
Nooit gehoord van een Elim in de woestijn?
'Dat kán een heel leven zijn.', heeft hij vast bedoelt. Met andere woorden: dat hoeft helemaal niet zo te wezen. Ik denk dat je de klemtoon verkeert legt en dat hij dus precies het tegenovergestelde bedoelde. En bovendien: dit zijn voorbeelden die niet gegrond zijn op de Bijbel, of althans, het is geen bijbels voorbeeld.
HEIDELBERGSE CATECHISMUS
Zondag 1: vraag en antwoord 2
Hoe veel stukken zijn u nodig te weten, opdat gij in deze troost zaliglijk leven en sterven moogt?
Drie stukken. (En dus niet alleen het stuk van de ellende!!!)
Ten eerste: hoe groot mijn zonden en ellende zijn
(verwijzing 1).
Ten andere: hoe ik van al mijn zonden verlost worde
(verwijzing 2).
En ten derde: hoe ik Gode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn
(verwijzing 3).
Verwijzing 1: Matthéüs 9 vers 12, Johannes 9 vers 41, Romeinen 3 vers 10 en 1 Johannes 1 vers 9 en vers 10.
Verwijzing 2: Lukas 24 vers 46 en vers 47, Johannes 17 vers 3, Handelingen 4 vers 12, Handelingen 10 vers 43, 1 Korinthe 6 vers 11 en Titus 3 vers 3 tot en met vers 7.
Verwijzing 3: Psalm 50 vers 14 en vers 15, Psalm 116 vers 12 en vers 13, Matthéüs 5 vers 16, Matthéüs 11 vers 28 tot en met vers 30, Romeinen 6 vers 12 en vers 13, Efeze 5 vers 8 en vers 10, 2 Timothéüs 2 vers 15 en 1 Petrus 2 vers 9 en vers 12.
Als men het eerste, én/óf tweede, én/óf het derde stuk niet kent en (In deze discussie gaat het specifiek over het tweede en derde stuk!) niet zeker weet en daar nooit over spreekt zal men niet 'zaliglijk leven en sterven'. Zo simpel is het. Ellende - Verlossing - Dankbaarheid is een cirkel waar alle drie de zaken steeds weer in terugkeren. Dus dat betekent dat men niet in de ellende mag blijven hangen! En dat is geheel Bijbels!!!
Ja, ik heb wel eens van Elim gehoord. Maar Elim kan een mens alleen kennen als hij in de woestijn is geleid. In geestelijke zin, want de wereld is door onze zonden één huilende wildernis.
Maar weet een mens altijd of hij (geestelijk) in de woestijn is geleid, of dat hij zichzelf in een woestijn heeft gewerkt?
Dan kun je je misschien wel eens afvragen: Ben ik in de woestijn geleid... of zit ik in een algemene ellendige toestand.
Anderzijds geloof ik niet dat iemand een geestelijk Elim kent, de woestijn niet heeft leren inleven. Evenzo dat een Elim niet wordt gekend in onze lusthoven.
Dan zou een mens kunnen denken: Ik ben in de woestijn, en wie door God in de woestijn is geleid zal Hij er ook eens uitleiden. Begrijpt u? Dan zou men kunnen steunen op een hoop der spinnenkoppen.
Er zijn mensen die zichzelf een groot raadsel zijn. Ik heb ze ook gekend. Kun je er per conclusie vanuit gaan: Ik ben in de woestijn, en ik zal er dan ook wel weer uitgeleid worden. Ik geloof dat er wel mensen zijn die zo denken, en in een staat komen van een lijdelijk afwachten, en toch denken dat ze er wel eens uitkomen? Ik denk dus aan het arglistige mensenhart, dat overal wel eens wat van kan willen maken.
Het komt er dus op aan, ken ik de woestijn of beschouw ik me in een woestijn?
Wat betreft het komen in de woestijn: Ik geloof dat iedereen, van degenen die God opzoekt, daar iets van gaat leren. Gebracht in een woestijn en geen uitzicht. Ik geloof ook dat, wanneer een mens van Godswege in de woestijn is geleid dat hij of zij ook wel eens een Elim mag leren ervaren. Elim vinden we immers niet in onze lusthoven, zoals ik boven al opmerkte?
Ik weet tevens wel dat de mens de woestijn wel graag wil overslaan, denkt u niet?
Dan zou je je kunnen afvragen: weet een mens die zoals boven, bij Hosea, ook dat hij of zij in de woestijn is geleid? Immers de mens is een religieus schepsel, en is nogal geneigd wat te gaan maken van allerlei ervaringen.
We hadden het ergens over de orde des Heils. Dan is dat het eerste stuk wat genoemd word
Zondag 1 vraag en antw. 2
Nee, wat u zegt: Niet alleen het stuk der ellende. Daar ging het me dus niet om. De woestijn is duidelijk al geen aangename plaats voor het vlees. Maar ik hoorde wel eens dat er juist in de woestijn de meeste lessen worden geleerd.
Als een beeld van de praktijk kunnen we dan de woestijnreis van Israël zien. Ds. van Reenen heeft daarover geschreven in de samenspraken van "Bart en Kees". Dat lijkt me dan toch de bevindelijke weg van Gods volk.
Ik denk dat dit het gevaar is: Men kan in uitwendig ellendige omstandigheden verkeren en daaraan
verbinden dat dit het 'woestijnleven' is, en daarvan een grond van gaan maken. Dat zal dus zeker niet kunnen. Of wel?
De Bijbelse gang is inderdaad wel dat een mens zichzelf in een woestijn heeft gebracht, maar om geestelijk in de woestijn te worden geleid en daar geleerd te worden is niet voor iedereen. Ik geloof dat er ook velen vloeken in de woestijn die deze wereld is geworden door onze val en ongehoorzaamheid van onze eerste ouders. Ik denk dus dat we alle ellende beslist niet kunnen aanmerken als de woestijn waar Hosea hier over spreekt.
Het einde van een ellendige aardse woestijn kan ook heel anders zijn, en ik denk daarom dat het noodzakelijk is om ons zeer nauw te onderzoeken.
Daar zijn de werkers van het kwaad
gevallen in een jammerstaat
waarin zij hulpeloos sterven.