In Deuteronomium 14: 21 lezen wij:''Alzo ging Simson, met zijn vader en zijn moeder, henen af naar Thimnath. Als zij nu kwamen tot aan de wijngaarden van Thimnath, ziet daar, een jonge leeuw, brullende hem tegemoet.
schilderij van Lucas Cranach de Oude: Simson in gevecht met de leeuw
Toen werd de Geest des HEEREN vaardig over hem, dat hij hem van een scheurde, gelijk men een bokje van een scheurt, en er was niets in zijn hand; doch hij gaf zijn vader en zijn moeder niet te kennen, wat hij gedaan had.
En hij kwam af, en sprak tot de vrouw; en zij beviel in Simsons ogen.
En na sommige dagen kwam hij weder, om haar te nemen; toen week hij af, om het aas van den leeuw te bezien, en ziet, een bijenzwerm was in het lichaam van den leeuw, met honig.
En hij nam dien in zijn handen, en ging voort, al gaande en etende; en hij ging tot zijn vader en tot zijn moeder, en gaf hun daarvan, en zij aten; doch hij gaf hun niet te kennen, dat hij den honig uit het lichaam van den leeuw genomen had.''
En in Leviticus 11: 24-25''Gij zult geen dood aas eten; den vreemdeling, die in uw poorten is, zult gij het geven, dat hij het ete, of verkoopt het den vreemde; want gij zijt een heilig volk den HEERE, uw God. ''
Uit het oude testament weten wij dat voor het volk van Israël alles wat met kadavers en lijken te maken had hoogst onrein was.''En aan deze zult gij verontreinigd worden; zo wie hun dood aas zal aangeroerd hebben, zal onrein zijn tot aan den avond.
Zo wie van hun dood aas gedragen zal hebben, zal zijn klederen wassen, en onrein zijn tot aan den avond.''
Dierlijke kadavers, menselijke lichamen en de nabijheid daar van, zelfs de tent van een dode en alles wat zich daarin bevond was hoogst onrein. (Numeri 19)
Doch meen ik uit geen enkele Bijbeltekst rechtstreeks het verwijt op te kunnen opmaken dat Simson hiermee zich zonde op de hals haalde. Noch in de Bijbeltekst zelf nog uit de kanttekeningen.
Is het mischien zo dat de honing zelf geen deel uitmaakte van het lichaam van de leeuw zodat Simson hier strikt formeel niet zondigde?
Of had hij als Israëliet en zeker als Nazireeër (Numeri 6:1-21) toch beter moeten weten?