HALOT geeft bij de Qal van dit woord 2 mogelijkheden.Zonderling schreef: Bespreek dan eens uit Psalm 104 als voorbeeld:
* vers 8
SV: De bergen rezen op, de dalen daalden, ter plaatse die Gij voor hen gegrond hadt.
HSV: De bergen rezen op, de dalen daalden neer, op de plaats die U ervoor bestemd had.
Het gaat mij om de onderstreepte woorden. M.i. is de 'hen' in de SV 'de wateren' uit vers 6.
In de HSV vind ik 'ervoor' onduidelijker.
Maar vooral gaat het om het verschil tussen 'gegrond' en 'bestemd'.
1. to found, establish
2. to destine, allocate
De SV volgt hier 1, de HSV 2. Ik zie optie 2 als de overdrachtelijke betekenis. Wanneer je iets als fundament voor iets anders bedoeld, heb je het daarvoor bestemd. Mijn voorkeur gaat in poëzie uit naar een letterlijke vertaling die zo dicht mogelijk bij de stam blijft (iets waarin zowel de HSV als SV niet consistent in zijn, helaas). De vraag is echter, of hier de bedoelde overdrachtelijke betekenis in het Nederlands wel overkomt als je de stambetekenis vertaald. Ik denk het niet. Daarom zou ik kiezen voor woordenboekbetekenis nummer 2.
Beide keuzes hebben dus een ondersteuning in de taal. De context laat ook beide mogelijkheden open, hoewel duidelijk is dat ook bij woordenboekbetekenis 1 een figuurlijke betekenis, vermoedelijk betekenis 2, bedoeld is. De vraag is dus:
1. Is, in de Hebreeuwse taalgeschiedenis, het woord ook in puur figuurlijke betekenis gebruikt. Het woordenboek lijkt dit wel te suggereren. Zelf denk ik, gezien ik de psalmen vroeg dateer, en ik er van uit ga dat poëzie bewust speelt met stammen, van niet.
2. Is voor de Nederlandse lezer de betekenis van woordenboekbetekenis 1 in overdrachtelijke/figuurlijke zin, wel duidelijk. Wie hier ja op zegt, en het eens is met mijn keuze bij 1 hierboven, kiest voor woordenboekbetekenis 1, zoals de SV. Wie op punt 1 van gedachten verschilt, of wie denkt dat de overdrachtelijke betekenis niet duidelijk is in het NL, zal kiezen voor woordenboekbetekenis 2 zoals de HSV.
Kortom, beide keuzes (zowel SV als HSV) hebben taalkundige grond.
Over de grammaticale structuur van de verzen 14-15 is veel geschreven, en zijn verschillende visies.Zonderling schreef: * vers 15
SV: En den wijn, die het hart des mensen verheugt, doende het aangezicht blinken van olie;
en het brood, dat het hart des mensen sterkt.
HSV: wijn, die het hart van de sterveling verblijdt,
olie, die [zijn] gezicht doet glanzen,
en brood, dat het hart van de sterveling versterkt.
Het gaat mij om de vraag of de deelzin met 'olie' zelfstandig mag worden opgevat, als deel van de opsomming (zoals in de HSV), of dat het gaat om een vergelijking tussen wijn en olie (zoals in de SV)
Op basis van de grammatica van narratieven, is de opvatting van de deelzin als bijzin het meest voor de hand liggend. Alleen, in poëzie houdt het Hebreeuws zich niet zo strikt aan grammaticale regels. Zeker niet, wanneer op basis van de inhoud de grammatica duidelijk zou moeten zijn. Wie vs 14-15 ziet als opsomming, wordt daarin door de grammatica niet verhinderd. Temeer, omdat de opsomming een voor de hand liggendere tekst oplevert, dan de bijzin. Opvallend vind ik, dat Bratcher, R. G., & Reyburn, W. D. (1991). A translator's handbook on the book of Psalms. Helps for translators. New York: United Bible Societies, het handboek voor Bijbelvertalers, de opsommingsvertaling als dé vertaling aandraagt. Nu heeft deze vertaling oude papieren, ook de KJV kiest ervoor.
De keuze komt neer op:
1. Deel je de thesis dat de grammatica van de Hebreeuwse poëzie vrijer is dan de grammatica van Hebreeuwse narratieven?
2. Zie je in vs 14-15 een opsomming. Zo ja, en je deelt punt 1, dan is de vertaling van de HSV de betere vertaling. Deel je 1 niet, of zie je geen opsomming, dan is de vertaling van de SV beter.
Beide vertalingen vallen taalkundig te verdedigen, hoewel ik hier grote voorkeur geef aan de opsommingsvertaling, zoals de KJV en HSV heeft.
Ik denk dat een weging van de taalkundige argumenten heel duidelijk laat zien dat het niet zo zwart-wit ligt, als sommigen doen voorkomen. Er liggen taalkundige overwegingen aan ten grondslag. Wie op basis van zulke voorbeelden spreekt van goed-fout, of betrouwbaar of onbetrouwbaar(der), toont m.i. slechts aan dat hij te weinig taalinzicht heeft om de taalkundige overwegingen mee te kunnen maken.