huisman schreef: ↑Gisteren, 18:22
huisman schreef: ↑Gisteren, 13:46
MidMid schreef: ↑Gisteren, 13:41
huisman schreef: ↑Gisteren, 13:25
Voor het presbyteriaans-synodaal kerkmodel zijn deze artikelen inderdaad onmisbaar. Anders kun je het synodale deel eraf halen en hou je een kerkverband over van losse gemeenten die wat gezamenlijke belangen hebben.
Ons twistpunt is dat ik zeg dat de meerdere vergaderingen niet meer functioneren volgens onze K.O. en dat jij zegt: Ze functioneren inderdaad niet meer optimaal maar nog goed genoeg. Waar jij de meerdere vergaderingen nog een kleine voldoende geeft, geef ik ze een 1.
Ik betwist dat dit ons twistpunt is ;-)
Ik ben op zoek naar de koppeling tussen 30, 31 en het synodale deel. Dus de onderbouwing van wat ik hierboven vet heb gemaakt. Kleine side note 30, 31 gaan over ál de vergaderingen! Consequent redenerend kan een kerkenraad dus nu ook niets meer en is het niet aan de plaatselijke kerken, maar aan de individuele leden...
Bij je eigen twistpunt de vraag. Kan je stellen dat wanneer op één (misschien twee) punt men zich blijft beroepen op het 'tenzij' uit artikel 31 de meerdere vergaderingen niet meer functioneren? Zou het ook kunnen liggen aan onze invulling van de omgang met het 'tenzij'? Overigens een observatie. In artikel 31 is 2/3 van de tekst gewijd aan het 'tenzij'. Blijkbaar is dit dus een echt aangelegen punt om bij Schrift en belijdenis elkaar op de juiste weg te wijzen.
Ik hoop er op terug te komen. Ga nu naar een verjaardag van een kleindochter en daar mag opa niet op zijn telefoon zitten.
Hoe lees jij artikel 31? Een beroep op het ‘tenzij bewezen wordt’ kan, door via de kerkelijke weg van appel/revisie dat bewijs aan te leveren. Onze IRRA heeft daar de regeling voor die door ons kerkverband is vastgesteld. Als de meerdere vergaderingen niet zijn overtuigd van het bewijs houdt uiteindelijk de kerkelijke weg op en kan geen kerkenraad binnen het verband van de CGK nog een beroep doen op het ‘tenzij’ . Dan is het je voegen naar het besluit of het kerkverband verlaten. Maar en ongehoorzaam blijven en CGK willen blijven heeft de taakgroep samen Kerkzijn terecht als iets onmogelijks omschreven.
De koppeling met het ‘synodale deel’ is in artikel 30 en 31 zo evident dat ik even niet begrijp wat je aan mij vraagt.
Laatst was er een column - weet niet meer van wie - die de vraag opwierp (in mijn woorden) of in zo'n situatie als hierboven 'de synode' niet de 'Schrift normeert'. Want wat als men niet overtuigd is van de GS beoordeling en het aangedragen Schriftbewijs als zodanig ook niet is weerlegd? Maar dat is een ander draadje. Eerst maar even art. 30 en 31.
Artikel 30 en 31 gaan over zowel het presbyteriale als het synodale deel. Dus ben je het met mij eens dat als 30 en 31 niet meer functioneren:
- dit dan zowel van het ene als het andere zal moeten gelden, dus van het synodale en het presbyteriale...
- zo nee, hoe kan daar artikel 30 en 31 wel nog werken?
- zo ja, ligt het dan bij de kerkenraden of bij de leden van de kerken?
Hoe ik artikel 31 lees? Dit is de borging van '(ge)rechtig(heid)' in het kerkrecht. Het geeft uitdrukking aan het besef dat ook kerkenwerk mensenwerk is en daardoor besluiten dus feilbaar zijn. (Zelfs de besluiten die vast en bondig zijn!) Het drijft partijen die tegenover elkaar zijn komen te staan naar een zich samen opnieuw buigen over Schrift en belijdenis, steeds weer.
Voor mij is dit een fundamenteel principe binnen de kerkorde.
Maar dat is nog iets anders dan een funderend of organiserend principe.
Mijn eigenlijke vraag was niet zo moeilijk. Waar zitten Zondag/De Hek volgens Rijnsburg c.s. fout wanneer ze stellen
'dat je de artikelen 30 en 31 niet kan 'promoveren' tot funderende artikelen. Hun conclusie is dat dit eerder geldt van art. 29 (vermelden meerdere vergaderingen) en de artikelen die daaruit voortvloeien (41, 47 en 50 - classis, PS en GS). 30 en 31 gaan over de inhoud van die vergaderingen en hoe om te gaan met wat wordt besloten.'