Een meditatie van Ds. J. Harteman in de Waarheidsvriend van 1-7-1982.-DIA- schreef:Over Psalm 88 wordt anders erg weinig gepreekt. Lijkt me een mooie preek. Van wie was die preek? Ik zou wel eens een preek over Psalm 88 willen horen.Ditbenik schreef:Gistermorgen over Psalm 88. Gistermiddag Hebr 11 : 7.
Psalm 88: 10b Heere! ik roep tot U den gansen dag: k strek mijn handen uit tot U.
In Psalm 88 klinken klaagtonen. Het woord duisternis voert de boventoon. Rondom Heman, de dichter, is het zo zwart als de nacht. Aangrijpend en doordringend is zijn geestelijke strijd in ''t pikdonker.
Toch bevat dit Schriftgedeelte troost en bemoediging. Vooral als het water tot aan de lippen is gekomen en duizend zorgen, duizend doden uw angstvallig hart kwellen. Want terwijl Heman in een toestand van hopeloosheid verkeert, houdt hij aan de Heere vast, hoewel hij niets van Zijn genade, hulp en nabijheid ervaart. In grote aanvechting roept de psalmdichter tot God: ''O Heere, God mijns heils! bij dag, bij nacht roep jk voor U''.
Heman zoekt zijn heil bij God...'' God is zijn heil, zijn hulp in zijn gebrek...
Dit gebed van een man in levensnood is wars van goddeloze eigendunk. Wij kunnen hem niet rekenen onder de mensen bij wie de vroomheid aan de buitenkant zit. Die gaan altijd prat op hun geestelijke kwaliteiten. Het uitgaan tot God door het gebed rust nooit óp eigen godsvrucht. Dat is vormendienst zonder vreeze des Heeren. Het bidden van Heman is niet een prevelen van mooie woorden. Het is een smeekgebed. Het is een lied uit de diepte.
Uit diepten van ellenden Roep ik, met mond en hart, Tot U, die heil kunt zenden O Heere, aanschouw mijn smart;
De nood is ten top gestegen. Daarom wordt in psalm 88 ernstig en onophoudelijk gebeden. Het zoeken van de tegenwoordigheid van de Levende God is de enige zonnestraal.
Het is licht omhuld door dikke wolken en dichte nevels.
De zon breekt behalve het eerste vers nog twee keer door. ''Heere! ik roep tot U den gansen dag; ik strek mijn handen uit tot U.''
In zijn zwaarmoedigheid heeft Heman zijn handen uitgebreid voor het aangezicht van God en... hij trekt als het ware de hulp van de Helper in de benauwdheid naar zich toe. Hij staat gereed Zijn uitredding te verwachten. Rondom hem is bijstand uitgesloten. Volhardend steunt hij op God.
Vers veertien is ook een bewijs van vertrouwen op de Heere: ''Maar ik, Heere! roep tot U, en mijn gebed komt U voor in de morgenstond'' . Het allerbeste in geestelijke nood en in iedere levenssituatie is niet te wanhopen maar in plaats daarvan God vurig aan te roepen. Of denkt u dat de Hoorder van het gebed doof is voor uw klachten? Zullen we ophouden met het zingen van:
Wie U aanroept in de nood, Vindt Uw gunst oneindig groot?
Het is inderdaad verschrikkelijk in beproeving een zwijgend God te ontmoeten.
Het ongeloof roept verbitterd uit: ''Het is onbarmhartig''. Dan wordt vergeten dat God geenszins verplicht is onmiddellijk op onze gebeden te antwoorden en redenen kan hebben om te zwijgen. Beproefden, waarom zwijgt de Heere op uw noodgeschrei? Opdat u des te vuriger in het gebed zult aanhouden. Hij beproeft de echtheid van het geloof. Echte geestelijke nood wordt bij God gebracht. Juist als Hij zwijgt. Het geloof kent deze waarheid. Het is beter bij een zwijgend God dan ergens anders, want... Zijn zwijgen is nog geen weigering... Welnu, zij die uit God geboren zijn, hebben in geestelijke donkerheid één Toevlucht: de Heere. Hij neigt zondaarsharten tot het vertrouwen op Zijn macht. In en vanuit onszelf krijgen we geen vrijmoedigheid om tot de gemeenschap met God te naderen. Door Jezus Christus hebben we vrijmoedigheid uit te gaan tot de Troon der Genade. God ziet wegens Zijn volbracht werk laag op ellendigen neer. Het is Gods werk, zondaren die zichzelf niet kunnen helpen, naar Zich toe te trekken.
Heman is bedroefd tot aan de dood. Hij voelt zich dichter bij de dood dan bij het leven. De beelden van eenzaamheid en melancholie lopen dwars door de psalm. Ze geven ons te kennen dat zijn lijden zwaar is. Het is alsof Heman zegt: ''Ik ben reeds als een stervende''. Hij is doodsbenauwd. Als kind was hij al zwaarmoedig.
''Van der jeugd aan ben ik bedrukt en doodbrakende'' (vers 16). Het woord doodbraken betekent op sterven liggen. Er staat in de bijbel dat het goed voor een man is dat hij het juk in zijn jeugd draagt. Natuurlijk is dit waar, maar gemakkelijk is het niet. Begrijpt u nu waarom we in deze psalm geen blijmoedigheid ontmoeten? Het is één bange, klacht van een lijder die omringd is door een zee van verschrikkingen.
Daarbij komt dat zijn vrienden zijn weggegaan. In de nood Ieren we onze vrienden kennen. Een vriend heeft te aller tijd lief: en een broeder wordt in de benauwdheid geboren (Spreuken 17 : 17). Zo'n vriend, zo'n broeder is in het leven zeldzaam. Het is goed aan te voelen als Heman zegt: Ik ben besloten en kan niet uitkomen (vers 9).
Naar mijn besef zijn we in het hart van de psalm gekomen. Heman beleeft dat hij van God en mensen verlaten is en onderwerpt zich aan de Heere. Het is de triomf van de psalm: ik strek mijn handen uit tot U. De dichter weet stellig dat het niet tevergeefs is wanneer we tot God de toevlucht nemen. God is krachtiglijk bevonden een hulp in benauwdheden.
De Heere ontfermt Zich over Zijn kinderen omdat Jezus Christus in Gethsémané zeer beangst is geweest.
Hij heeft op die plaats, toen de last van de zonde begon te drukken, geroepen: ''Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe''. Op Christus kwamen de golven van Gods toorn. Hij werd door al Zijn discipelen in de steek gelaten. En het allerergste was voor de Heere dat de Enige Toevlucht, Zijn Hemelse Vader, aan het Kruis Hem verliet. Christus werd werkelijk verlaten, opdat de Zijnen nooit meer van Hem verlaten zullen worden. Gods Zoon heeft door de smarten'' en de benauwdheden heen een volkomen zaligheid voor Zijn volk verworven. Daarom roepen zij, terwijl ze midden in de dood liggen en nergens licht te bespeuren is: ''O, God, wees mij zondaar genadig'' . Herkent u dit roepen tot God? Ja, we hebben alles tegen daaraan vast te houden. De duivel brult: Roepen tot de Heere? De handen uitstrekken tot God? U bent een huichelaar. Het is puur eigenbelang! Het zondig hart fluistert: Je bent een te groot zondaar. En de wereld geeft de raad: Houd er mee op. Het heeft totaal geen zin. Maar Gods eigen werk overwint. God doet recht aan Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen. In psalm 88 vinden we een levendige beschrijving van uren van droefgeestigheid. Heman hangt over de afgrond van vertwijfeling. Gode zij dank, breekt de draad niet. Het koord van geloof en vertrouwen op God blijft in stand. U vraagt naar het geheim? De Heere laat niet varen de werken van Zijn handen. Omringd door tegenspoed is het gebed van de gelovige:
Verlaat niet wat Uw hand begon, O levensbron. Wil bijstand zenden.