Anekdotes uit de kerkgeschiedenis

Plaats reactie
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8917
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Anekdotes uit de kerkgeschiedenis

Bericht door J.C. Philpot »

Omdat "Gelezen, Gedacht, Gehoord" in moderatie staat.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8917
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Anekdotes uit de kerkgeschiedenis

Bericht door J.C. Philpot »

Dr. Ir. J. van der Graaf in 2007 in het RD schreef:Dr. J. J. Buskes, die nooit voor één (richtingen-)gat te vangen is geweest, voert Berkhoff intussen ook ten tonele in een portrettengalerij, die hij de titel "Mensen die men niet vergeet" meegaf, en wel in een hoofdstuk over Johan de Heer. Menigmaal was hij op diens Maranathabijeenkomsten, waar De Heer "het eenvoudige orthodoxe volk de Maranathaboodschap op eenvoudige wijze bracht en deed verstaan."

Zelf was hij er ook een keer als spreker uitgenodigd, samen met de toen kennelijk nog christelijke gereformeerde ds. Berkhoff. Hij zat tussen Johan de Heer en Berkhoff in. Toen De Heer tien minuten aan het woord was, fluisterde Berkhoff Buskes in het oor: "Hij brengt toch alles te veel in kaart, mij iets te veel." Toen Berkhoff als derde en laatste spreker tien minuten aan het woord was, fluisterde De Heer hem in: "Hij weet er mij iets te veel van." Zo gaat dat kennelijk bij reflectie op de Bijbelse toekomstverwachting.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 8917
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Re: Anekdotes uit de kerkgeschiedenis

Bericht door J.C. Philpot »

Ds. S.H. Sijpkens schreef:Voor bijna tien jaren werd ik als herder en leraar in deze gemeente bevestigd, en van dat ogenblik af aan lag ik onder de onveranderlijke verplichting, waarvan ik de opperste Herder eens rekenschap zal moeten geven, om als een getrouwe Wachter op Sions muren aan het volk het leven en de dood, de zegen en de vloek voor te stellen. Maar helaas, ik kende mijn verplichting niet. Vervreemd van het leven Gods, door de onwetendheid die in mij was, verduisterd in mijn verstand, kende ik het leven niet, en was met het leven niet verenigd maar koos in mijn blindheid de dood en het verderf boven het leven. God en Christus kende ik niet en de weg der zaligheid was voor mij verborgen. De wereld had ik lief. Ik sprak van de wereld, en de wereld hoorde mij, en ik werd van haar geprezen. Met Paulus kan ik juist niet zeggen dat ik een uitwendig vervolger van Gods volk geweest ben.

Maar dit kwam niet voort omdat ik met hetzelve verenigd was, maar uit onverschilligheid. Zo leefde ik zorgeloos en gerust, zonder God en Christus, daarhenen, om eenmaal de eeuwige maar rampzalige doodslaap te slapen, indien de Goddelijke Ontfermer op mij ellendige, Zijn vijand en hater, geen ogen van genade had geslagen, en mij als een vuurbrand uit het vuur had gerukt. En zoals ik omtrent mezelf verkeerde, verkeerde ik ook omtrent mijn arme gemeente, welke met mij (enkelen uitgezonderd) gerust de dodelijke slaap was slapende, waarom reeds verscheidene zijn heengegaan naar de eeuwigheid, aan welke nooit het leven en de dood door mij is voorgesteld geworden, en die tegen mij, ongelukkige, zouden getuigen, zo niet het bloed des Lams voor mij sprak en de vloek en de schuld niet van mijn ziel afnam. Een voor mij onbekende God en Christus werd door mij verkondigd (…)

Maar, waartoe dit alles verklaard, zult gij zeggen? O mijne vrienden dit een en ander moest ik, om enig lucht aan mijn gemoed te geven, zeggen van mijn vorige wandel onder u, waarover ik mij nu moet schamen, ja verfoeien, wanneer God mij weer eens daarbij bepaalt. Mocht het nog dienen om ernstige nadenking te verwekken bij diegenen mijner medebroeders in het ambt, wier beeld ik hier misschien getekend heb, of ook nu van anderen; maar vooral opdat God alleen de eer krijge van hetgeen ik nu ben. En wie ik nu ben? Daarnaar zult gij misschien vragen. Och, mijne geliefde vrienden, laat mij dat voor de Heere laten, Die het beter weet dan ik; maar één ding weet ik, en dit mag ik zeggen: dat ik blind was, maar nu zie, en weet wat waarheid en leugen is; terwijl ik, sedert God mij die genade bewezen heeft van mijn blinde ogen te openen, ulieden het leven en de dood heb mogen verkondigen, de zegen en de vloek.
Bron: Opgetekend door ds. M. van Kooten, Elspeet, in Veluwse Kerkbode van 11 september 2020 onder de berichten van de Hervormde gemeente van Elspeet
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.

George Whitefield
Plaats reactie