Het Bijbels fundament zien we al in het Oude Testament bij het volk Israël: de jongetjes werden besneden (en de meisjes waren daarin begrepen). Daarmee waren zijn ingelijfd in het verbond en werden de weldaden van het verbond hen toegezegd. Toch zijn vele vanwege hun ongeloof niet alleen niet in Kanaän binnengegaan, maar ook in ongeloof gestorven. (Hebr. 4: 1-2) Let wel: verbondskinderen! Hun was het eeuwige leven door het bloed van het verbond toegezegd en in de belofte geschonken. Maar zij konden niet ingaan, vanwege hun ongeloof.Isala schreef:Verbondstaal begrijp ik, maar hoe geef je dat een Bijbels fundament?Luther schreef:Dit is verbondstaal! Zonder geloof, gewerkt door de Heilige Geest (Die ook wordt toegezegd) zal het er niet van komen.Isala schreef:Het lastige is dat het wel zo in het formulier staat. De kinderen liggen onwetend in Adam verloren, en ze worden onwetend in genade aangenomen.
In Gods Woord wordt ons niet geleerd dat we onwetend in genade worden aangenomen, en in het formulier wordt een dankgebed uitgesproken dat de Heere dat werkelijk gedaan hééft bij het kindje.
Niemand wordt in de Bijbel de Heilige Geest op voorhand toegezegd, buiten wedergeboorte en geloof om.
Zonder de werking van de Heilige Geest zal het er inderdaad niet van komen, dat ben ik van harte met je eens.
Echter veel kinderen die door de doop de Heilige Geest is toegezegd, zijn toch niet tot geloof gekomen.
Dus we weten van te voren niet, wie van de kindjes wel of niet gaat geloven.
Omdat alleen de gelovige en wedergeboren persoon de Heilige Geest ontvangt, is ook alleen voor hen het teken van de doop.
Het teken wat verwijst naar de dood en opstanding van Christus, persoonlijk toegepast!
Daarom staan de door Christus ingestelde Doop, en de Tafel des Heeren, in nauwe relatie met elkaar.
We belijden dat wel in de HC, dat beide tekenen voor de gelovige zijn, maar in de praktijk kan dat door de kinderdoop niet zo zijn.
In de doop wordt aangewezen dat wij met onze kinderen in zonde ontvangen en geboren zijn, en niet in het Koninkrijk van God kunnen binnengaan, dan alleen door wedergeboorte en bekering. Dat is een werk van de Drie-enige God, die in de doop betuigt (krachtig onderstrepen en verkondigen dat het echt waar is) en verzegelt: de afwassing van de zonden door Jezus Christus. (Zie Hand. 22:16).
e uitwerking volgt daarna: Welke toezeggingen worden bekrachtigd en verzegeld in het teken van het verbond?
Dat God de Vader een eeuwig verbond der genade met ons opricht, en ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt.
Dat God de Zoon ons wast in Zijn bloed van al onze zonden en ons in de gemeenschap van Zijn dood en opstanding inlijft.
Dat God de Heilige Geest in ons wonen wil en ons als leden van Christus wil heiligen, en ons wil schenken (!) wat we in Christus hebben (!).
Je ziet dat het doopsformulier enerzijds de rijkdom van het 'in zijn' in het verbond uitstalt (wat we in Christus - in de belofte - hebben), en anderzijds dat er wedergeboorte nodig is, het werk van de Heilige Geest om ons ook daadwerkelijk te laten delen in wat we objectief in het verbond hebben.
Als wij ons in ongeloof blijven verzetten - en dat is onze natuur - zullen wij verloren gaan als verbondskind, met toezeggingen van de Drie-enige God verzegeld op ons voorhoofd. Dat is de reden dat zij dan ook met dubbele slagen geslagen zullen worden. Want: gezondigd tegen het Evangelie en het verzegelde bloed van Christus onrein geacht.
In het dankgebed wordt gedankt voor het feit dat de kinderen objectief in het verbond zijn opgenomen en de toezeggingen Gods hebben ontvangen, en daarmee als kinderen van het verbond zijn aangenomen. Tegelijk wordt gebeden om het werk van de Heilige Geest. Dat laatste zou niet nodig zijn, als de doop ook al de subjectieve (of zo je wilt onderwerpelijke) genade zou instorten. Maar het formulier wil wel aangeven dat het van Gods zijde niet voor te stellen is, dat dit gedoopte kind verloren gaat. Dat plaatst de doop dan ook in een grote spanning met de verschrikkelijkheid van de zonde van ongeloof. Daarom is er ook een bijzonder wonder van de Heilige Geest nodig. (Zie DL 3/4, 12)
Jij redeneert achterstevoren: je kijkt naar de uitkomst, en zegt dan: als iemand verloren gaat, is hij/zij dus niet werkelijk gedoopt. Maar dan haal je de Bijbelse spanning eruit. Abr. Kuyper deed dat ook, alleen precies tegenovergesteld: Hij veronderstelde het geloof. Maar de Bijbel gaat ons voor in het laten bestaan van verkiezing en verbond, en tegelijk de ruime aanbieding van Gods genade en Zijn belofte, voor een ieder die gelooft. (En nee, even tegen @Erasmiaan: dat geloof is geen werk van een mens, maar een gave van God, gewerkt door Zijn Geest.) De Drie-enige God is veel bereidwilliger om Zijn verbondskinderen zalig te maken, dan dat zij bereid zijn om Naar Zijn verbond en woorden te leven.