DDD schreef:Omdat het totaal niet ter zake doet.
Als je mij één voorbeeld van een kerkelijk geschil over zaken die dit leven aangaan zou kunnen noemen, dan kunnen we al wat minder abstract praten. Want jij verwijt mij wel abstract spreken, maar mijns inziens spreek ik heel duidelijk en concreet en stel jij daar niets concreets tegenover, behalve dan bijbelteksten die over iets anders gaan.
Dat is vrij simpel. Als je beschuldigd wordt je woord niet te houden. Dat staat toch op hetzelfde niveau als een geschil over een contract? Of als het gaat om niet te volgen financiële transacties en je wordt dan beschuldigd van verduistering van kerkelijke gelden?
Ik citeer nu uit een artikel van mr. A. Kos, tevens predikant, die 1 Korinthe 6 behandelde op een symposium dat ik eens bezocht en na te lezen op digibron onder de titel "Liever ongelijk lijden":
Het is goed vanuit het voorgaande wat concluderende opmerkingen te maken en vragen te stellen.
a. Het is goed en nodig dat de kerk zelf een systeem van recht kent. In dat systeem dient allereerst onderling gesprek en verzoening centraal te staan. Daarin kan bemiddeling een goede rol spelen, eventueel begeleid door een mediator. Blijft verzoening achterwege, dan moet er een uitspraak gedaan worden, voor zover het gaat om een terrein dat conform de kerkorde de kerk toekomt.
b. Bij het benoemen van leden van een dergelijke commissie en het functioneren van bepaalde commissieleden in een zaak moet voorkomen worden dat er ‘klassenjustitie’ ontstaat.
c. Op grond van hetgeen Paulus hier schrijft, lijkt het mij niet de weg de beslissing van een kerkelijk orgaan ook nog eens aan de burgerlijke rechter voor te leggen. Zelfs al wordt die beslissing niet volledig getoetst. Het gaat dan bovendien nog om een kerkelijke aangelegenheid.
d. Verbiedt Paulus hier gemeenteleden sowieso te procederen voor de burgerlijke rechter over zaken die dit leven aangaan? En wat dan? Een soort arbitrage voor een kerkelijke commissie? Is de tegenwoordige wet- en regelgeving daar niet veel te complex voor? En hoe zit dat met christelijke rechters?
Deze vragen vind ik niet eenvoudig te beantwoorden. Zie ik het verkeerd als ik zeg dat een christen niet behoort te procederen over een erfeniskwestie? Maar hoe zit dat bij arbeidsverhoudingen? Of procedures over ouderlijk gezag? Of bezwaren rondom vergunningverlening voor de bouw van een kerk? Is er een uitzondering ingeval van extreem onrecht? Bijvoorbeeld Calvijn ziet wel ruimte om een goede zaak met hulp van de overheid te beschermen. Als we er maar wel op toezien dat we dat zonder wraakgierigheid, zondige gemoedsbewegingen, toorn, of een ander venijn doen.5 Of doen we dan tekort aan de scherpte van Paulus’ woorden?
Ik vind het lastig om op dit punt de lijnen vanuit dit gedeelte naar het concrete handelen van vandaag te trekken. Verdere doordenking is zeker nodig. Wel dienen we persoonlijk ter harte te nemen wat Paulus schrijft, in het bijzonder wat in vers 7 – 11 naar voren komt. Een paar vragen, die ten diepste de andere vragen overstijgen:
- Maken onze tegenwerpingen niet duidelijk dat we teveel wereldgelijkvormig zijn aangaande het staan op onze rechten? Ofwel dat we de weg van het kruis verachten, door onrecht te doen in plaats van onrecht te dragen?
- Leven we te weinig (of niet) vanuit het besef dat alle dingen in Zijn hand zijn en Hij regeert en zorgt? Ook als ons onrecht wordt aangedaan, of moeilijke (financiële) omstandigheden dreigen etc.?
Maar Paulus beriep zich ook op de keizer? Dat is juist. Maar daar ging het uiteindelijk om de waarheid van het Evangelie en zijn leven was in gevaar. Moeten we dan maar over ons heen laten lopen? Dat is maar hoe we het benaderen. Beter is te zeggen: de zaak van recht en onrecht in Gods hand geven. En niet te snel zeggen dat het ons gaat om de eer van de Heere, de gemeente, de waarheid van het Woord, ons (sterke of minder sterke) rechtvaardigheidsgevoel etc. Is dat niet regelmatig een vernislaag over onze werkelijke reden: ons gekrenkte ik, of ons gelijk? Het is waar: werkelijk die weg gaan kan alleen in afhankelijkheid van de Gekruisigde en vanuit Zijn genade en kracht. Maar is Hij het niet bij Wie die genade te verkrijgen is?
In dit alles moet steeds weer de vraag naar het hart boven komen. Zoals Ryle terecht ergens schrijft: ‘Ons geluk hangt niet af van onze omstandigheden, maar van de staat van ons hart.’ Dat is een vraag voor ons allen. Een ernstige vraag.
Wat komt er openbaar in ons leven? Dat we leven vanuit de wijsheid van deze wereld? Dan zullen we het koninkrijk van God niet beërven. Die erfenis is toch meer waard dan wel tien werelden bij elkaar? Wanneer de Heere door genade ons leven werd, wat is er dan dat meer is dan Hij? Dan leven we uit en voor iets, of beter: Iemand, Die veel groter is dan wijzelf en deze wereld (Ryle). Namelijk, de God van hemel en aarde, Die in Zijn Zoon Christus, ons zo uitnemend heeft liefgehad. Omwille van het Lam dat zich voor onrechtvaardigen overgaf. Wie leeft uit Hem is werkelijk gelukkig, zelfs in de weg van het kruis:
al scheurde ‘t kruis uw schouder,
al doofde ‘t laatste licht,
de Trooster en Behouder
staat voor uw aangezicht!
Naar mijn idee gelden de normerende opmerkingen hier voor het algemeen burgerlijk recht net zo goed voor het complete kerkrecht. Dat is een implicatie die ds. Kos niet trekt, want hij spreekt vrij voorzichtig over de reikwijdte van dit hoofdstuk. Maar ik trek die wel. Vooral met nadruk het door mij gecursiveerde.